Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEMEENTEBESTUUR (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEMEENTEBESTUUR (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit de gemeentelijke hoek

2joals de vorige maal reeds werd aangestipt, bepaalt de grondwet dat de samenstelling, inrichting en bevoegdheid van de gemeentebestm-en door de wet worden geroeid met inachtneming van de voorschriften die de grondwet zelf aan het bestuur der gemeenten heeft gewijd.

De wet, die deze regeling moest geven, is de gemeentewet van 1851, ontworpen door de grote staatsman Thorbecke. Hoewel deze wet in de loop der jaren op allerlei meer of minder ondergeschikte punten werd gewijzigd, is haar hoofdinhoud tot op heden in stand gebleven, hetgeen wel een bewijs mag heten van haar deugdelijkheid. Ze geldt voor alle gemeenten. De zelfstandigheid van de gemeenten is door de hoofdbeginselen van de grondwet en met name door de voorgeschreven rechtstreekse verkiezing van de raadsleden door de ingezetenen, in belangrijke mate bevorderd.

De grondwet stelt immers vast dat aan het hoofd der gemeente een raad staat, waarvan de leden rechtstreeks voor een bepaald aantal jaren (vier jaar) door de in-, gezetenen der gemeente worden gekozen.

Hoewel er volgens de gemeentewet in de gemeente drie bestuursorganen zijn, t.w. de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, spreekt de grondwet alleen over een raad. Om lid van die raad te kunnen zijn is het in het kort gezegd nodig dat men Nederlander en ii^ezetene van de gemeente is en de ouderdom van 23 jaar heeft bereikt. De gemeenteraad, de volksvertegenwoordiging dus, is het hoogste bestuurslichaam in de gemeente. Er valt hier een duidelijk verschil op te merken bij een vergelijking tussen de macht van de raad en de macht van de volksvertegenwoordiging in de staat, die we daar de statengeneraal of het parlement noemen. De staten-generaal vormen een instituut van medewetgeving en controle. De wetgevende macht wordt namelijk gezamenlijk door de Koningin (lees: de verantwoordelijke ministers oftewel de regering) en de staten-generaal uitgeoefend. Anders is het met de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft immers op het zuiver plaatselijk terrein het laatste woord, zij het dat veel besluiten nog de goedkeuring van hogere instanties behoeven. Het college van burgemeester en wethouders moet daarom niet op één lijn gesteld worden met de landsregering in die zin, dat het college, als geheel los van de raad staand lichaam, aan de raad voorstellen doet, die de raad dan al of niet na wijziging aanneemt. Weliswaar lijkt de praktijk in veel gemeenten zo te zijn, maar eigenlijk is de gang van zaken zo, dat de raad regeert en dat burgemeester en wethouders als een klein en uit diezelfde raad voortgekomen dagelijks bestuur, datgene voorbereiden, waartoe de raad moet besluiten en wel om de eenvoudige reden, dat het natuurlijk in de praktijk niet mogelijk is dat zonder enige voorbereiding de raad bijeenkomt en dan in oeverloze debatten gaat zitten praten over allerlei zaken. Van een beleid zou op deze manier dan ook geen sprake kunnen zijn.

Burgemeester en wethouders bereiden dus alles voor wat in de raad moet worden behandeld en voeren anderzijds, wanneer de raad vergaderd heeft, de genomen besluiten van de raad uit.

De grondwet schrijft uitdrukkelijk voor dat aan de raad de reeling en het bestuur van de huishouding der gemeente worden overgelaten. Onder de huishouding van de gemeente worden verstaan de zaken van puur plaatselijk belang. Zijn we er met deze wel heel simpele definitie? Neen, want er zijn van meer dan één zijde beperkingen. Om te beginnen kan er verschil van mening bestaan over wat wel en wat net niet tot de huishouding van de gemeente behoort. Verder mogen de plaatselijke verordeningen niet treden in hetgeen van algemeen rijks- of provinciaal belang is. De vraag of dit laatste is gebeurd, is uitsluitend ter beoordeling van de kroon, die ook beoordeelt of de raad binnen het gebied van de eigen huishouding is gebleven. Of de raad de grenzen van de eigen huishouding in acht heeft genomen, mag verder ook de rechter beoordelen. Draagt de kroon dan kennis van alle gemeentelijke besluiten? Dat bepaald niet, maar de burgemeester heeft de plicht om de besluiten, die naar zijn mening strijden met wet of algemeen belang, niet uit te voeren en ten spoedigste daarvan mededeling te doen aan het college van gedeputeerde staten (het dagelijks bestuur der provincie), dat dit terstond ter kennis van de kroon brengt. Ook gedeputeerde staten zelf hebben de plicht om plaatselijke verordeningen, die naar hun mening strijden met de wet of het algemeen provinciaal belang, aan de kroon ter schorsing of vernietiging voor te dragen.

Bestaat er omtrent een bepaalde aangelegenheid een gemeentelijke verordening en komt er daarna over hetzelfde onderwerp een wet, een algemene maatregel van bestuur of een provinciale verordening, dan houden de bepalingen van de plaatselijke verordening vun rechtswege op te gelden. Het recht om de eigen plaatselijke zaken te roeien noemt men de gemeentelijke autonomie. Allereerst treedt hier de raad op als , , wetgever" of met andere woorden als het orgaan, dat plaatselijke verordeningen vaststelt, die de burgers binden, b.v. de algemene politieverordening of de bouwverordening en belastingverordeningen zoals b.v. die voor straatbelasting en hondenbelasting. Dit zijn allemaal dus voor de inwoners geldende regelingen of verordeningen, maar daarnaast verricht de raad ook andere bestuursdaden zoals b.v. het vaststellen van de gemeentebegroting, het kopen, ruilen of vervreemden en het met hypotheek of erfdienstbaarheid bezwaren van gemeente-eigendommen.

Aan de raad behoort op het terrein van de huishouding van de gemeente alle bevoegdheid, die niet bij de gemeentewet of een andere wet aan de burgemeester of aan burgemeester en wethouders is opgedragen. Burgemeester en wethouders voeren het dagelijks bestuur van de gemeente. Wat daaronder zoal wordt verstaan, komt te zijner tijd wel ter sprake. De burgemeester is voorzitter van dit college zloals hij dat ook is van de raad. In de raad heeft hij slechts een adviserende stem, maar in het college van burgemeester en wethouders beslist hij niet alleen mede, maar heeft hij bij staking van stemmen in zakelijke aangelegerjieden zelfs een beslissende stem. De burgemeester is verder o.m. belast met de vertegenwoordiging van de gemeente naar buiten, zowel in rechtsgedingen als bij buitengerechtelijke rechtshandelingen. Een belangrijke functie heeft tenslotte de burgemeester ook als hoofd van de plaatselijke politie, als gezagsdrager dus.

De grondwet bepaali verder, dat wanneer de wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen het vorderen, de gemeentebesturen hun medewerking tot uitvoering daarvan verlenen. Talrijk zijn de wetten, waarin aan het gemeentebestuur taken zijn opgelegd. Treedt bij de autonomie de gemeenteraad het eerst op, bij het uitvoeren van r^elingen van hoger gezag zijn het burgemeester en wethouders, die in het algemeen tot medewerking zijn geroepen, tenzij die hogere regeling uitdrukkelijk de medewerking van de raad of van de burgemeester verlangt.

De grondwet heeft rekening gehouden met de mogelijkheid dat een gemeentebestuur zijn taken verwaarloost. Betreft dit de huishouding der gemeente (de autonomie dus), dan kan een wet de wijze bepalen, waarop in het bestuur van de gemeente wordt voorzien. Voor ieder geval dus een aparte wet. Enkele keren heeft zich dit voorgedaan en wel in 1895 (Opsterland en Weststellingwerf) en in 1933 (Beerta).

In deze gevallen werd de burgemeester aangewezen als vervanger van raad en college van burgemeester en wethouders. Verwaarloost de raad zijn taak t.a.v. het medewerken aan regelingen van hoger gezag, dan bepaalt de wet (als r^el de gemeentewet) dat burgemeester en wethouders of de burgemeester daarin voorzien. Wanneer burgemeester en wethouders of de burgemeester zich op hun beurt niet of niet behoorlijk van hun taak kwijten, kan de commissaris van de koningin ten koste van de nalatigen in de uitvoering voorzien.

Behalve in deze extreme gevallen van nalatigheid is er ook overigens heel wat toezicht op de handelingen van de gemeentebesturen.

Daarover een volgende keer.

H-I-A

dU

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 maart 1974

De Banier | 8 Pagina's

GEMEENTEBESTUUR (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 maart 1974

De Banier | 8 Pagina's