Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verlaging kiesgerechtigde leeftijd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verlaging kiesgerechtigde leeftijd

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voorstel van de heren Van Thijn, Van den Bergh (P.v.d.A) mei. Goudsmit (D'e6) en de heren Wiebenga (P.S.P.) en Aar.' den (P.P.R.) tot het in overweging nemen van een voorstel tot verandering in de art. 90, 137 en 152 van de Grondwet.

Rede van ds. Abma

De slogan „de bezem door, de leeftijdsgrenzen" neuriet door de stukken, die betrekking hebben op dit wetsontwerp en de schriftelijke discussie, die hieromtrent is gevoerd. Ik vermoed dat deze leus bij het volk zal aanslaan, omdat wij een internationale reputatie genieten op het gebied van het kraakheldere ofschoon die roep misschien tegenwoordig ook wel wat tanende is.

Ik begrijp dat ik die slogan niet te consciëntieus moet exegetiseren, want dan zou men tot de conclusie kunnen komen, dat de leeftijdsgrens als zodanig iets onzindelijks is en dat is bepaald ook niet de opvatting van de initiatiefnemers die toch wel degelijk zelf een cesuur voorstellen. Wij kunnen dus wel spreken van een communis opinio, dat er een bepaalde grens dient te zijn. Alleen de hoogte of de laagte is de arbitraire zaak, hetgeen ook wel duidelijk uit de stukken blijkt.

Een bezem is een radicaal apparaat en misschien verwacht men als effect wanneer dit wetsontwerp wet wordt, een radicale wijziging of misschien zit er een verscholen verwachting achter het initiatief, dat de 18-tot 21-jarigen als de bekende nieuwe bezerhs een grondige reiniging in de staatkundige stal ten onzent zullen bewerkstelligen.

De groter geïnformeerdheid van de huidige 18-jarigen

Wij hebben toch wel bezwaar tegen de kardinale argumentatie. Het beslissende punt is, begrijp ik, de grotere geinformeerdheid van de huidige 18-jarigen en de hele leeftijdsgroep die hier wordt bestreken. Hiermee wordt het accent gelegd op het intellectuele. Ik vraag mij af, of deze geinformeerdheid inderdaad zoveel groter is dan 30, 40 of 50 jaar geleden.

De heer Van deti Doel (P.v.d.A): U doelt erop, dat de jongeren niet meer naar catechisatie gaan?

De heer Abma (S.G.P.): Zover heb ik nog niet doorgedacht, maar wanneer sommigen een predikant zien of horen spreken, denken zij onmiddellijk aan catechisatie, preek enz....

Ik meen, dat er nog wel meer jeugdwerk is geweest, niet alleen in kerkelijke kring, dan alleen de catechisatie, waarop de heer Van den Doel doelt. Het is overigens heel best mogelijk, dat hij ook wel een zekere vorming via deze weg heeft ondergaan, waarvan hij nu profiteeit.

Een beslissend punt is dus de grotere geïnformeerdheid. Ik meen een vraagteken hierbij te moeten zetten, omdat toch ook voorheen jongeren — doordat het vormingswerk toen inhoudelijk stellig nog wel zoveel te betekenen had als nu — over een behoorlijke mate van kennis beschikten om deze staatsburgerlijke plicht te kunnen uitoefenen. Misschien waren zij iets minder geoefend in het slaken van bepaalde kreten.

Ik meen, dat wij, behalve op een zekere intellectuele vaardigheid, ook moeten letten op de psychologische aspecten die in de gedachtenwisseling niet uit de verf komen. Mijn ervaring is, dat bij 18-jarigen lang niet altijd van een stabiele keuze kan worden gesproken. Als iemand enkele jaren ouder is, kan men eerder een bestendige koers verwachten. Waarom moet de kiesgerechtigde leeftijd nu ineens met drie jaar omlaag? Is niet overwogen, de leeftijd voorshands op 20 jaar te bepalen?

De niet-dringende cijfers uit Amerika

Wij hebben ook niet de gedachte, dat men over de hele linie, wat deze leeftijdsgroep betreft, staat te dringen om het actieve kiesrecht te verwerven. De cijfers ujt Amerika, door de indieners zelf overgelegd, hebben deze indruk bevestigd. Daarom vragen wij ons af, of inderdaad de geinformeerdheid, waarover wordt gesproken, wel zo bijzonder groot is. Ik heb ook gevraagd, of de beduchtheid die aan de dag is gelegd bij de behandeling van het wetsontwerp inzake universitaire bestuurshervorming, dat nauwelijks een 35 pet. te vinden zou zijn om het kiesrecht uit te oefenen, ook in dezen niet enige indicatie van de belangstelling geeft, omdat de studenten waarover het bij dit wetsontwerp ging uiteraard veel meer geïnteresseerd en — mogen wij aannemen — veel meer geïnformeerd waren. Ik meen dat wij, naar analogie hiervan mogen constateren, dat de animo bij deze groep voor deelname aan de verkiezingen niet zo groot zal zijn.

Een kleine discussie over de opkomst

De indieners hebben gezegd: Dit is een geheel andere zaak. De representativiteit is niet in het geding, wanneer het de verkiezing van de Staten-Generaal, van provinciale staten of gemeenteraden betreft. Ik wil dit niet betwisten, maar het ging mij alleen maar erom, aan deze ervaringen een argument te ontlenen, dat wij toch heus niet moeten veronderstellen, dat de hele groep nu zwaar staat te dringen om dit stemrecht te verwerven.

De heer Wiegel (V.V.D.): Dat behoeft toch geen argument tegen dit voorstel te zijn, want er is natuurlijk ook altijd een groot aantal mensen, dat misschien wèl staat te dringen.

De heer Abma (S.G.P.): Het kan zijn dat, wanneer er collectief een wat grotere animo was, men gegronde verwachtingen mag hebben dat dit in de toekomst ook zal worden bestendigd. Wanneer er al direct een 65 pet verstek laat gaan, kan dat ook een gewoontevorming geven voor de toekomst.

De heer Wiegel (V.V.D.): Mijnlieer de voorzitter! Gelooft de heer Abma echt dat, als wij nu het kiesrecht aan ISjarigen zouden geven en 65 pet van de 18-jarigen zouden niet komen, ziJ als zij 21 zijn minder zouden komen dan wanneer zij pas voor het eerst mogen stemmen als zij 21 zijn? "• kan mij dat niet voorstellen.

De heer Abma (S.G.P.): Ik acht dat lang niet uitgesloten omdat, wanneer zij op 21jarige leeftijd hun oproeP krijgen, zij er voor het eerst Bi^f worden geconfronteerd. Nu zeggen ziJ misschien, als zij inmiddels 21 J^at zijn geworden; Die oproepkaart h^''' ben wij al een paar keer eerder ge' zien.

Nog enkele argumenten

Men 'heeft mij in de schriftelP voorbereiding de vraag gesteld, of ik het uitsluiten van jonge kiezers van jiet stemrecht een voortreffelijke staatkundige vorming zou achten. Ik meen, dat nmen het op die manier omdraait en dat men het zo niet mag stellen. Misschien gaat het in de gedachtengang van de indieners wel om potentiële jonge kiezers, maar tot dusverre kan men hen nog geen jonge liiezers noemen, hoogstens aspijant-kiezers. Aan de andere kant geloof ik, dat het in het leven ook wel eens zijn nut heeft, dat iemands verlangen niet terstond wordt bevredigd, ook al is hij capabel en genegen om een bepaald recht uit te oefenen. Onze vrees is namelijk, dat er een grote groep is, die zo hard mogelijk naar de stembus loopt en, wanneer het enthousiasme waarmee men misschien verwacht door zijn stem de koers te wijzigen, niet direct wordt voldaan, op den duur de brui geeft aan het vervullen van het kiesrecht. Voorts is onze opvatting, dat voor regeren en besturen wel ervaring is vereist. Vroeger wat dit werk dan ook wel exclusief opgedragen aan oudsten en ouderen, maar of het nu nodig is dat wij naar het hele andere uiterste moeten overslaan en een zekere psychische rijpheid helemaal niet van belang moeten achten, is voor ons een ernstige vraag, omdat, al gaat het niet direct om het regeren, liet toch wel het controleren van de regering als volksvertegenwoordiging betreft.

Ook het argument, dat iemand op die leeftijd zijn dienstplicht moet vervullen, is voor ons nog niet doorslaggevend. Ten eerste is men meestal 19 jaar of ouder, voordat men werkelijk in dienst treedt. Bovendien kunnen de ervaringen, die men tijdens die dienstperiode opdoet, als voorbereiding van groot belang zijn om daarvan te zijner tijd, als men het stemrecht mag uitoefenen, te profiteren. Evenals vorige sprekers hebben wij geen behoefte aan een verkiezing onmiddellijk na de aanstaande verkiezing om op die manier ook de jongeren de gelegenheid te geven aan de stemming deel te nemen. De indieners hebben zelf enkele bezwaren opgesomd. Die bezwaren wegen voor ons zwaarder dan wat de indieners de winst ervan achten. Bovendien mogen deze jongeren ook wel enige tijd hebben, wanneer dit recht eventueel wordt toegekend, om zich daarop in te stellen.

Beantwoording door de heer Van Thijn als woordvoerder namens de vijf indieners

Nu mij, overigens op eigen verzoeK, weinig tijd is gelaten voor openluchtrecreatie, voor zover hier mogel'jk, zou ik — in de hoop, dat ik snel "iijn aantekeningen zal kunnen rangschikken — onmiddellijk willen in-Saan op de opmerkingen, die naar aanleiding van het onderhavige wetsvoorstel zijn gemaakt. Ik wil mijn antwoord beginnen met een woord ^an dank aan al degenen, die, voor jat betreft Ce inhoudelijke kant van '^^ zaak, positief hebben gereageerd op dit voorstel, zoals 't door de leden n|«r achter de tafel gezeten, is ingelend. Een uitzondering moet worden 5«Kiaakt, alhoewel ik hun voor hun ijdrage niet minder dank wil doen wekonien, voor de geachte afgevaar-«gden de heren Abma en Verlaan, daarvan een positieve stem voor dit wetsontwerp — zo heb ik het begre-~-nog niet is te verwachten.

Waaromde leeftijd gesteld op 18 jaar? "Matschappelijke redenen

Ik kom tot de eigenlijke inhoud het ^ ^^^^' "^i^elijk de vraag, die duidelijkst door de heer Abma is gesteld: Waarom de leeftijd gesteld op 18 jaar? Waarom bij voorbeeld niet op 20? Is zo'n leeftijdsgrens van 18 jaar geen arbitraire zaak? Waarom überhaupt eigenlijk een leeftijdsgrens? Deze vraag heeft de heer Abma niet gesteld, maar anderen hebben dat gedaan. Ik denk aan de werkgroep , , Stemmen wordt steeds leuker". De vraagstelling heeft zich in elk geval toegespitst op het waarom van de 18 jaar.

Als men kennis neemt van de geschiedenis van de meerderjarigheid door de eeuwen heen, zal het duidelijk zijn, dat wij vandaag in staat zijn deze vraag zo exact te beantwoorden als onze verre voorouders. De Hon. Mr. Justice Latey, de man van het Engelse rapport over de verlaging der leeftijdsgrenzen, heeft tijdens een inleiding in april van het vorig jaar in Nieuwspoort op uitnodiging van de Nederlandse Jeugdgemeenschap daarover enige kostelijke informatie verschaft. Maatstaf voor de meerderjarigheid in de oude geschiedenis van Europa was de leeftijd, waarop een jongeling krachten genoeg had verzameld om zijn wapenrusting te dragen. Zo was de meerderjarigheid in de negende eeuw in Noord-Europa en Engeland 15 jaar. Toen ten tijde van de invallen van de Noormannen in de elfde eeuw zich een omwenteling in de wapenrusting voordeed en het harnas, de lans en het zwaard hun intrede deden, was een jongeling pas op 20-jarige leeftijd in staat deze wapens te dragen en kostte het hem nog een jaar oefening om ze ook te hanteren. Zo deed bij de Magna Charta van 1215 de 21-jarige leeftijd als meerderjarigheidsgrens in Europa zijn intrede.

Dit klinkt allemaal wat komisch, maar elk verband tussen de krijgsbediening en de leeftijdsgrenzen is nog niet uit de wereld. Want waar men ook te rade gaat, als men zoekt naar een argumentatie voor de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd, allerwegen wordt door vele jongeren als een groot onrecht ervaren, dat men wel op 18-jarige leeftijd goed genoeg wordt bevonden zijn dienstplicht te vervullen, maar niet in staat wordt geacht het kiesrecht uit te oefenen, terwijl toch een rood potlood beduidend minder weegt dan een geweer. Maar er zijn gelukkig andere zwaarwichtige redenen om de leeftijdsgrens op 18 jaar te stellen. Een aantal maatschappelijke ontwikkelingen heeft zijn invloed op de leeftijdsgrenzen doen kennen, welke ook door de heer Latey in zijn rapport en zijn inleiding in Nieuwspoort zijn aangevoerd. Bij voorbeeld de intensivering - van de opleidingsmogelijkheden, de betere informatie door de vlucht van de massamedia, de grotere reiservaring op jongere leeftijd reeds opgedaan, de sterke verlaging van de gemiddelde huwelijksleeftijd, de vervroeging van de leeftijd, waarop men zich zelfstandig huisvest, enz., enz.

Behalve de maatschappelijke redenentot verlaging van de leeftijdsgrenzen in het algemeen en die voor het kiesrecht in het bijzonder zijn er politieke redenen te over. Van alle kanten is bij de voorbereiding, ook door ons, gewezen op de toenemende belangstelling onder jongeren voor de publieke zaak. Die toeneming van de belangstelling is er niet over de gehele linie. Het blijkt uit de ontwikkeling van de opkomstcijfers in binnenen buitenland. Die toeneming van de belangstelling is echter duidelijk waarneembaar bij tal van aanwijsbare groepen van 18-tot 21-jarigen: werkende jongeren, studenten, leerlingen van academies, dienstplichtige militairen, jonge moeders, woningzoekenden enz.

De heer Abma heeft zich als enige afgevraagd of dit alles nu wel juist is. Kan men van een kiezer tussen de 18 en 21 jaar wel een bestendige koers verwachten, vroeg hij ons. Bestendigheid in een democratie vind ik eerlijk gezegd niet de .beste eigenschap van een kiezer. Het verschijnsel van de wisselende kiezer is in een democratie 'n gezond verschijnsel. Een kiezer die per verkiezing kritisch zijn stem bepaalt, kritisch nagaat welke programma's de partijen hebben opgesteld en wat er van de uitvoering van hun programma's is terechtgekomen en op een gegeven ogenblik een partij verlaat en een andere partij kiest is het wezen van de democratie. Een dergelijke handelwijze is de zin van verkiezingen. Bestendigheid zou ik derhalve niet het hoogste ideaal, ook niet voor jonge kiezers, willen noemen.

Beslissend is de vraag, of een jonge kiezer zich onderscheidt van andere kiezers in zijn vermogen, inderdaad tot een dergelijk bezonken oordeel te komen. In dat verband wijs ik op een onderzoek waarvan de resultaten zijn opgenomen in het tweede rapport van de Staatscommissie van advies inzake de Grondwet en de Kieswet, welke onderzoek enkele jaren geleden is ingesteld ten behoeve van een internationaal congres van politieke weten­ schappen. Het onderzoek is ingesteld in Nederland maar de resultaten ervan zijn gevoegd bij de resultaten van andere onderzoekingen in het buitenland, naar de verschillen in politieke opstellingen, politieke belangstelling, politieke bezonkenheid tussen jongeren en oudere kiezers. De resultaten van dit onderzoek bieden in elk geval geen steun voor de veronderstelling dat jongere leeftijdsgroepen bij hun politieke stellingneming door een geringere bezonkenheid zouden worden gekenmerkt dan de oudere.

EINDSTEIMMING

Het voorstel van wet werd, na goedkeuring van de onderdelen, zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

De voorzitter bood zijn vijf medeleden achter de regeringstafel zijn gelukwensen aan met het welslagen van de behandeling van dit voorstel van wet dat, als de Eerste Kamer er ook mee akkoord gaat, de handtekening van Hare Majesteit verkrijgt en wordt gecontrasigneerd, tot wet zal worden verheven. Het besloot met de mededeling dat de vijf leden/indieners dit waarschijnlijk met grote spanning zullen afwachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1971

De Banier | 8 Pagina's

Verlaging kiesgerechtigde leeftijd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1971

De Banier | 8 Pagina's