Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

doch ik bleef verbaasd zitten tot aan het

avondoffer. Ezra 9 : 4b

Ezra had het niet gemakkelijk. Hij immers was een mens van gelijke bewegingen als wij. Ook zijn hart kent strijden verdriet. En bij al dat leed kwam nog de zware last van zijn volk. En weet ge wat nu een wonder was in het leven van Ezra?

Neen, hij vlucht niet als Jona. Ook klaagt hij niet als Mo zes. Neen, hij weent omdat die schuld van dat volk ook zijn schuld is. Ziet hem daar gaan door de straten der stad. Zijn hart is verbroken en zijn oog treurt en schreit naar God.

Ja nogal meer. Ezra weet waar hij met die zware last naar toe moet. Weet u het ook? Kent u die zalige plaate om uw bedroefde hart uit te wenen voor God? Dan bent u toch zo gelukkig, ook al drukt die last nog. Dan is het net alsof u er de zwaarte niet meer van gevoelt.

Ezra zet zich als een dorpelwachter aan de poort van het huis des Heeren. En daar wacht hij. Zijn oor luistert, maar meer nog zijn hart zegt: , , Ik zal horen wat de Heere tot mij spreken zal". Want immers: „Hij spreekt gewis tot elk, die voor Hem leeft".

Daar zit hij dan verbaasd, wachtende op het avondoffer. O, wat een kostelijke gestalte om zo de Heere te verwachten, om met de dichter van Psalm 119 te begeren: Mijn ogen zijn bezweken, rood geschreid, In 't uitzien naar Uw heil met heet verlangen, Het heil, aan mij rechtvaardig toegezeid; Ai, wis dan toch de tranen van mijn wangen. Doe bij Uw knecht, naar Uw goedgunstigheid; Leer mij Uw wet, dan zal ik troost ontvangen.

Dan kan het niet anders of de Heere moet horen. Neen, niet om Ezra, noch om zijn gebed. Maar enkel uit Zijneeuwigeliefde. Dat is God heilig verplicht aan Zijn Woord en aan Zijn verbond. Het is immers alles Gods werk. Want uit onszelf zuUen wij nimmer in de schuld buigen, en dat wachten aan de troon van Gods genade is ons ook vreemd van nature.

Wat krijgt deze tekst dan eenrijke inhoud. Het gaat schitteren van de eeuwige liefde Gods. Het is vrije gimst alleen die Hem bewoog. Dan kan ook de vrucht niet uitblijven. Leest u maar in het volgende hoofdstuk. Als Ezra zo weent, dan verzamelt er zich voor het huis des Heeren een grote gemeente van mannen en vrouwen en kinderen. En, o wonder, zij wenen ook. En straks komt daar Sechanja, een vertegenwoordiger van het volk. Ook hij belijdt schuld: , , Wij hebben overtreden tegen onze God", zo zegt hij. En dan blijft het niet bij schuld belijden. Ach, dat is zo gemakkelijk. Maar de Heere zegt: „Die zijn zonde belijdt en laat, die zal barmhartigheid geschieden". Er moet dus een breuk met de zonde komen. En denk niet dat dit eenvoudig was, hier bij dit volk. Hoe kunnen nu al die vreemde vrouwen weggezonden worden? Ja, naar de mens gesproken is dat onmogelijk. Maar toch, zal het verbond ooit weer gezuiverd worden, dan zal zulks moeten geschieden.

En het gebeurt ook. Anders zou deze schuldbelijdenis niet echt geweest zijn. Die vreemde vrouwen met de kinderen worden heengezonden. Ziet u, dat God voor Zijn eigen werk instaat? De verloren zoon in dat vreemde land komt eerst in de schuld. Daar weent hij in het verborgen, maar straks komt het openbaar ook, hij gaat naar zijn vader en hij verlaat dus de zonde. Dat is het kenmerk van het ware, de breuk met de zonde en de breuk met het verleden. Hoe anders is het toch in onze dagen. Er wordt zoveel gesproken over God en Zijn dienst. Men praat over de üeve wegen Gods, maar er is geen breuk met de zonde. Menheefteen band aan Gods volk en tevens een band aan wereldse vrienden. Maar volgens Gods Woord kan het niet uit God zijn.

Wat hebben we dan allen nodig om met een Ezra neer te zitten aan de deur van Gods huis. Daar verbaasd neer te zitten. Daar ligt zelfs meer blijdschap in dan in al de blijdschap van de wereld. De kerk des Heeren wil het voor al de schatten der aarde niet missen. Al zouden ze daar altoos moeten blijven zitten, ze zouden het doen uit liefde tot Hem. En denk dan niet dat het zo moeilijk valt, die breuk met het verleden. Het gaat als vanzelf. Omdat ze zo veel liefde in hun dierbare Koning vinden, willen ze voor die liefde alles missen wat Hem mishaagt. Zacheüs wil dan alles goedmaken, en Paulus zegt: „Heere wat wilt Gij dat ik doen zal? "

En zo komt de vraag tot ons allen: , , Mijn ziel, doorziet gij uw lot, hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God? ' Misschien hebt u er nooit over nagedacht. Dat is mogelijk. Onder Gods Woord grootgebracht en toch er

(vervolg pag. 2) MEDITATIE (vervolg)

ncK)it over bekommerd. Dat is erg, ja het is vreselijk. Het is spelen op de rand van een afgrond. Slapen in het opperste van de mast. Erg is het, maar het kan nog veranderd worden. Van Jona lezen we, dat de schipper hem wakker maakte. En dan pas ziet hij hoe vreselijk het is. Dat moet bij mij en u gebeuren. We moeten wakker gemaakt worden. Ach, wat is er dikwijls veel voor nodig: harde slagen, een zwaar ziekbed en dan toch nog maar doorslapen. God moet er Zelf aan te pas komen. Dan pas wordt er schuld geboren.

Mijn vriend rust dan niet in die gevaarlijke toestand, waarin u zich bevindt. Zoek de Heere terwijl Ui] nog te vinden is. Roep Hem aan terwijl Hij nog nabij is.

Anderen hebben er wel eens over nagedacht. Ze hebben diepe kudrukken in hun leven gekend, maar het kwam nimmer toteen waarachtige breuk met de zonde. Wel hebben ze tranen geschreid, maar het waren tranen, die langs de fles des Heeren geweend werden.

Ezra bleef zitten, verbaasd, tot het avondoffer. En dat laatste ontbrak in hun leven. Het werk van Christus was vreemd in hun hart. Het was wel nood, maar niet de ware nood. Ze konden het nog dragen.

Bij Gods kind is het omkomen. En zo blijft er dan geen andere weg meer over dan het avondoffer. Gelukkig dat de Heere voor Zijn volk zorgt. Dikwijls zijn ze bedroefd, vooral in deze tijd. Soms zijn ze verbaasd. Niet altoos kunnen ze hun hart er in mee krijgen. Maar toch, op de bodem van de ziel ligt de begeerte om laag voor die Koning te buigen. En hoe kleiner ze worden, hoe beter het is voor het hart.

Hier verbaasd zitten. Totdat straks het hemels heiligdom opengaat. Dan is het de tijd om in te gaan in de rust, de eeuwige rust.

Dan blijft alles achter. Dan worden de tranen van de ogen afgewist. Dan zuUen ze altoos bij de Heere zijn. Amen.

Zwijndrecht

Ds. E. Venema

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 maart 1969

De Banier | 8 Pagina's

meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 maart 1969

De Banier | 8 Pagina's