Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WELZIJN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WELZIJN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een oude zegswijze luidt: Het bezit van de zaak is liet eind van het vermaak. Ik veronderstel, dat ge de waariieid van deze uitspraak vaak laat ik zeggen aan den lijve zijt gewaar geworden. Het bezit van de zaak is het eind van het vermaak. Blijkbaar is het vermaak meest gelelegen in de voorpret, wanneer men zich de genoegelijkste voorstellingen vormt van wat men wenst te bereiken. Zodra men echter is aangeland waar men wilde wezen springt de kater op ons af. Heel uit de verte leek het plekje aanmerkelijk mooier dan bij het betreden blijkt. Dat ervaart een mens persoonlijk meermalen, maar ook een hele natie komt tot die ontdekking.

We herinneren ons hoe na de oorlog de klok niets anders sloeg dan herstel van de welvaart. We hoeven er oude regeringsverklaringen, troonredes en dergelijke maar op na te zien. Het was te begrijpen. We kwamen berooid onder het puin te voorschijn. Het is inderdaad mogen gelukken. Misschien niet zo spectaculair als bij de oosterburen, waar de verwoestingen nog veel en veel groter waren. Ze kwamen bovendien verslagen uit de oorlog tevoorschijn. Het Duitse woord dat het wonderlijk herstel van het maatschappelijk leven aanduidde kreeg vleugels. Doch dit alles daargelaten, ook in ons land lukte het behoorlijk om weer tegen de beschoeiing op te klauteren. Toen kregen we de rekening onder de neus. De welvaart brengt meer geld in het laatje en geeft mogelijkheden om ons van alle gemakken te voorzien, doch verschaft tevens stank in de neus en bezorgt nog meer hinder. Natuurlijk is aan diverse euvels wel wat te doen, doch dan moet er een behoorlijke homp van de welvaartskoek worden afgesneden. Het is als dikwijls in het leven. We kopen en bestellen dat het een 'lieve lust is, maar dan ligt tenslotte de rekening op tafel en die 'S gepeperd. Het komt er dus op neer dat de welvaart er flink i^n kan zitten, dat wel, terwijl we ons helemaal niet lekker voelen.

In deze gang van zaken ligt voor de 'nensen een niet te verwaarlozen te­ rechtwijzing opgesloten. De wijzen worden in liun arglistigheid gevangen. We menen met onze kennis en techniek het allemaal te kunnen realiseren, maar steeds doemen bezwaren op die niet voldoende zijn onderkend. Wanneer we de top aan de zonkant-hebben bestegen, aanschouwen we de schaduwzijde, die niet onderdoet voor de zijde, waarmee we al zo lang vertrouwd zijn. Intussen hebben we gemerkt, dat het beleidsdoel is bijgesteld. Niemand roept meer dat de welvaart open en bloot de attractie is, waarheen hij zijn kiezers wil voeren. Het woord welzijn ligt beter op de politieke beurs. Als we dan maar terdege begrijpen, dat dat welzijn niet zonder meer in het verlengde ligt van de welvaart en dat welvaart niet de regelrechte weg is, die naar het begeerde welzijn leidt. Merkwaardig genoeg moeten we, wanneer we ons beijveren voor het welzijn, tegen de aktie voor de welvaart oproeien. Een aantal jongeren weet het wel. Ze hebben het allang begrepen. Ze hebben gekozen voor het welzijn en tegen de welvaart, die ze aan hun laars hebben gelapt. Hun bijdrage aan de welvaart is minimaal, terwijl hun welzijn opgaat in een ludiek bestaan. Ze vergeten evenwel dat ze hun bivak hebben opgeslagen aan de lij zij de van de niet geestdriftig bezongen welvaart.

We leven in de krankzinnige eeuw, dat mensen hard doende zijn om het paradijs van de eerste hoofdstukken van de Bijbel naar het rijk der fabelen te verwijzen om vervolgens in blinde ijver zich ervoor in te zetten om het paradijs te verwerkelijken. Het vrederijk van Eden wordt uit de historie geroyeerd terwijl men het vrederijk van Munster wil realiseren. Geen dwaasheid is gek genoeg. De eerste stelling, die ik in de gedachtenwisseling over het welzijn naar voren wil brengen is deze dat het welzijn is verspeeld. De weg naar het welzijn is versperd, wijl cherubim de weg naar de boom des levens ten oosten van de hof hebben afgesloten. Wie zag ooit het lemmer van het het zwaard, dat deze cherubim han-„ teren? Het kan best zijn dat ge het zwaard nooit gezien hebt, maar ge hebt de wondende kracht meer dan eens gevoeld, dat is een ding dat zeker is. Het welzijn ligt onbereikbaar achter ons en bereikbaar voor ons. Bereikbaar ja, want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hun Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.

Er is een Leidsman en er is een weg ten leven. Dat vraagt ommekeer, dat vraagt waarachtig geloof en geloof is gehoor. Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israël in Mijne wegen gewandeld had. Dan zou de HEERE de vijanden gedempt hebben en gespijsd hebben met tarwe en verzadigd met honig uit de rotsstenen. Och, had naar Mijn raad. Wanneer we gehoor geven aan de betrouwbare woorden Gods en wanneer we tot Hem wederkeren wacht Hij niet met de gave van de zegeningen en genoegens van het eeuwige leven. Reeds in deze wereld en deze tijd vloeit het begin ervan ons toe. Sterker, wanneer we uitwendig en oppervlakkig naar Hem vragen wil Hij zijn goedertierenheden bewijzen.

Dat is de reden, waarom ik in de repliekrede ter gelegenheid van de Algemene politieke en financiële beschouwingen gezegd heb: Welgelukzalig is het volk, wiens God de HEERE is. Wanneer God onze HEERE is, is de voorwaarde voor het welzijn vervuld. Zonder God is alle welvaart en alle welzijn als een ruiker bloemen, die van de wortel zijn afgesneden. De schone kleuren verflensen en de lieflijke geuren vervliegen. De naam van God mag in de politiek nauwelijks vallen. Is het niet zo a-politiek als maar kan? Want het is in strijd met elk beginsel van goede politiek om in het krachtenveld van de machten de grootste macht te negeren. De grootste bedreiging voor politici is wel, dat ze vanwege de agenda van elke dag niet voldoende oog hebben voor iets verdere toekomst. De politicus is welhaast per definitie bijziende. De dingen zijn niet bij hem zoals veelal de dingen bij geen mens zijn. We kunnen godsdienstiger zijn dan de vroomste en van jongsaf onderhouden wat maar te onderhouden is en toch in de ellendige situatie verkeren dat de dingen niet bij ons zijn. We kunnen er met geweld bovenop zitten, terwijl toch de dingen niet bij ons zijn. Het is een heel droeve toestand. Terwijl wij op weg zijn naar de dingen, die bij ons moeten zijn, zoeken de dingen ons op, ons op bij onszelf, doch wij zijn er niet, wij zijn niet thuis, want we zijn op zoek naar die dingen zonder ze ooit te vinden. Als de dingen bij ons zijn, is de verblinding opgeheven. Dan zijn we van verre ziende. De politicus ontgaat wellicht op korte termijn niets, mogelijk houdt hij zich nog wel bezig met problemen die op iets langere termijn spelen, de langste termijn ontgaat hem echter geheel en al. De politicus houdt voorzichtig rekening met alle machten, die er maar bestaan, doch de macht van alle machten laat hij verachtelijk varen. God behoort in de politiek niet meer te betekenen dan iemand, die wel eens een keer mooie dingen heeft gezegd en aardige dingen heeft gedaan. God is de God, Die alle dingen draagt door de kracht van zijn Woord.

De dichter van de 144e psalm geeft niet hoog op van mens en menselijk leven. De mens, zegt hij, is de ijdelheid gelijk, zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw. In weerwil van die volgens ons sombere beschouwing ziet hij toch mogelijkheden tot welvaart en welzijn. Wanneer God de vijanden voor ons dempt en de tarwe doet groeien. Wanneer onze zonen zijn als planten en onze dochters als hoekstenen. De winkels zijn vol en geven de ene voorraad na de andere uit, de kudden werpen bij duizenden. Dat is nogal wat. Ja, bij tienduizenden vermenigvuldigen ze op onze hoeven. Dat lijkt wel op welvaart. Er is ook welzijn, want welgelukzalig is het volk, die het alzo gaat. En tenslotte blijft de grond van het welzijn niet onopgemerkt, want de psalm besluit: Welgelukzalig is het volk wiens God de HEERE is. We kunnen uitvoerig over vrede spreken. Wat is de vrede en wat brengt de vrede mee en waar komt de vrede vandaan? Allemaal gewichtige vragen, die niet onbeantwoord mogen blijven. Ik schat evenwel, dat we de vrede in het hart treffen, wanneer we met de Schrift verwonderd vaststellen: Hij is onze Vrede. Ge kunt niets zeggen en niets bedenken dat daar bovenuit grijpt. Met het welzijn ligt het geheel navenant. De hoogste wijsheid is de uitspraak: Hij is ons welzijn. Geen welzijn dan van God. Terecht, dat kunt ge zeggen. Ik wil u daar graag in bijvallen. Zouden we nog niet een stapje verder gaan en het zinnetje een woordje korter maken? Geen welzijn dan God, dan God in Christus met Wie ons alle dingen geschonken worden. Welzijn is uit de grond van ons hart belijden: Het is mij goed.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 oktober 1971

De Banier | 8 Pagina's

WELZIJN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 oktober 1971

De Banier | 8 Pagina's