Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGENDERWIJS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGENDERWIJS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ir. Van Rossum

Het nemen van maatregelen waardoor het verhandelen van fruit wordt gebonden aan vastgestelde maten.

Onderstaande vragen, gericht aan de heer Lardinois, Minister van Landbouw en Visserij, zijn opgenomen in de vraag-antwoord volgorde, d.w.z. direkt na een gestelde vraag volgt het antwoord van de Minister. Een verscherping van de sorteringseisen in de vorm van een algemene maatregel roept bij de Minister bepaalde bezwaren op.

Is het de Minister bekend, dat de beëindiging van het verhandelingsverbod van James Grieve beneden de maat van 70 mm per 31 augustus j.l, en andere soortgelijke maatregelen, welke getroffen waren om fruit in een te onrijp stadium van de markt te weren, tot gevolg gehad heeft, dat direkt na genoemde datum de aanvoer zeer sterk is toegenomen, waa door de prijs sterk is gedaald?

De James Grieve is onder de appelen één van de vroegrijpe rassen. De topaanvoer vindt plaats in de maand september en het is een normaal verschijnsel, dat tegen het einde van augustus de aanvoer sterk toeneemt. Het is daarom minder juist de recente aanvoertoename en prijsdaling van dit ras voornamelijk toe te schrijven aan de beëindiging van het verhandelingsverbod voor de sortering 70 mm en kleiner. Het verhandelingsverbod had allereerst tot doel de verkoop aan de konsument van onrijp fruit, met als gevolg marktbederf, te voorkomen. Daarbij zal, met name in het begin van de aanvoerperiode, van de beperking van het aanbod een voor de teler gunstige werking zijn uitgegaan op het prijsniveau.

Is het juist, dat deze sterk toegenomen aanvoer de gemiddelde kwaliteit van he terhandelde fruit aanzienlijk in negatie zin heeft beïnvloed? Uit het bovenstaande moge reeds blijken dat niet gesteld kan worden dat bij de sterk toegenomen aanvoer de kwaliteit van het verhandelde fruit gemiddeld is gedaald. Daarbij wil de ondergetekende erop wijzen dat de grootte-sortering niet steeds bepalend is voor de kwaliteit. Zij vormt slechts één van de aspekten van een kwaliteitsnorm.

Indien de vorige vraag in bevestigende beantwoord wordt, zijn er dan voor d Minister ook termen aanwezig om in ov leg met de daarvoor verantwoordelijk organen en/of instanties in EEG-verba te streven naar zodanige maatregelen, het verhandelen van verschillende soor fruit meer blijvend aan zodanige maten gebonden wordt, dat dit de kwaliteit va het aan de konsument afgeleverde produkt ten goede komt en dat het daar naast ook gunstig werkt op de prijsvorming voor de producenten van goe fmit? Zouden dergelijke maatregelen geen w kome aanvulling zijn op de reeds door d Minister in overleg met het bedrijfsleve getroffen maatregelen voor de fruittele en zouden zodanige maatregelen niet ge makkelijker uitvoerbaar zijn en minder overheidsgelden vragen dan de tot nu t getroffen maatregelen ?

Ten aanzien van de grootte-sortering moet worden gesteld dat in de kwaliteitsnormen de verhandeling van appelen en peren reeds is gebonden aan bepaalde minimummaten. Een verscherping van de sorteringseisen kan in bepaalde gevallen — zoals recentelijk ten aanzien van onvoldoende uitgegroeide James Grieve — nuttig werken, doch heeft als algemene maatregel bepaalde bezwaren. Zeer bepaald ook bij de afzet van kleinvruchtige, doch kwalitatief waardevolle rassen. De verkoop van kwalitatief minder goed fruit heeft over het algemeen een sterk negatieve invloed op de omvang van de konsumptie en op het prijsniveau. Verbetering van de kwaliteit van de aanvoer heeft de volle aandacht van de ondergetekende. Het is o.a. om deze reden dat hij in EEGverband heeft ingestemd met een verhandelingsverbod voor^ de verse konsumptiemarkt van kwaliteit III van appelen en peren. Dit soort maatregelen is evenwel niet steeds even gemakkelijk uitvoerbaar. Er moeten hoge eisen worden gesteld aan het kontrole-apparaat en het optreden van minder gewenste neveneffekten moet worden voorkomen.

GUNNING VAN WERKEN

1. Is het de Ministers bekend, dat in toenemende mate werken aan maatschappijen en bureaus worden gegund van welke bekend is, dat deze reeds jaren op het gebied waarop zij nu werken aannemen, als adviseur zijn opgetreden? 2. Is het hun ook bekend, dat hieronder zelfs werken voorkomen, waarbij het betrokken adviserend lichaam de gehele voorbereiding verzorgde, de aanbesteding leidde en waarbij dan achteraf het werk ook aan haar werd opgedragen, hetgeen o.a. geschiedde bij gunningen in de volgende plaatsen: Bennebroek (N.-H.), Dalfsen (Ov.), Blahuizen (Fr.), Groenlo (Gld.),

Harmeien (Utr.), Havelte «(Dr.), St. Maartensdijk (Z.) en Medemblik (N.-H.) en de ruilverkaveling Gaasterland? 3. Achten de bewindslieden een ontwikkeling, waarbij degenen, die in het e maatschappelijk verkeer als adviseur bekend staan, tevens werken gaan aannemen, gewenst? 4. Achten de bewindslieden een prijsvergelijking op of na de aanbesteding tussen een aanneemsom van de onafhankelijke adviseur, die uit hoofde van zijn intensieve bemoeiingen met de voorbereiding van het werk over veel informatie beschikt, enerzijds en die van de aannemers, die meestal in enkele weken genoodzaakt zijn een volledige kostenkalkulatie te maken anderzijds, om dan op grond van deze n prijsvergelijking tot gunning te besluiten toelaatbaar, of zijn ook zij van ­ mening, dat een zodanige mededinging van een adviseur op gespannen voet staat met gezonde konkurrentiever- at houdingen, zodat hier min of meer n sprake is van onordelijk ekonomisch verkeer? 5. Aan wie wordt na de gunning van het werk aan een zodanige adviseur - die toch moeilijk toezicht op zichzelf kan houden - , de''direktievoering op het werk opgedragen? Kan dit voor het betrokken overheidslichaam niet zo­ l­ danige kosten met zich brengen, dat bij niet al te grote prijsverschillen het financiële voordeel als het ware illusoir wordt? 6. Is het juist, dat ook bij rijkswerken meerdere malen door adviseurs of hun komparanten of dochterondernemingen wordt ingeschreven, en worden, indien deze als laagste inschrijver uit de bus komen, deze werken dan ook zonder voorbehoud gegund? (o.a. bestekken Gr 796 en ZW 3964) 7. Zijn de bewindslieden bereid en in staat voor werken, waarvoor zij direkt of indirekt (bijv. via subsidies, koncessies of vergunningen) verantwoordelijkheid dragen eraan mede te werken, dat er duidelijke scheidslijnen tussen direktievoering over werken enerzijds en uitvoering van werken anderzijds gehandhaafd blijven en zijn zij bereid hiertoe regels te stellen en deze ook ter kennis te brengen van de lagere publiekrechtelijke lichamen?

TOELICHTING

Zonder ook maar enigszins te willen suggereren, dat het in de vragen bedoelde verschijnsel bij anderen niet voorkomt, zijn bij wijze van voorbeeld onderstaand een aantal werken vermeld, die volgens publikatie in Cobouw (C) of Bouwbelangen (B) zijn gegund aan de Kon. Nederlandse Heide Mij of aan haar dochteronderneming de N.V. Lareco, terwijl toch algemeen bekend is, dat de Kon. Nederlandse Heide Mij reeds vele jaren op dit gebied zich een uitstekende reputatie als adviseur heeft opgebouwd.

ANTWOORD van de heer Beemink, Minister van Binnenlandse Zaken, mede namens de Ministers van Cultuur, Rekreatie en Maatschappelijk Werk, van Defensie, van Landbouw en Visserij, van Ekonomische Zaken en van Verkeer en Waterstaat.

1. Het is de ondergetekenden bekend dat het voorkomt dat werken worden gegund aan maatschappijen en bureaus welke reeds jaren als adviseur zijn opgetreden op het gebied waarop zij nu werken aannemen. Het is hun niet bekend of hier sprake is van een toeneming van het aantal gevallen, daar gegevens hieromtrent over het verleden niet voorhanden zijn.

2. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. Ten aanzien van de bedoelde werken wordt opgemerkt dat voor Elahuizen, de ruilverkaveüng Gaasterland en Sint Maartensdijk de opdracht na aanbesteding niet werd verstrekt aan het lichaam dat de voorbereiding heeft verzorgd. 3. De ondergetekenden achten het met het oog op de zuiverheid van de konkurrentieverhoudingen niet gewenst indien degenen, die over een bepaald werk advies hebben uitgebracht c.q. dat werk hebben voorbereid, naast anderen in de gelegenheid worden gesteld een prijsaanbieding te doen. Er kunnen zich evenwel omstandigheden voordoen op grond waarvan het aanbeveling kan verdienen de adviseur, die bij de voorbereiding van het werk is betrokken, als enige uit te nodigen het werk uit te voeren. 4. De ondergetekenden onderschrijven de mening, dat de mededinging van een adviseur, die bij de voorbereiding van het werk is betrokken, een verstorend effekt kan hebben op gezonde konkurrentieverhoudingen. 5. De direktievoering kan hetzij in eigen beheer, hetzij door derden geschieden. Aan een zodanige direktievoering zijn uiteraard kosten verbonden. Deze kosten dienen echter bij de gunning buiten beschouwing te blijven. 6. Bij een openbare aanbesteding van rijkswerken kan uiteraard een ieder die dat waist inschrijven dus ook adviseurs, hun komparanten of dochterondernemingen. Komt één van de

laatstgenoemden als laagste inschrijver uit de bus, dan wordt beoordeeld of die in alle opzichten geschikt is om het werk uit te voeren en, zo dit het geval is, wordt hem het werk gegund. Naar de mening van de ondergetekenden ontmoet deze gang van zaken geen enkel bezwaar wanneer bedoelde adviseurs, komparanten of dochterondernemingen niet betrokken geweest zijn bij de voorbereiding van het werk. Eén en ander heeft zich voorgedaan bij de bij wijze van voorbeeld genoemde rijksbestekken. Deze bestekken werden geheel door de betrokken rijkswaterstaatdiensten voorbereid en de laagste inschrijver beschikte niet over meer informatie dan de andere gegadigden. 7. De ondergetekenden zijn bereid erop toe te zien, dat voor werken, waarvoor zij direkt of indirekt verantwoordelijkheid dragen, de scheidslijn tussen direktievoering enerzijds en uitvoering van werken anderzijds zoveel mogelijk gehandhaafd blijft. Het stellen van regels ter zake stuit, gelet op de zeer uiteenlopende gevallen die zich kunnen voordoen, op bezwaren. De eerst ondergetekende is bereid het standpunt, zoals neergelegd in de antwoorden 1-7, ter kennis te brengen van de lagere publiekrechtelijke lichamen.

In een volgend artikel komen we nog terug op het effekt dat deze vragen hebben gehad. Ze hadden namelijk een staartje, dat heftig roerde in de struktuur van de Koninklijke Nederlandse Heidemaatschappij.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1970

De Banier | 10 Pagina's

VRAGENDERWIJS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1970

De Banier | 10 Pagina's