Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wandelingen door de Handelingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wandelingen door de Handelingen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder deze titel verscheen een bloemlezing uit 125 jaar Handelingen der Staten-Generaal, samengesteld en van commentaar voorzien door prof. dr. Nico Cramer. Verluchtigd met 50 politieke prenten van o.m. Hahn, Braakensiek, Jordaan, Behrendt en Opland werd het door de Staatsuitgeverij te 's-Gravenhage ter gelegenheid van het 125-jarige bestaan van de Stenografische Dienst tegen de prijs van f 19, 50 op de markt gebracht.

De Tweede Kamer vergaderde sinds 1815 openbaar en de Eerste Kamer sedert 1848. In het begin werden niet direkt de stenografen bij de verslaggeving betrokken; destijds werden de verslagen door de zgn. tachygrafen vervaardigd, die door "snelschrijven" de geachte afgevaardigden - meestal aangesproken met het district waar zij verkozen waren - probeerden bij te benen. In 1849 werd het voorstel van het kabinet-Donker Curtius-De Kempenaer om stenografen aan te stellen met 49 tegen 3 stemmen aanvaard. Groen van Prinsterer zei bij deze behandeling het volgende: "Ik voeg mij niet bij hen, volgens wie in de vertegenwoordiging als het ware de wijsheid van het volk geconcentreerd is; zodat nevens haar oordeel van anderen nauwelijks te pas komt. Het oordeel van deskundigen buiten haar moet ook invloed hebben op den gang der discussien, en het is daarom vooral dat eene spoedige mededeeling van het hier gesprokene alleszins wenschelijk is." Sindsdien boekstaaft de Stenografische Dienst vrijwel alle parlementaire aktiviteiten van Eerste- en Tweede Kamerleden. Alleen de schriftelijke gedachtenwisseling valt buiten hun arbeidsveld, zoals voorlopige verslagen, eindverslagen en schriftelijke vragen. Aanvankelijk werden de verslagen van de Stenografische Dienst opgenomen in het Bijblad van de Nederlandse Staatscourant, welke toen nog als een gewone krant dagelijks verscheen. Met ingang van het jaar 1879 verschenen de Handelingen echter zelfstandig. En tot op den dag van vandaag is dat zo ge­ bleven. De Staatscourant blijft voorbehouden aan iedere Nederlander die geacht wordt de wet te kennen - het aantal abonnees wettigt dan de conclusie dat een lantaarn daarbij onontbeerlijk is. Maar dit heeft het gemeen met de omschrijving "het algemeen belang" en de bepaling in de Werkloosheidswet van "passende arbeid". Soms moet men zijn toevlucht nemen tot "omschrijvingen" die meer insluiten dan uitsluiten, opdat een gebrekkige uitvoering verzekert blijft! Professort Nico Cramer heeft een keuze gedaan; hij is daarbij te werk gegaan op z'n eigen persoonlijke wijze. Dat wil zeggen: een korte terzakekundige inleiding met bronvermelding gevolgd door een door hem gekozen citaat uit de "oeverloze" Handelingen Zijn keuze was subjectief maar dat is de onze ook in een bespreking daarvan. Het is namelijk onmogelijk om elk door hem geschetst tafereel in 't kort weer te geven; daarvoor moet men zelf het onderhavige boekwerk aanschaffen. Wanneer men de door hem uitgezochte en toegelichte taferelen en revue laat passeren dan kan men soms met moeite een glimlach onderdrukken; niet omdat wij zoveel wijzer geworden zijn, maar om de eenvoudige reden dat elke tijd zijn eigen opgaven kent, die soms door de tijd worden achterhaald. Augustinus zei reeds: "De tijden veranderen, en wij met hen". De waarheden die de loop der tijden weten te doorstaan zijn schaars en moeten met de nodige bijbelse omzichtigheid worden beoordeeld. En dat niet alleen; het gebed om de verlichting door de Heilige Geest is een onvoorwaardelijke eis en tevens een diepdoorleefde gekweekte behoefte van een ieder die weet wat een waarachtig gebed vermag.

Wanneer we zeggen dat dit boek tekortkomingen kent dan bedoelen we te zeggen dat deze inherent zijn aan de toegepaste methode. Er zijn weinig problemen die zich lenen voor een fragmentarische weergave. Omdat er meer op het spel staat. De parlementaire geschiedschrijving is meer gebaat bij de beschrijving van de hoofdzaken van de nederlandse staatkundige geschiedenis door de liberaal Oud, die de doorgaande lijn voortreffelijk wist te weven in een al of niet te bekritiseren patroon, dan bij een brokkelige, fragmentarische, weergave als professor Cramer ons voorschotelt.

Laatstgenoemde is anekdotisch in zijn weergave. Maar daar daar is echter niet alles mee gezegd. Het anekdotische krijgt pas reliëf tegen de achtergrond van een werkelijke betrokkenheid en bekendheid met de stof waaruit men het uitzonderlijke - of welke wijze dan ook - put. De anekdote bestaat bij gratie van voldoende kennis, inzicht en betrokkenheid. Dat is haar kracht. Zij veronderstelt namelijk iets. En wanneer men deze veronderstelling inbouwt in een bespreking dan heeft men er ook geen moeite mee om dit boek aan te bevelen. Deze bespreking wil daarom slechts een brug slaan naar diegenen die voldoende "zekeringen" weten in te bouwen om een dergelijke weergave van onze parlementaire geschiedenis in te passen in datgene wat men qualitate qua, zij het in ruimer verband, reeds weet.

Het is ondoenlijk om op alles in te gaan wat de scribent heeft opgeduikeld uit de Handelingen. We doen daarom slechts een greep, waarbij het citaat belangrijker is dan het commentaar.

In het jaar 1857 vormde de schoolwet van Van der Brugghen onderdeel van de beraadslaging in de Tweede Kamer. Het was een brandende kwestie die de minister van Justitie aan de orde stelde. Hij verspeelde er zijn vriendschap mee van Groen van Prinsterer. Het ministerie van Van der Brugghen stelde laatstgenoemde bitter teleur, omdat "dit het stelsel van een gemengde openbare school - dienstbaar aan de opleiding tot christelijke en maatschappelijke deugden handhaafde, maar niet 't onderwijs in de christelijke leer voorschreef." Groen verlangde namelijk "als regel afzonderlijke scholen voor Israëlieten, roomskatholieken en protestanten. En, waar de school gemengd moet zijn, behoud van het christelijk beginsel."

Groen's dramatische reactie was scherp. Hij zei: "Ik heb onlangs den Minister van Justitie genoemd mijn voormaligen en toekomstigen vriend. Het is goed, geloof ik, dat de naam van vriend thans in deze Kamer niet meer gebruikt wordt. Ook hem zal het niet verwonderen, wanneer ik zeg dat door de handelwijs, waartoe hij zich verpligt heeft gerekend, hij aan mij en mijne vrienden, zonder het te willen, bittere smart heeft veroorzaakt. Men spreekt wel eens van tijdverdubbeling in een veldtogt; dit dienstjaar, deze campagnes mag, mij althans voor een bubel dienstjaar worden toegerekend."

In 1871 werd door een liberaal amendement-Dumbar, nadien genoemd Domme Beer, een einde aan het nederlands gezantschap bij de Paus gemaakt, gezien het feit dat laatstgenoemde de souvereiniteit over de kerkelijke staat, welke bij Italië was ingelijfd, had verloren. Een jaar eerder had de rooms-katholiek Kerstens in een interpellatie er bij de regering op aangedrongen om stappen te ondernemen om het herstel van de souvereiniteit van de Paus te bevorderen; een motie van de liberal Cremers torpedeerde dit voorstel. In de eerste wereldoorlog werd het gezantschap bij de Paus door het vrijzinnig minderheidskabinet-Cort van der Linden hersteld. In 1925 werd het amendement-Kersten aangenomen. strekkende om het bedrag dat was gevoteerd voor het gezantschap bij de Paus te elimineren. Velen stemden om polikitieke redenen voor en het amendement kreeg kracht van wet. "Een kabinetscrisis van ongekende duur was het gevolg".

Vanaf het jaar 1922 toen Ds. Kersten zijn intrede deed in de Tweede Kamer is de samensteller van deze bloemlezing hem enkele keren tegengekomen op zijn wandelingen door de handelingen. Voor de tweede maal in 1925. In dit derde jaar van zijn optreden als kamerlid kruiste Ds. Kersten de degens met de christelijk-historische minister van Onderwijs dr. De Visser, die zijn voorstel verdedigde "om de schatkist, over vier jaar, een miljoen gulden ter beschikking te laten stellen als garantie voor de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam." Hij vond niet alleen Ds. Kersten tegenover zich maar vrijwel aller kamerleden van de christelijke regeringspartijen. Zijn voorstel werd dan ook met 48 tegen 36 stemmen verworpen. Vooraf verklaarde De Visser dat hij zich nooit had bezondigd in de 27 jaren dat hij was betrokken bij de Tweede Kamer aan het spreken uit en over de Bijbel. Maar alleen voor deze keer wilde hij een uitzondering maken; hij was namelijk diep gegrief door de opmerkingen van Ds. Kersten.

Hij ging vooral in op een tekst die door de bekende Hugo Visscher was aangehaald in het eind van zijn betoog, te weten Timotheus 4:8 "De lichamelijke oefeningen is tot weinig nut." Hij zei het volgende over deze tekst: "Daarom wil ik één schrijver aanhalen, wiens getuigenis ongetwijfeld èn bij den heer Kersten en bij den heer Visscher op voldoende gezag aanspraak mag maken, nl. het getuigenis van niemand minder dan Johannes Calvijn, in zijn uitlegging vanden brief van Timotheus. Wat zegt Johannes Calbijn in zijn commentaar op den brief van Timotheus? "In tegenstelling daarmede - dat is met de godzaligheid, waarvan in een paar vorige verzen is gesproken - staat de lichamelijke oefening, waarbij natuurlijk niet aan rennen of aan wedlopen of aan worstelen en dergelijke lichamelijke bewegingen is te denken, maar aan uitwendige oefeningenen, die men ter wille van de religie op zich neemt als nachtwaken, langdurig vasten, liggen op den naakten bodem en dergelijk." De zwakheid van dit boek is dat we in de meeste gevallen van een antwoord verstoken blijven.

Vele brandende kwesties passeren in dit boek de revue: het aangenomen voorstel tot invoering van de leerplicht in 1900 (slechts met één stem meerderheid), de "worgwetten" van Kuyper (1903), de regeling van de maximumsnelheid voor auto's in 1908 (bij admendement van 15 km tot 10 km verlaagd), de invoering van het algemeen kiesrecht en de stemplicht in 1917, de financiële gelijkstelling tussen openbaar en bijzonder onderwijs, de vele problemen die samenhingen met de zelfstandigwording van Nederlands Indië, enz. enz. Zoals gezegd niet alles kan worden gereleveerd.

Een enkele curiositeit moge niet verzwegen worden. De kortste troonrede ooit uitgesproken en hij bepaalde zelf de inhoud en omvang was die van Willem III op 14 juli 1886. In totaal negen zinnen. Dit is de volledige tekst: "Mijne Heeren! Met genoegen bevind ik mij weder te midden der vertegenwoordigers van mijn volk.

Het is U bekend, welk verschil van meening tusschen Mijn Regeering en een deel van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aanleiding gaf tot de ontbinding van deze. Ik mag verwachten dat de afgebroken arbeid thans zal worden hervat.

Mijne betrekkingen met andere Mogendheden zijn zeer vriendschappelijk. Het is Mij aangenaam te kunnen vermelden, dat de kustvaart tusschen de havens van Duitschlaan weder voorde Nederlandsche vlag is opengesteld. De gunstige afloop van de conversie van een deel der Nationale Schuld strekt tot bevestiging van 's lands crediet.

Behalve de wetsontwerpen betreffende de Grondwet en andere, die in de vorige zitting aanhangig waren, zullen nog enkele spoedeischende aan U worden voorgelegd. Mogen Uwe werkzaamheden, onder Gods zegen, tot heil van het Vaderland strekken. Ik verklaar de buitengewone zitting der Staten-Generaal te zijn geopend."

Niet iedereen was in die tijd zo kort van stof. Er staan ook veel langdradige blijken van zich verantwoordelijk voelende volksvertegenwoordigers tegenover. Maar die zullen we u besparen.

Niet achterwege mag blijven de bijdrage van de grote rooms-katholieke emancipator Schaepman, die in het eerste jaar van zijn kamerlidmaatschap zich keerde tegen de Drankwet van de liberale minister Modderman. Hij gaf daarbij het volgende staaltje van roomse blijmoedigheid weg: "Of vergis ik mij, als ik meen dat de vrienden van dit wetsontwerp den jenever veeleer beschouwen als een gift dan als een volksdrank? Men kan twisten over de vraag of de jenever goed of kwaad zij, (...) Het is geen ander dan dat de jenever in Nederland als volksdrank bestaat; dat feit hangt te zamen met ons klimaat, den aard en de gesteldheid van onzen grond en onze lucht, ook met onze volksgewoonten.

Nu kan men daartegenover wel verkondigen de meerdere voortreffelijkheid van koffij, bier en wijn, maar het blijft zeker, dat koffij, altijd wanneer zij voor den minderen man wordt geschonken, slap is; dat het bier, behalve de begreken, die de rijkskanselier priks von Bismarck heeft aangewezen, voor het volk dit groote gebrek heeft, dat het te duur is, en dat de wijn, versneden of onversneden, vervalscht of onvervalscht, voor het volk altijd een onbereikbaar artikel van weelde blijft."

Tijdens de behandeling van het voorstel om aan de vrouwen het passieve kiesrecht toe te kennen (1916) voerde de christelijk-historische fractieleider De Savornin Lohman als zijn voornaamste bezwaar aan zijn vrees voor de invloed van de vrouwelijke charme op mannelijke kamerleden; de leeftijd speelde daarbij voor hem geen rol.

In de afgelopen weken struikelde een motie van de PvdA'er De Vries om de Eerste Kamer af te schaffen. Een oud verlangen want reeds in 1918 vermeldde het program van de SDAP de afschaffing van de Eerste Kamer. Vele nieuwe dingen blijke oud te zijn en omgekeerd. De a-historische waan van de dag staat daar blijkbaar garant voor. Zo zou er nog veel te verhalen zijn uit onze parlementaire geschiedenis. Bovenstaande selectie is slechts een voorproefje. Een ieder die daarna behoefte gevoelt om toe te happen, telle daartoe f 19, 50 neer en hij kan verzekerd zijn van een volledige maaltijd.

D.A. Roozemond

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1975

De Banier | 8 Pagina's

Wandelingen door de Handelingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1975

De Banier | 8 Pagina's