Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN STAATSMAN NIET! EEN EVANGELIEBELUDER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN STAATSMAN NIET! EEN EVANGELIEBELUDER

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

door: mr. G. Holdijk

Thorbecke heeft men in 1972, het eeuwjaar van zijn dood, nationaal herdacht. Zijn politieke t^envoeter, op wiens levenswerk vandaag de dag liefst vier politieke partijen in het parlement zich beroepen, verdient op zijn minst de aandacht van een ernstige terugblik, waarbij wij ons tevens de vraag stellen waarin onder andere zijn betekenis voor het heden gelegen is. Want het gaat toch niet puur om het herdenken van een grote nationale figuur maar om een zich bewust worden van de waarde zijner nalatenschap en, kon het zijn, om in die weg de kracht te ervaren die uitgaat van zijn persoonlijkheid, van zijn denken en van zijn doen. Als wij dan het eeuwjaar van Groen's dood herdenken doen wij dat niet enkel met het oog op het verleden, maar minstens evenzeer met het oog op het heden ai op de to^omst.

Nu is algemeen bekend dat Groen een zeer veelzijdig man was: classicus en jurist, rechterhand des konii^s en politiek strijder, bronnenuitgever en geschiedschrijver, pamfletschrijver en volksvertegenwoordiger, kerkelijk strijder en onderwijsspecialist. In een kort artikel kunnen uiteraard niet al deze aspecten aan de orde komen. Wij willen ons bepalen bij Groen als politicus, al beseffen wij het gevaar dat wij hem als zodoende als het ware , , opsplitsen" in een aantal, , rollen", waardoor de totale persoon en arbeid van Groen verminkt dreigen te worden. Er was te veel eenheid in deze man dan dat men zijn activiteiten op diverse terreinen des levens naar believen van elkaar zou kunnen scheiden. Niettemin komt het voor, ook onder zijn nazaten, dat men zijn denkbeelden op het ene terrein, in meerdere of mindere mate, meer of minder selectief, al of niet geïnterpreteerd, aanvaardt, omarmt en tot vertrekpunt voor eigen(tijds) denken en handelen neemt, terwijl men, al of niet stilzwijgend, al of niet opzettelijk aan uitspraken en positie-kiezen op andere terreinen voorbij gaat. Zo ontstaat helaas een Groen die elk wat wils te bieden heeft, maar het relativeert toch wel enigszins het recht, de vanzelfsprekendheid en de autoriteit waarmee men zich op zijn naam beroept. Het schijnt het lot te zijn van alle mannen van formaat; wij kunnen ze slechts bij stukjes en beetjes , , verwerken" en velen die zich erfgenamen noemen laten grote stukken , , onverteerd" liggen. (Is het niet opmerkelijk dat niemand zich tot dusver gezet heeft aan een omvattende en wetenschappelijk verantwoorde biografie van Groen? ).

In de wetenschap dat wij Groen , , verdelen" als wij ons bezinnen op zijn erfenis voor het staatkundig leven, komt allereerst ons een bekende leus in gedachten. Groen bezat het geheim van de kunst om in een beknopte eenvoudige formule een heel complex van denkbeelden samen te vatten. Verscheidene van zijn uitspraken zijn welhaast gevleugelde woorden geworden. Het zijn flitsende gedachten die uit zijn betoog tevoorschijn schieten en plotseling de kern van een ingewiWcelde redenering in helder lichf plaatsen zodat ze bij hoorders en lezers blijven haken.

Men denke slechts aan uitdrukkingen als , , ln ons isolement ligt onze kracht'', , , Er staat geschr e - ven, er is geschied", , , Tegen de revolutie het Evangelie", en andere meer.

De leus die ons in het verband van dit artikel in de eerste plaats bezig moet houden is de bekende uitspraak: , , Een staatsman niet! een Evangeliebelijder". Was Groen dan geen staatsman? Natuurlijk wel, maar hij wilde uitdrukken wat bij hem voorop stond, wat de drijfveer vormde bij al zijn bezigheden, ook in de politiek. De oorsprong van en de grond voor zijn politiek handelen was gelegen in zijn geroepen-zijn door de macht van het Evangelie-woord. Het geloof in de God van de Bijbel en niet filosofische gedachtenspinsels of staatstheologische bespi^elingen bepaalde zijn doen en laten. En op dit punt van onze beschouwing gekomen, komt ons een andere, reeds geciteerde, leus in gedachten: , , Tegen de revolutie , het evangelie". De revolutie heeft hij ontmaskerd als een pseudogeloof. , , Het beginsel was de souvereiniteit der rede, en de uitkomst godverzaking en materialisme".

De revolutie is , , de stelselmatige omkering van begrippen waardoor, in plaats van de ordening Gods, de eigenwijsheid en willekeur van den mensch ten grondslage van Staat en Maatschappij, van recht en waarheid, gelegd wordt". Scherp tekent hij de twee wegen en bepaalt hij ons om bij voortduur bij de tweesprong waarvoor wij ons bij elke politieke beslissing geplaatst zien: de weg van het geloof en de weg van het ongeloof. In dit licht schoor hij de twee politieke stromingen van zijn dagen, die van liberalen en conservatieven over één kam, ondanks de onderlinge tegenstellingen. Deze beide partijen waren eigenlijk niet anders dan, zoals Groen het raak formuleerde, , , steeds kibbelende tweelingen der vrijzinnige rigting". Wie denkt op dit ogenblik niet aan de verhouding van progressieven en liberalen? . Hoe diep gaan de verschillen eigenlijk als men elkaar op de zaak van leven en dood in een compromis weet te treffen? , , Een staatsman niet! Een Evangeliebelijder". Deze leus heeft Groen nooit - zijn hele politieke werkzaamheid getuigt het - opgevat als een alibi voor geringschatting van het praktische politieke werk. Zeker één ding is nodig.

, , Maar, wanneer wij dat ééne bezitten, moet de vrucht ervan openbaar zijn in alles". Groen heeft in zijn dagen, ook bij eigen geloofsgenoten, gegispt wat hij noemde de, , politocophobie", de afkeer van de politiek. Velen, ook leidende figuren, meenden zich niet in te moeten laten met de politiek, ofwel omdat men de politiek in het licht van het geloof als van ondergeschikte betekenis beschouwde, ofwel omdat men huiverig was voor politieke verdeeldheid. (Dat laatste is waarschijnlijk mede verklaarbaar uit de tijdsomstandigheden waarin nog geen politieke partijen en slechts een zeer beperkt kiesrecht bestond). Groen benadrukte evenwel dat de prediking van het Evangelie op velerlei wijs kan plaatshebben, ook langs de weg van de praktische politiek. , , Wij willen, wat de behoudenis der zielen betreft, niets weten dan Christus en dien gekruist (-) " maar , , geen middel mag verwaarloosd worden, dat tot verstand en gemoed den weg baant". , , De vreeze des Heeren is het beginsel der wetenschap; maar het b^insei is de hele wetenschap niet; deze wordt gevormd ook uit de overige bestanddelen waarin zich het beginsel belichaamt". Politiek is zowel een zaak van profeten als van ingenieurs , zouden we willen z^^en.

Tot slot zouden we nog willen wijzen op één punt waar de actualiteit van Groen's politieke denkbeelden onzes inziens wel zeer nadrukkelijk kan blijken. Samengevat ligt dat opgesloten in de wijze waarop Groen ons de revolutie geschilderd en gekarakteriseerd heeft. De revolutie zoekt het kwaad in de structuren en niet in de mens, is anti-christelijk en anti-historisch. Het revolutionair beginsel streeft naar consequente verwezenlijking, wat in de staat leidt tot centralisatie van bevoegdheden en - wat Groen noemde - , , staatsal ver mogen'', staatsabsolutisme zouden wij het noemen. Men denke slechts aan de wijze waarop de kerk en de school tegemoet getreden werden. Er is niets dat de staat niet doen mag, indien hij zulks in het algemeen belang acht; niets, m.a.w., dat de meerderheid verhinderen ican te doen wat zij meent dat tiaar belang vordert, zolang zij daartoe de macht bezit. Hij is tot despotie gedwongen, uit zelfbehoud, omdat zij daartoe de macht bezit. Hij is tot despotie gedwongen, uit zelfbehoud, omdat door die verdrukking de getalsvermeerdering van zijn tegenstanders t^engegaan, en daardoor de verschuiving der stemmenmeerderheid, de basis van zijn macht ( bij gebrek aan van die meerderheid onafhankelijk gezag), kan AVorden voorkomen.

Dit gevaar nu, van gewetensdwang, lijkt ons, gelet op de ontwikkeling van de binnenlandse en internationale politieke verhoudingen van de laatste jaren niet denkbeeldig. Groen werd door zijn tegenstanders verweten dat hij op zijn beurt ook de gewetens wilde knechten. Dit verwijt heeft hij altijd als zijnde zeer grievend en in strijd met de werkelijkheid verworpen. Het is ook een onrechtvaardige beschuldiging. Want Groen heeft als parlementariër het altijd weer opgenomen voor de vrijheden des volks.

Gerretson zegt hiervan - misschien wat ongenuanceerd - , , Opvallend is het dat hij bijkans nooit is opgetreden als verdediger van zijn geestverwanten. Bijkans nimmer is hij, met zijn cliënten, geestelijk homogeen. Nimmer bijkans strijdt als Staatsman hij voor materiële godsdienstige of maatschappelijke menir^en; maar bijkans steeds uitsluitend voor de staatkundige vrijheid, het formele beginsel, dat aan de belijdenis en verwerkelijking van de door hem zelf vaak verworpen beginselen, door de Staat generlei belemmering in de weg mag worden gel^d." Zo betekent Groen's strijd voor de katholieken niet instemming met de katholieke godsdienst, die hij, naar hij tot veler verontwaardiging in volle kamerzitting zei, als privé-persoon ontsierd achtte door , , gevaarlijk bijgeloof", maar een strijd als staatsman voor de rechten van de belijders van dit , , bijgeloof". Zo betekent ook Groen's strijd voor de Afgescheidenen, geen strijd voor hun opvattingen of sympathie met de daad van hun scheiding, integendeel hij keurt ze streng af; hij strijdt slechts voor het recht der Afgescheidenen om, op eigen verantwoordelijkheid, te doen wat hij afkeurt.

Wij zullen ons op deze plaats niet mengen in de discussie of Groen in dezen wel in overeenstemming was met het artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis zoals dat door sommigen uitgelegd wordt. Maar dat hij altijd gestreden heeft tegen staatstyrannie is onweerlegbaar.

Ten besluite.

Als wij Groen herdenken en eren doen wij dat niet omdat wij^menen dat hij onfeilbaar was. Wij'zweren niet bij eens mensen woord of daad, maar geloven dat hij een getuige van Christus was die door de Allerhoogste met gaven van geloof en verstand is begiftigd waarvan de nagelaten vruchten slechts tot schade van onszelf en ons volk vergeten worden of onopgemerkt blijven. Het zaad is toch in de aarde gevallen opdat het vrucht zou voortbrengen? !

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1976

De Banier | 8 Pagina's

EEN STAATSMAN NIET! EEN EVANGELIEBELUDER

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1976

De Banier | 8 Pagina's