Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wijziging van de Omzetbelasting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijziging van de Omzetbelasting

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede ir. Van Dis

Met het oog op de ongunstige economische omstandigheden, onder meer tot uiting komend in de precaire positie Van de betalingsbalans en de steeds voortsluipende inflatie, achten ook wij het nemen van maatregelen noodzakelijk. Reeds ten tijde van de algemene politieke en financiële beschouwingen waren wij van die noodzaak overtuigd, maar door de mededelirigen in de nota van de regering zijn wij in die overtuiging nog te meer versterkt. Uit de nota blijkt voorts onder meer, dat de SER met de regering van oordeel is, dat de huidige moeilijkheden van twee kanten moeten worden benaderd, namelijk via de bestedingen en via de kant van de produktiekosten, waarvan de loonkosten een zeer belangrijk deel uitmaken.

Wat de bestedingen betreft gaat de regering in haar nota op een tweetal maatregelen in, hoewel slechts één ervan, namelijk de tijdelijke verhoging van een aantal belastingen met 3 pet. een zuiver conjunctureel karakter draagt, terwijl de andere maatregel, namelijk de verhoging van de omzetbelasting, onderdeel uitmaakt van het structurele dekkingsplan. Beide maatregelen maken deel uit van de wetsontwerpen, die thans in behandeling zijn.

Bezwaren om het 12 pct.-tarief van de b.t.w. tot 14 pet. te verhogen

Wat het wetsontwerp wijziging van de omzetbelasting betreft, stellen wij het zeer op prijs, dat de regering het 4 pct.-tarief, waaronder de eerste levensbehoeften vallen, ongewijzigd heeft gelaten. Ook waarderen wij het, dat zij een aantal artikelen alsmede een aantal prestaties, die ten behoeve van landbouwers worden verricht, van het hoge naar het 4 pct.-tarief wil overbrengen. Tegen het voorstel om het 12 pct.-tarief van de b.t.w. tot 14 pet. te verhogen bestaan bij ons echter wel bezwaren, daar wij vrezen, dat deze verhoging tot prijsstijgingen zal leiden, welke op hun beurt weer aanleiding zullen kunnen geven tot loonsverhogingen. In de memorie van antwoord heeft de regering getracht dit bezwaar weg te nemen door op te merken, dat het volgen door de lonen van verhogingen van verbruiksbelastingen principieel onjuist is. Dit moge in theorie juist zijn, maar in de praktijk is wel anders gebleken. Ook uit de redevoeringen van de heren Scholten en Kieft bleek wel, dat onze vrees niet ongegrond is. Twee jaar heeft nu de b.t.w. gewerkt en in die jaren hebben wij wel degelijk met prijsstijgingen ten gevolge van deze belasting te maken gehad. Van menige ondernemer heeft men zelfs kunnen vernemen, dat de b.t.w. de laatste druppel was, die de emmer deed overlopen en oorzaak was, dat zij tot sluiting van hun bedrijf moesten overgaan. Het is dan ook te begrijpen, dat vanuit het bedrijfsleven weder tal van adressen met bezwaren bij de Karrier zijn ingekomen.

Verhoging van de b.t.iv. en het aandringen op loonsverhoging

De regering stemt verderop in de memorie van antwoord zelf toe, dat een afwenteling van de prijsverhoging op de werkgevers tot de mogelijkheden behoort. Zij voegt er echter direct aan toe, dat het hier om een slechts klein gedeelte van de verwachte prijsstijging gaat en dat derhalve de rol daarvan in het inflatoire proces slechts gering zal zijn. Wanneer wij echter bedenken, dat van de verhoging van het 12 pct.naar het 14 pct.-tarief een belastingopbrengst van 900 miljoen wordt verwacht, dan komt het ons toch voor, dat het niet zo denkbeeldig is, wanneer wordt gevreesd, dat de voorgestelde verhoging van de b.t.w. in sterkere mate tot het aandringen op loonsverhoging zal bijdragen dan door de regering wordt toegegeven. Volgens de nota van de regering kwam de SER inzake de lonen tot de conclusie, dat het reëel beschikbare looninkomen behoort achter te blijven bij de te verwachten stijging van de arbeidsproduktiviteit. Op grond hiervan beschouwt de regering matiging der loonkosten als een essentieel onderdeel van de bijsturingsmaatregelen. Aangezien het resultaat van de besprekingen in de Stichting van de Arbeid inzake het al of niet instellen van een loonpauze nog niet bekend is, achten wij het beter om in dit stadium op deze kwestie niet nader in te gaan.

Verlaging van de staatsuitgaven

Wat voorts de b.t.w. betreft, blijkt uit de nota der regering, dat twee groepen uit de SER zich met de verhoging tot 14 pet. niet konden verenigen. Een van deze groepen wilde het tarief op 12 pet. handhaven, de andere wilde een verhoging tot slechts 13 pet., terwijl de eerstgenoemde groep ook geen behoefte had aan een overbrenging van een aantal artikelen naar het verlaagde tarief. Volgens de bewindslieden werden echter door voornoemde groepen hiertegenover geen alternatieve dekkingsmogelijkheden van blijvende aard gesteld. Met de argumenten die door de regering te dezer zake in de nota worden aangevoerd, kunnen wij instemmen, behalve op één punt, betrekking hebbend op de verlaging van de uitgaven. Onzerzijds werd hierop steeds aangedrongen en het doet ons genoegen, dat ook van de zijde van de SER bij de regering erop wordt aangedrongen de staatsuitgaven niet met 140 miljoen, maar met 300 miljoen te verlagen. Wij achten dit inderdaad een goed advies, al zijn wij van mening, dat het bedrag der bezuiniging dat door de SER noodzakelijk wordt geacht, veel groter zou moeten en ook zou kunnen zijn, wanneer de regering en de meerderheid der Kamer daartoe slechts wilden overgaan.

Vele miljoenen verslindende subsidies

Wanneer wij alleen maar acht geven op de zeer vele miljoenen verslindende subsidies, die door het departement van CRM worden verstrekt aan instellingen van publiek vermaak, aan sport, televisie, zelfs aan instellingen, die voor de geestelijke volksgezondheid een uitermate groot gevaar vormen, doordat zij de zedenverwildering in zulke sterke mate bevorderen, dan moet een bezuiniging van 300 miljoen toch wel aan de zeer lage kant worden genoemd. Onder de alternatieven van de voor- noemde groepen uit de SER behoorde voorts het verhogen van het percentage van de zogenaamde wiebeltax van 3 naar 4. Zoals reeds door mij werd opgemerkt, zijn wij het met het afwijzen hiervan door de regering geheel eens. De verhoging van het door de regering voorgestelde percentage zou de belastingdruk op het bedrijfsleven en alle overige belastingbetalers in niet geringe mate verzwaren. Reeds de verhoging met 3 pet. van de inkomsten-en loonbelasting, de vennootschapsbelasting, de bijzondere verbruiksbelasting op personenauto's en accijns op benzine, zoals wordt voorgesteld op grond van het tweede wetsontwerp, dat thans bij de Kamer in behandeling is, betekent een belangrijke verzwaring van de belastingdruk.

Tijdelijk wordt blijvend

Tegen dit wetsontwerp kunnen ernstige bezwaren worden ingebracht, niet alleen vanwege het afwijken van de gangbare procedure, doordat een op grond van deze wet genomen maatregel niet vooraf, maar achteraf aan de goedkeuring der Kamer zal worden onderworpen, maar ook vanwege het bezwaar, dat, zoals de ervaring genoegzaam heeft geleerd, tijdelijke maatregelen gewoonlijk een blijvend karakter plegen te krijgen, zoals de ondernemers in het vervoerwezen en andere houders van motorrijtuigen meermalen pijnlijk hebben ondervonden. Verder bestaat het gevaar dat, wanneer de regering weer tot verlaging zou willen overgaan en daartoe een wetsvoorstel zou indienen, dit op grote weerstanden van de zijde der Kamer zou stuiten. De ervaringen, die in dezen met het wetsontwerp inzake de belastingcorrectie zijn opgedaan, hebben genoegzaam geleerd, dat het teruggeven van belastinggelden een uiterrnate moeilijk haalbare zaak is. Niet alleen van, de fractie van de PvdA en de haar steunende nauw verwante fracties werd sterke tegenstand ondervonden, maar ook van één der regeringspartijen. Bij monde van de heer Biesheuvel werden schoten voor de boeg van het regeringsschip gelost, zodat groot gevaar dreigde, dat het desbetreffende wetsontwerp de eindstreep niet zou halen. Dit zou zich ook kunnen voordoen met betrekking tot het onderhavige wetsontwerp, wanneer de regering na een jaar tot het laten vervallen van de verhoging mocht willen overgaan. Bovendien speelt hierbij ook nog de samenstelling van het kabinet, dat na de kamerverkiezingen aan het bewind komt, een rol.

Wetsontwerp roept overwegende bezwaren op

Kortom, het onderhavige wetsontwerp roept verschillende bezwaren op. Er kunnen schoten voor en zelfs door de boeg door ontstaan. Het kan gehanteerd worden om voornoemde belastingen zelfs met 5 pet. te verhogen. Vooral de bedrijven en de particulieren zullen zwaarder worden belast.

Een dezer dagen stond in de pers een artikel van de econoom drs. Van Stuyvenberg, wethouder van financiën te Eindhoven, waarin werd verklaard, dat de belastingen helemaal niet omhoog behoeven te gaan, omdat honderden miljoenen, die jaarlijks worden geïnd, een volmaakt overbodige bestemming krijgen. Tevens werd-opgemerkt dat, om deze verspilling tegen te gaan, het gehele subsidie-en tarievenstelsel onderhanden zou moeten worden genomen. Ik zal niet verder op dit uitvoerige en belangrijke artikel ingaan. Wij zouden het echter-^op prijs stellen, indien van de zijde van de regering hierover enige mededelingen zouden . worden gedaan.

Wij zijn ervoor, de verlenging van de tijdelijke verlaging van de accijns op suiker te bestendigen, zodat wij aan het wetsontwerp ter zake onze stem zullen geven.

Repliekrede ir. Van Dis

In de rede van de minister werden door hem ook enige woorden gewijd aan de zo belangrijke kwestie van de verlaging der hoog geklommen staatsuitgaven. Het zijn uitgaven die ieder jaar met een enorm aantal miljoenen stijgen, doch waarop volgens de minister voor 1971 niét meer dan 140 miljoen kunnen worden bezuinigd, niettegenstaande door de SER op een bezuiniging van 300 miljoen wordt aangedrongen. Nu heeft het mij getroffen dat de minister inzake deze kwestie de namen heeft genoemd van verscheidene kamerleden, die hetzij in min of meer positieve dan wel meer in negatieve zin over de bezuiniging hebben gesproken, waarbij de heer Bakker niet werd verzwegen.

Miljoenen voor heilige huisjes en niets voor achtergebleven groepen

Hetgeen door mij over de bezuiniging naar voren werd gebracht ging de minister echter totaal voorbij. Nu komt dit mij niet zo vreemd voor. Integendeel, ik kan er wel inkomen dat het voor de minister niet zo aangenaam is telkens herinnerd te worden aan de door mij genoemde bezuinigingsobjecten, waartoe behoren de subsidies aan dans-en toneelkunst, subsidies ten behoeve van de sportvergoding alsmede van de televisie met haar meermalen godslasterlijkeen zedenverwoestende uitzendingen. Al deze objecten toch behoren tot de heilige huisjes van de minister en een groot deel van de Kamer. En daaraan mag niet worden getornd. Integendeel, de subsidies voor deze objecten worden elk jaar maar weer met tientallen miljoenen verhoogd. Terwijl voor andere doeleinden bij voorbeeld voor het uitbetalen van de achterstallige salarissen der KNIL-militairen en andere functionarissen die de laatste oorlog in Japanse kampen hebben doorgebracht, de regering weigert dit onrecht te herstellen en de vergeten groepen uit de bevolking zo vaak te horen krijgen dat er geen geld is om voor hen de lasten te verlichten, worden er vele miljoenen op tafel gebracht wanneer het de zoeven genoemde heilige huisjes betreft.

Ook de staatssecretaris zweeg in alle talen

Ook de staatssecretaris zweeg in alle talen over hetgeen door mij werd opgemerkt naar aanleiding van een artikel van drs. Van Stuyvenberg, wethouder van financiën te Eindhoven, voorkomend in „De Telegraaf" van 25 november 11., waarvan de bewindslieden ongetwijfeld wel kennis zullen hebben genomen. Wat in dit artikel werd vermeld, onder meer dat als de overheid een efficiënt uitgavenbeleid gaat voeren er automatisch geld voor nieuwe activiteiten vrijkomt en de belastingtarieven niet telkens omhoog behoeven te gaan en voorts dat honderden miljoenen jaarlijks worden geïnd die een volmaakt overbodige bestemming krijgen, is toch voorwaar geen kleinigheid. Onverantwoord zou het van een kamerlid zijn, op dergelijke uitspraken niet de aandacht der regering te vestigen, zulks te meer omdat zij afkomstig zijn van iemand die op financieeleconomisch gebied als deskundig moet worden aangemerkt. Wanneer dit dan wordt gedaan en naar de mening van de regering wordt gevraagd, mag toch worden verwacht dat dit door de bewindslieden niet stilzwijgend wordt afgedaan.

Minister Witteveen ging in tweede termijn nader op de opmerking van ir. Van Dis in

De geachte afgevaardigde de heer Van Dis heeft nog eens gewezen op de betekenis van een verdere verlaging van de overheidsuitgaven. Ik heb inderdaad verzuimd zijn standpunt daarover te vermelden en te bespreken. Dat is gebeurd als gevolg van het betrekkelijk haastig voorbe-' reiden van mijn antwoord. Ik begrijp heel goed als de geachte afgevaardigde zegt: Een verdere besparing zal wenselijk zijn. Op zich zelf zou dat conjunctureel effect sorteren. Ik heb gesteld, dat een verdere besparing op de overheidsuitgaven in dit jaar, waar de begroting in het algemeen al zeer krap is opgezet, niet mogelijk is, zonder het beleid op bepaalde punten aan te tasten. Ik begrijp, dat de geachte afgevaardigde op een bepaald terrein — met name dat van CRM — graag een ander beleid zag gevoerd. Er bestaat nu meningsverschil tussen de geachte afgevaardigde en het kabinet. Het kabinet meent, dat in het belang van de culturele en maatschappelijke ontwikkeling bepaalde subsidiëringen noodzakelijk zijn. Daarvan moeten wij uitgaan. Dan is het niet zo eenvoudig juist op het terrein van het .subsidiebeleid, om op korte termijn temporiseringen aan te brengen. Ik geloof, dat wij bij een discussie over de conjuncturele temporisering niet de gehele prioriteitenstelling, structureel in de begroting moeten betrekken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1971

De Banier | 12 Pagina's

Wijziging van de Omzetbelasting

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1971

De Banier | 12 Pagina's