VERKEER EN WATERSTAAT

Begrotingsbehandeling

Dupliek van de minister

Samenhang basiswet en begrotingsartikelen

Ik wil even doorgaan op een juridisch-bestuurlijk punt, dat naar ik meen door de heer Van Rossum is genoemd, maar ik heb in de lunchpauze niet meer alles kunnen groeperen, namelijk de samenhang tussen de wet regeling financiële positie spoorwegen en de begroting 1972. Dat is een probleem, dat zich meer voordoet, het probleem namelijk van de samenhang tussen een basiswet en begrotingsartikelen. Ik meen, dat uw voorganger Kortenhorst zo'n tien jaar geleden brieven' heeft geschreven aan de toenmalige minister van Financiën over zijn formuleringen, hoe dat het beste zou kunnen worden opgevangen, in een begroting. Dat is een probleem, waar men steeds weer voor zit iedere herfst, namelijk dat er bepaalde basiswetten in behandeling zijn of wijzigingen daarvan en dat men toch tracht daarvoor in de begroting voorzieningen te treffen.

Ik meen, dat in het rapport-Simons over de herziening Comptabiliteitswet ook een hoofdstuk is gewijd aan dit probleem. In ieder geval zijn in de staatsrechtelijke literatuur na 1960 daar brieven over van de Kamervoorzitter en andere stukken, waarin men heeft getracht tot een zekere communis opinio te komen van regering en parlement hoe men dit moet zien.

Ik kan op dit moment niet alle formules produceren, maar ik weet wel, dat de algemene gedachtengang is, dat men in de begroting bepa'alde posten kan opnemen, die samenhangen met basiswetten, maar dat, als de basiswet zelf er niet is, het begrotingsartikel dan niet werkt en verder niet van betekenis is. De basiswet blijft essentieel; als dat duidelijk gesteld is in de Begrotingswet en de hele verdere discussie, dan moet dé basiswet er zijn, voordat het begrotingsartikel gaat werken.

Als men wel met de basiswetten bezig is en nog niet de voorziening in de begroting treft, dan ontstaan er weer andere problemen van geweldige vertraging, als de basiswet er door is en de • budgettaire voorziening er niet is.

Streekvervoer

Ik wilde overstappen naar het openbaar vervoer, maar de heer Van Rossum vraagt nog naar het goederenvervoer. Ik meen, dat daarop niet uitvoerig behoeft te worden ingegaan. In de antwoorden bij de belastingontwerpen die vandaag bij de Kamer zijn binnengekomen, is daaraan een beschouwing gewijd. In verband met de efficiency vanmiddag is het misschien beter als de bespreking daarvan over twee weken plaatsvindt.

In verband met het openbaar vervoer van personen is het streekvervoer weer genoemd. Met name de heer Van Rossum heeft gevraagd naar de beoordeling van die verschillende normen. Ik vind die indeling in drie groepen van bezettingsgraden zeer interessant, maar het streekvervoer heeft ook een zogenaamde „feeder"-functie. De heer Van Rossum erkent die ook. Sommige kleinere luchtlijnen hebben die functie ook ten opzichte van het intercontinentale verkeer. Die zaken moet men verder doorrekenen. Ik ben het wel met de heer Van Rossum eens, dat wij ons ernstig moeten beraden over bezettingsgraden, frequenties, dienstregelingen enz. als er doublures zijn, als er een te fijnmazig net is. Op allerlei punten moeten wij ons herbezinnen en dat is ook wel aan de gang.

De heer Van Rossum (SGP): Wat die feeder-functie betreft ben ik het geheel met de minister eens, maar de feeder-functie van een bus, waar minder dan zes personen in zitten, is natuurlijk nooit belangrijk.

Minister Drees: Door de feeder-functie van die bus kan natuurlijk in een andere bus de bezettingsgraad stijgen tot boven de zes of boven de achttien. Die doorrekening wilde ik even aangeven. Wij studeren wel op redelijke normen in dezen.

De heer Van Rossum (SGP): Ik heb er begrip voor, dat de minister er nu niet op in kan gaan, maar kan over dat probleem te zijner tijd niet eens een notitie aan de Kamer komen?

Minister Drees: Mijnheer de voorzitter! Ik wil dat graag bezien, maar er is de komende maanden wel heel wat te doen.

Verzilting en de Nieuwe Waterweg

Verschillende sprekers hebben gewezen op de risico's in het kader van de verzilting van de Nieuwe Waterweg. Ook over de Dordtsche Kil is in dat verband gesproken. Ik meen dat de heren Pors en Van Rossum over de werken hebben gesproken. Wij zullen zorgvuldig trachten de beperking van de verziltingsgevaren met andere waterhuishoudkundige elementen te combineren. Die zaken moeten met grote zorgvuldigheid worden behandeld, maar ik meen dat wij dit jaar al wel van dit type werken profijt hebben gehad.

Toelichting van ir. Van Rossum op zijn amendementen

De toelichting kan heel kort zijn. Ik ben bepaald niet overtuigd door het betoog van de minister, dat wij de juiste weg inslaan. Aan de andere kant heb ik er bepaald ook geen behoefte aan het wetsontwerp voor de sanering van de NS op enigerlei wijze te blokkeren. Ik geloof, dat de saneringswet van de Nederlandse Spoorwegen op zichzelf een goede zaak is. Als ik er het door de minister genoemde rapport van de commissie-Simons bij haal, ben ik er nog minder van overtuigd, dat de minister het bij het rechte eind heeft. Daarin staat immers:

Aan de andere kant kan men de vraag stellen of de regering gerechtigd is uitgaven te doen, wanneer in de begroting voor een bepaald doeleinde credieten beschikbaar zijn gesteld, maar de noodza­ kelijke of wenselijk geachte wettelijke basisregeling nog niet tot stand is gekomen. De commissie is geneigd deze vraag ontkennend te beantwoorden."

Daarmede is naar mijn mening de zaak door de commissie vrij duidelijk gesteld. Zij gaat er nog breder op in, maar ik zal dat hele verhaal uiteraard niet voorlezen. Dat zou u, mijnheer de voorzitter, in moeilijkheden brengen met de tijd. Ik meen dus, dat het onjuist is daarvoor nu bedragen vast te stellen. Naar mijn mening moeten de posten, waarom het nu gaat, memorie worden geraamd. Ik heb derhalve in mijn amendement voorgesteld deze posten te veranderen in memorieposten. Aan de andere kant moet er natuurlijk wel geld worden gereserveerd, opdat, als de wet komt, de mogelijkheid om deze wet uit te voeren aanwezig is. Vandaar dat ik dezelfde bedragen weer bij de post „onvoorzien" heb opgeteld, waardoor in het totaal van de begroting niets verandert. Ik meen echter dat deze post staatsrechtelijk de juiste plaats is. Ik zou de Kamer willen verzoeken op deze wijze ook nog een klein beetje staatsrecht te beoefenen.

De minister neemt ze over

Minister Drees: Mijnheer de voorzitter! Wanneer ik de heer Van Rossum goed heb beluisterd, betrof de zinsnede uit het rapport-Simons het uitgeven van het geld.

De heer Van Rossum (SGP): Neen, excellentie; het opnemen van de post.

Minister Drees: In ieder geval is er de laatste tien jaar uitvoerig over geschreven.

Ik heb op dit moment geen bezwaar tegen deze amendementen, maar ik zou graag het algemene probleem willen reserveren voor een overleg met de minister van Financiën. Het is een punt, dat bij verschillende begrotingshoofdstukken een rol speelt. In de loop van de jaren hebben allerlei formules een rol gespeeld. De gehele Comptabiliteitswet ressorteert onder Financiën en ook de gehele constructie van begrotingshoofdstukken. Het zou misschien een verkeerde indruk maken, wanneer ik zei: akkoord. Dan zou wellicht worden gedacht, dat dit voor de toekomst een algemene lijn gaat worden, en dat wil ik voorkomen.

Nadat gebleken was dat ze voldoende werden ondersteund zijn ze door minister overgenomen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen