Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEREFORMEERDE REPUBLIKEINEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEREFORMEERDE REPUBLIKEINEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

De titel boven dit artikel wekt weUicht enige verbazing. De gereformeerde belijdenis voorstaan én republikein zijn, kan dat samengaan? In ons land vinden we toch juist in de kringen van de gereformeerde gezindte een oude, blijvende sympathie voor het koningschap. Wij zijn in den regel niet republikeins ingesteld. Iemand, die heel graag van Nederland een republiek wil maken, vindt geen instemming. De gedachte aan die staatsvorm raakt ons eenvoudig niet.

Toch waren de gereformeerden in vroeger tijd - in het buitenland is dat nog zo - sterke voorstanders van de republiek. In onze eigen vaderlandse geschiedenis vinden we een sprekend bewijs, dat het in ons land voorheen ook zo was. In de gouden eeuw droegen de lage landen immers de langademige naam: Republiek der zeven Verenigde Nederlanden. Zelfs in ons beginselprogram, het 19e artikel, klinkt iets dergelijks door: „Welke regeringsvorm overigens ook goed moge zijn "

Calvijn over de staatsvorm

Om de achtergrond van deze sympathie voor de republiek bij de oude gereformeerden te ontdekken, gaan we terug naar de tijd van de Reformatie. We gaan dan bij de grote hervormer Calvijn in de leer. In zijn „Institutie of onderwijzing in de christelijke leer" en in diverse kommentaren op bijbelboeken heeft Calvijn uitvoerig over de overheid geschreven. Hij heeft voor die overheid zoveel aandacht, omdat zij haar ambt en gezag van God ten diepste ontvangt. De burgerlijke regering behoort voor de schrijver van de Institutie, volgens de titel van het vierde boek, tot „De uiterlijke hulpmiddelen door welke God ons tot de gemeenschap met Christus nodigt en in haar houdt". In zijn beschouwingen betrekt de hervormer ook de staatsvorm. Dadelijk valt op dat hij de bekende staatsvormen alle drie als mogelijk en wettig erkent.

• De monarchie hoort daarbij. Het nadeel van het koningschap is echter dat het gemakkelijk ontaarden kan in tirannie.

• Een regering van een kollege van voornamen is eveneens mogelijk. Zo'n aristokratie heeft ook zijn schaduwzijden. Hier loert het gevaar van de bevoorrechte groep, die met uitsluiting van anderen alle macht en voordeel aan zichzelf trekt en houdt: de partijregering.

• Tenslotte is er de volksregering. Bij deze demokratie signaleert de hervormer als hét gevaar de kans op oproer.

Scherpe kritiek op de monarchie

Hoewel Calvijn deze drie staatsvormen alle voor mogelijk en geoorloofd houdt, heeft hij wel een voorkeur, een uitgesproken voorkeur zelfs. Een regering van voornamen, van notabelen, of een mengvorm van aristokratie en demokratie is in zijn ogen ver te verkiezen boven het koningschap. Alleenheerschappij is een verleidelijke zaak. En het hart van een koning is even zondig als dat van ieder mens. Het staat ópen voor heb- en heerszucht. „De fout of het gebrek der mensen maakt dus, dat het veiliger en beter te dragen is, dat meer dan één het roer in handen heeft, opdat ze elkander helpen, leren en vermanen, en opdat wanneer iemand zich meer verheft dan passend is, er meer bestraffers en meesters zijn tot het bedwingen van zijn willekeur" (Institutie IV 20, 8).

Deze uitspraak is nog heel gematigd, vergeleken bij wat we in de kommentaren vinden. Zo noemt hij in de verklaring van Psalm 82 : 1 de vorsten „door en door slechte tirannen". Hij hekelt het pUchtsverzuim en de vadsigheid van deze wereldgroten. Naar zijn mening wordt „de wereld bedorven en verwoest door de onrechtmatige tirannie der vorsten". In een preek over Deut. 16 : 18-19 klinkt het ronduit: „Daar waar de vorsten heersen, bevelen zij de rechters naar hun wil en wens, en de eerzucht heeft dan alles te zeggen. Een hoveling, die vertrouwen geniet, zal niet alleen ambten verkrijgen maar die naar het hem belieft doen uitdelen. De korruptie is nog veel erger en gemener want tegenwoordig zijn de ambten te koop, precies als andere koopwaar".

Verkrachting van het recht, baantjes voor grof geld, korruptie e.d. zijn de zaken, die de hervormer in één adem noemt met de monarchie. Zijn oordeel is wel uitgesproken ongunstig!

Tegen het absolute koningschap

Nu gaat het niet aan om met deze uitspraken van Johannes Calvijn de monarchie zoals wij die kennen, te verwerpen. We moeten ons bij het aanhalen van een schrijver steeds afvragen: Bedoelt hij hetzelfde met een woord als wij? Met klakkeloos overnemen van uitspraken van anderen zijn we er niet. Het gaat om het verband en de achtergronden van hun zeggen en bedoelen.

Zo ook bij Calvijn. Eén dmg is duidelijk uit het geheel van zijn boeken en uit de geschiedenis van zijn tijd. De reformator heeft beslist een andere vorm van de monarchie voor ogen gehad dan wij. Hij kende uitsluitend het absolute koningschap. Zo' absoluut vorst kende aan zijn volk geen enkele invloed toe. Hij bond zich ook niet aan een grondwet, die hem verplichtte de vrijheden en rechten van zijn volk te handhaven en te verdedigen. Zo'n koning was in de volle zin van het woord alleenheerser, absoluut vorst. Iedereen moest buigen voor de persoonlijke wil en wens van de monarch. Filips II, koning van Spanje en heer van de Nederlanden, is een voorbeeld van zo'n absoluut heerser. En in Spanje en in Holland gold het zonder beperking: Yo el Rey, Ik de Koning! LodewijkXIV, koning van Frankrijk en tegenstander van stadhouder Willem III is een andere vertegenwoordiger van dit absolute koningschap. Vier dagen na de dood van zijn vader sprak de hoogste ambtenaar tot het vijQarige koninkje: „Sire, de zetel van Uwe majesteit vertegenwoordigt voor ons de troon van de levende God. De standen van het koninkrijk eren en vereren u als een zichtbare godheid". Het karakter van de absolute monarchie spreekt ook heel duidelijk uit het schrijfvoorbeeld, dat deze Lodewijk kreeg voorgelegd van zijn onderwijzer: „De koningen komt hulde toe. Zij doen wat hun behaagt".

Behoorlijke vrijheid

Wat hun behaagt! Nu begrijpen we de afkeer van Calvijn van dit type koningen, die hij met de naam tiran aanduidt. Zij kennen het volk geen enkele invloed en vrijheid toe. De reformator echter acht die bestuursvorm het gelukkigst waar een behoorlijke en gematigde vrijheid is. De vorsten moeten zich met de grootste ijver toeleggen op het handhaven van die vrijheid. In het reeds aangehaalde gedeelte uit de Institutie stelt hij nalatigheid in dit opzicht gelijk met verraad en trouweloosheid. De overheid immers is er „u ten goede" zoals Rom. 13 zegt. In de prachtige verklaring van dit vers in de kommentaar op de brief aan de Romeinen lezen we o.m.: „Uit dit woord kunnen ook de overheidspersonen leren wat hun roeping is. Zij regeren namelijk niet ter wille van zichzelf, maar voor het algemeen welzijn. Zij zijn ook niet bekleed met onbeperkte macht, maar met een zodanige die verplichtingen met zich meebrengt ten aanzien v het welzijn der onderdanen.... "

Gereformeerde republikeinen

De gereformeerden hebben in het spoor van Calvijn tijden lang een sterke voorkeur voor de republiek gehouden. Op bijbelse gronden wezen zij het absolute koningschap af.

Die afwijzing werd nog bevorderd door de invloed van de schrijvers uit de oude Griekse en Romeinse wereld, die in de 16e en 17e eeuw veel werden gelezen. Uit het verhaal van deze klassieke schrijvers kwam men tot de konklusie dat de vrijheid in de oudheid het best werd gehandhaafd, zo lang men aan de republiek als staatsvorm vasthield. Het jaar waarin de inwoners van Rome hun laatste koning vaarwel zeiden en de republiek uitriepen, stond dan ook bekend als annus libertatis, het jaar van de vrijheid.

Boven de klassieken stelde ons voorgeslacht de HeiUge Schrift. Naast een beroep op teksten als uit Romeinen 13, die we reeds aanhaalden, stond bij hen ook een verwijzing naar het oude Israël, dat een tijd lang door een regering van oudsten werd geleid. iVIet een beroep op deze instelling werd de voorkeur voor een republiek, geleid door een kollege of vergadering, nog eens onderstreept.

Grondwettelijk koningschap

Ons beginselprogram spreekt in artikel 19 over het voorstaan van een konstitutioneel koningschap. Dat woord konstitutioneel of grondwettelijk zegt véél. Daarmee wordt elke gedachte aan de absolute monarchie afgewezen. Met Calvijn zijn we bevreesd voor de monarch, die gemakkelijk tiran wordt. Daarom staan we niet zo maar de monarchie voor, maar het grondwettelijk koningschap. De koning legt de eed af op de grondwet. Hij is gebonden aan de rechten, plichten en vrijheden van het volk daarin genoemd. Daarmee bevinden we ons in de calvinistische lijn. Waarom we nu aan dit konstitutionele koningschap de voorkeur geven boven een republiek met grondwet en president

is een vraag, die ons een volgende keer zal bezig houden.

G.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 1969

De Banier | 8 Pagina's

GEREFORMEERDE REPUBLIKEINEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 1969

De Banier | 8 Pagina's