Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wateronttrekking aan de bodem in het gebied van de Utrechtse heuvehxig

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wateronttrekking aan de bodem in het gebied van de Utrechtse heuvehxig

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Tweede-Kamerleden Tuynman (VVD) en Van Rossum (SGP) hebben schriftelijk vragen gesteld aan minister Stuyt (Volksgezondheid en Milieuhygiëne) over de wateronttrekking aan de bodem in het gebied van de Utrechtse heuvelrug.

In een groot deel van genoemd gebied is gedurende de laatste jaren de grondwaterstand soms meer dan een meter gedaald. De beide kamerleden vragen of er gevaar bestaat, indien deze toestand langere tijd zal gaan duren, dat het landschap wordt geschaad, dat bepaalde planten zullen gaan verdwijnen en mogelijk zelfs het bosbestand in zijn ontwikkeling wordt geremd. Volgens de minister moet als belangrijkste oorzaak van de algehele grondwaterstandsdaling worden aangemerkt de relatief geringe hoeveelheid neerslag in de periode van 1968 tot heden. De grondwateronttrekking door waterleidingbedrijven kan, gezien de slechts zeer geringe uitbreiding van de totale onttrekking in de Utrechtse Heuvelrug sinds 1967 niet of nauwelijks als oorzaak voor de sinds 1968 opgetreden algehele daling van de grondwaterstand in de Utrechtse Heuvelrug worden aangemerkt. Ook de industriële grondwateronttrekking in de Utrechtse Heuvelrug heeft over de periode 1967-1971 geen uitbreiding van betekenis ondergaan.

Verder merkte de minister op dat eventuele gevolgen van de lager grondwaterstanden alleen zijn te verwachten in gebieden waar de grondwaterstand van nature van invloed is op de vegetatie en waar grondwater tot afstroming komt via open watergangen. Hiertoe behoren met name de randgebieden van de heuvelrug. Op het hoger gelegen centrale deel van de heuvelrug is de vegetatie onafhankelijk van de grondwaterstand. Bij voortduring van de huidige toestand met extreem lage grondwaterstanden bestaat het gevaar dat in bovengenoemde randgebieden het landschap wordt geschaad en dat bepaalde plantensoorten zullen gaan verdwijnen. De aantasting van de landschappelijke waarde komt voornamelijk tot uitdrukking in te lage waterstanden of in het geheel droogvallen van open watergangen en vijvers, en het verdwijnen van met name kruidachtige vegetaties. Opgemerkt dient echter te worden dat ook de toegankelijkheid voor het publiek een belangrijke oorzaak is van het verdwijnen van de kruidenvegetatie. De mogelijkheid dat het bosbestand door de lage waterstanden in zijn ontwikkeling wordt geremd, is inderdaad aanwezig, in die zin dat een vermindering van de houtproduktie optreedt. De landschappelijke waarde van het bosbestand wordt - op basis van de huidige inzichten hieromtrent - hierdoor niet aangetast. Gezien het feit dat de grondwater­ standdaling voor een belangrijk deel het gevolg is van klimatologische factoren, mag echter worden verwacht dat de huidige lage grondwaterstanden van tijdelijke aard zijn.

Op de vraag of het mogelijk is om tijdig maatregelen te nemen waardoor grote verliezen kunnen voorkomen worden antwoordde de minister dat bij de toepassing van de Grondwaterwet Waterleidingbedrijven een afweging van de bij de stand van het grondwater betrokken belangen plaatsvindt. Aan de vergunning tot grondwateronttrekking kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van deze belangen. Terzake wordt aan de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne advies uitgebracht door de Commissie Grondwaterwet Waterleidingbedrijven, een interdepartementale commissie, waarin het Rijksinstituut voor Drinkwatervoorziening het belang van de openbare watervoorziening behartigt, de Rijkswaterstaat de waterstaatkundige belangen, het Staatsbosbeheer de belangen van het landschap en de natuurbescherming en het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding en de Cultuurtechnische Dienst de belangen van de landbouw. In de laatste jaren zijn bij deze belangenafwegingen allerwege de belangen van het behoud van landschap en natuur zwaarder gaan tellen. Als gevolg daarvan is bij de beslissing op diverse aanvragen van waterleidingbedrijven tot uitbreiding van de grondwateronttrekking vergunning verleend voor een geringere hoeveelheid dan de gevraagde, terwijl ook in verscheidene gevallen vergunning voor een proeftijd werd verleend. Tevens worden in een groot aantal gevallen voorwaarden aan de vergunning tot wateronttrekking verbonden, welke de waterleidingmaatschappij verplichten tot het nemen van maatregelen ter voorkoming of ondervanging van schade (maatregelen zoals wateraanvoer naar kwetsbare gebieden, het op peil houden van vijvers, beken en andere waterlopen en het onttrekken van water aan diepere grondlagen). Ook in het gebied van de Utrechtse Heuvelrug wordt dit beleid ge­ voerd. De minister tekende hierbij nog aan dat in dit verband het volgende nog kan worden opgemerkt. In 1966 is doordeAfd. Natuurbehoud van het Staatsbosbeheer een onderzoek ingesteld naar de waterhuishoudkundige toestand in het natuurreservaat , , Het Leersumse Veld". Aanleidmg tot dit onderzoek waren klachten over wateroverlast in dit gebied. Uit dit onderzoek is gebleken dat het water in de plassen van dit natuurgebied zogenaamde schijnspiegels vormt; als gevolg van de slechte doorlatendheid van de venbodems IS de waterstand in deze plassen hoger dan de grondwaterstand ter plaatse. In twee van de totaal vier plassen in , , Het Leersumse Veld" is de waterstand hierdoor nagenoeg volledig en in de andere twee plassen in belangrijke mate onafhankelijk van de grondwaterstand. De indruk dat er nog voortdurend nieuwe putten worden geslagen is juist. Voorzover het de waterleidingbedrijven betreft is deze handelswijze legaal, indien het vermogen tot wateronttrekking hierdoor niet wordt vergroot (vervanging van oude pompputten), dan wel indien het slaan van nieuwe putten samenhangt met een uitbreiding van de onttrekkingshoeveelheid, waarvoor krachtens de Grondwaterwet Waterleidingbedrijven vergunning is verleend. Het slaan van nieuwe pompputten door particulieren is tot dusver alleen gebonden aan de Hinderwet, aangezien in ide provincie Utrecht nog geen gebieden zijn aangewezen waarvoor een vergunning tot wateronttrekking verplicht is. De provinciale grondwaterverordening biedt hiertoe echter wel de mogelijkheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 1973

De Banier | 7 Pagina's

De wateronttrekking aan de bodem in het gebied van de Utrechtse heuvehxig

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 1973

De Banier | 7 Pagina's