Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het verband tussen astmaklaehten en vochtig wonen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het verband tussen astmaklaehten en vochtig wonen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vragenderwijs

Het Tweede-Kamerlid ir. H. van Rossum (S.G.P.) stelde aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de volgende vragen:

1. Heeft de Minister kennis genomen van het Werkrapport D35 van het Instituut voor Gezondheidstechniek TNO inzake het onderzoek naar het verband tussen de vochti^eid van woningen en de klachtenpresentie inzake astma?

2. Mag uit de duidelijke resultaten van dit onderzoek in de gemeente Leiden in het algemeen worden geconcludeerd, dat er een significante relatie is tussen de vochtigheid van de woning en het voorkomen van astma bij de bewoners?

3. Zijn uit de woningonderzoeken die in de laatste decennia zijn uitgevoerd, cijfers bekend over het totaal aantal woningen en over hun regionale spreiding, die duidelijke vochtgebreken vertonen en zijn er ook aanwijzingen, dat het percentage van het aantal woningen dat gebouwd is in of direct bij dijken of vestii^wallen hierbij, zeer duidelijk hoger is dan bij andere een- of meergezinshuizen?

4. Is de Minister bereid, nu er duidelijke aanwijzingen zijn, dat het wonen in vochtige woningen een groter risico oplevert voor de gezondheid van degenen die daarin gehuisvest zijn, om de gemeentebesturen de nodige aanwijzingen te geven met de bedoeling, dat het plaatselijk bouw- en woningtoezicht daaraan speciale aandacht besteedt en dat de gemeenteraden sneller' tot onbewoonbaarverkla- ring van vochtige woningen overgaan?

5. Acht de Minister zich verantwoordelijk om via de bevoegde inspecteurs voor de Volkshuisvesting een zodanig toezicht uit te oefenen, dat vochtige woningen toereikaid verbeterd worden en wel zodanig, dat zij niet langer schadelijk zijn voor de gezondheid van de bewoners en dat deze woningen bij technische onmogelijkheid of bij de te hc^e kosten van toereikende verbeteringen, bijv. indien zij in een grondllchaam zijn gebouwd, zo spoedig mogelijk worden afgebroken.

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris J. L. N. Schaefer hebben daarop als volgt geantwoord:

1. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord.

2. De resultaten van dit onderzoek in de gemeente Leiden rechtvaardigen het vermoeden, dat er een relatie is tussen de vochtigheid van een woning en het voorkomen van astma bij de bewoners. Een nader onderzoek in andere gedeelten van Nederland wordt gewenst geacht teneinde een nog duidelijker beeld te verkrijgen.

3. Over het totaal aantal woningen, die duidelijke vochtgebreken vertonen en over hun regionale spreiding zijn nog onvoldoende cijfers bekend.

Ook van het Kwalitatief Woning Onderzoek zijn de resultaten nc^ niet voorhanden.

Er zijn geen aanwijzingen dat woningen, die zijn gebouwd in of direct bij dijken of vestingwallen, vochtiger zijn dan andere woningen.

Dit is afhankelijk van verschillende omstandi^eden zoals de grondsoort, de toegepaste bouwmaterialen en de oriƫntatie van dit soort woningen.

4. Het onttrekken van slechte woningen aan de bewoning en het opruimen van krotten is een zaak die de ondergetekenden in het algemeen zeer ter harte gaat. Om dit te bereiken bestaat echter niet alleen het middel van de onbewoonbaarverklaring.

Er bestaan verschillende subsidiemogelijkheden om de opruiming te bevorderen zowel van bijeengelegen krotten in stadsvernieuwingsgebieden als van verspreid gelegen krotten in en buiten steden en dorpen. Wat de vraag betreft welke woningen als slecht moeten worden beschouwd spelen uiteenlopende gebreken eai rol, die soms even schadelijk voor de bewoning zijn als de vochtigheid van woningen. De ondergetekenden zien daarom geen aanleiding bij de gemeente aan te drir^en op het besteden van speciale aandacht aan dit gebrek.

5. Bij de uitoefening van het Staatstoezicht op de Volkshuisvesting door de Inspecteurs voor de Volkshuisvesting - dat inderdaad tot de verantwoordelijkheid van de ondergetekenden behoort - wordt zowel aan de mogelijkheid tot het verbeteren van slechte woningen als aan de afbraak van onverbeterbare woningen voortdurend aandacht besteed. Tijdens de afgelopen periode van woningschaarste was het daarbij niet altijd mogelijk slechte woningtoestanden op korte termijn te doen verdwijnen. Thans echter achten de ondergetekenden de tijd aangebroken om naar een versnelde verbetering van de bestaande woningvoorraad te streven, met alle middelen die daartoe ter beschikking staan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1976

De Banier | 8 Pagina's

Het verband tussen astmaklaehten en vochtig wonen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1976

De Banier | 8 Pagina's