Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WET OP DE DIERPROEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WET OP DE DIERPROEVEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

door ds. Abma

WIJLEN DE HEER VAN DIS

Namens mijn fractie wil ik gaarne onze waardering uitspreken voor bedoeling en indiening van het wetsontwerp en mede en zelfs nog meer onze voldoening met de behandeling die na een tijdsverloop in deze Kamer mag plaatsvinden. Wij hopen dat de wet eerlang effectief van kracht mag zijn. De materie had jarenlang, wat onze fractie aangaat, zelfs van parlementaire generaties- ik denk hierbij aan mijn voorganger wijlen de heer Van Dis - onze belangstelling. De heer Van Dis heeft zich met zijn bekende toewijding talloze malen ingezet voor de vraagstukken vann dierenbescherming en anti-vivisectie. Hij heeft zich vele malen kunnen aansluiten bij waardevolle suggesties van de organisaties die zich op dit gebied bewegen. Ik wil zelfs niet verhelen dat ik met enige weemoed zijn schriftelijke iKjdrage tot de discussie heb gevolgd. De instellingen van dierenbesdienning en anti-vivisectie Kerdia»«i welgemeende hulde voor bun «iverdroten pleiten. Nu zien wij tot op zekere hoogte hun wens bekrooiKl. Ik vermoed wel dat zij het gevoel hebben, een mijlpaal te passeren en niet de eindstreep, maar het zal voor hen toch wel een aansporing zijn om door te gaan en waakzaam te blijven.

Ook wij zijn van oordeel dat hier gesproken moet worden van een begin. Vragen en wensen zijn er zeer zeker nog, al wil ik ook wel opmerken dat een aantal wijzigingen stellig verbeteringen zijn.

Inderdaad is het beter dat er nu eindelijk wat komt dan te wachten op een nog wat volmaakter regeling. Het zou immers de onl)evredigende situatie die nu bestaat, continueren. Bovendien kunnen wij aan de hand van ervaringen, opgedaan met de wet, wanneer die in werking is, wellicht zinvoller en doeltreffender de wet uitbreiden en completeren. Zo'n vraag die nog rest is bijvoorbeeld de kwestie van de be- •perking tot de gewervelde dieren. De memorie voorziet niet in een doorslaggevend, criterium. Wij gaan ermee akkoord, dat ergens een .grens moet worden getrokken. Het pijncriterium lijkt mij alleen niet genoeg. Ook de classificatie waardoor paarden, apen. honden en katten in een uitzonderingspositie worden gebracht, lijkt ons een greep. In de memorie staat nogal laconiek dat ermee is volstaan, enige hoog-ontwikkelde dieren te noemen. Vooral dat , , enige" wekt enige verbazing. Er zijn blijkbaar meer hoog-ontwikkelde dieren. Welke zijn dat dan en waarom zijn die niet in deze categorie ondergebracht?

De wetgever wil stimuleren om te handelen in de zin van een gedachte. De vraag is, wie hiermee beter uit de voeten kan, de onderzoeker of de controleur en wetshandhaver.

Nog even terug naar die ge wervelden. Ik kan mij ook zeer stuitende proeven met lagere diersoorten voorstellen. De aard, op- - ze. en omvang van een proef zijn evenzeer gewichtige kwesü' . Daarom vinden wij dat toch getracht moet worden, proeven tot uiterste noodzaak te beperken en de proeven aan een criterium van wezenlijk nut te onderwerpen.

DE RECHTVAARDIGE KENT HET LEVEN VAN ZIJN DIEREN.

Uit de gedachtenwisseling is zeer duidelijk naar voren gekomen dat wij te maken hebben met een principiële zaak. De Schrift zegt dat de rechtvaardige het leven van zijn beesten kent. Als wij nu het ene doen en het andere niet nalaten, dan hoop ik dat de Regering door het algemeen beleid zal bijdragen tot het klimaat, waarin die bedoelde rechtvaardigheid gedijt. Die rechtvaardigheid omvat toch ook consequentie en consistentie. Als ik denk aan opvattingen inzake abortus en de daarbij behorende praktijken, dan rijzen toch wel vragen. Wij moeten niet aangelegenheidsblind zijn en een soort apartheidspolitiek in dezen bedrijven.

Wanneer er namelijk in de wet onderscheid wordt gemaakt tussen hogere en lagere dierklassen dan vind ik dat zeker ook wel naar voren moet komen dat de mens als zodanig een geheel eigen plaats in de schepping inneemt als drager van het beeld van God.

Sommigen hebben in de schriftelijke gedachtenwisseling naar voren gebracht dat het dier beje- gend moet worden als een schepsel Gkxls. Daarmee wil ik graag mijn instemming betuigen. Er komt echter wel de vraag naar voren, wat er de oorzaak van is, dat het dier in deze ernstige situatie terecht is gekomen, waarin het wordt gebruikt als proefdier. Is het immers niet waar dat de gehele schepping om onzentwille- bedoeld is omwille van onze zonde- in deze nood is gebracht? Zo zien wij dat op de bodem van deze vraag ook de zondeschuld dezer wereld ligt. Dit is te meer een stimulans voor de Regering, die gerechtigheid die een volk verheft te bevorderen en na te jagen.

De collega's van de PSP hebben nog de vraag opgeworpen, waaraan wij eigenlijk het recht ontlenen om dit soort van proeven te doen. Ik had het wel interessant gevonden, op die vraag hunnerzijds een antwoord te ontvangen. Wij geloven namelijk dat al wat zich roert en al wat levend is, de mens mag dienen tot spijs en als wij die lijn doortrekken, meen ik ook dat wij kunnen meegaan met de gedachte die aan het wetsontwerp ten grondslag ligt, dat de proeven mogen plaatshebben terwille van gezondheid en voeding. Ik meen echter dat wij dan wel een streep moeten zetten. Dan beperken wij het toch wel tot het strikt noodzakelijke. Bij de opsomming gezondheid en voeding heb ik niet het woord schoonheid aangetroffen. Ik hoop dat het voldoende is, wanneer ikin dit geval dubbelzinnig bedoeldzeg dat geen schoonheidsfouten aan deze wet mogen kleven.

Zo ooit, dan zeggen wij nu dat het bij deze wet gaat om de geest en niet om de letter van de wet, ja dat de wet indien enigszins mogelijk een mentaliteit moet wekken en een instelling bij de proef nemer. Ik hoop dat het beleid juist op dat punt is gespitst, want met onwilligen valt zeker niet veel te bereiken, vooral niet omdat er toch een aantal getroffen, die heel ingrijpende verschillen van beoordeling open- laten. Daarom vind ik het aan de andere kant ook wel belangrijk dat de schroeven niet te krachtig worden aangedraaid om de good- will, die er toch moet bestaan bij de onderzoekers, niet te ver - spelen. Het is een compromis en dat moet als zodanig ook uit- komen.

„VOORALSNOG" DIERPROEVEN

Wij onderschrijven volgaarne dat het streven erop gericht moet zijn dat de dierproeven op den duur kunnen worden gemist. Nu zegt de memorie, dat dit , , vooralsnog" niet gaat. Als ik een beetje op dit woordgebruik afga, vraag ik de bewindsman of hij gegronde verwachtingen koestert, dat het toch wel eens zo ver kan komen. Ik denk dan nog aan eventuele andere mogelijkheden dan de gememoreerde vervangingsmethode van weefsel- en celcultures. Ik meen, dat ik dit wel mag vragen, want deze cultures gelden in de memorie als , , voorbeeld". Toch hebben wij nog wel twijfels gezien de voortdurende ontwikkeling in de wereld van de wetenschap, of die gewenste situatie inderdaad zal intreden, namelijk dat er van deze proeven geen sprake meer hoeft te zijn. Ik hoef niet uiteen te zetten, dat wij initiatieven met films om proevente verhinderen, zeer zeker toejuichen.

Nu ik toch op het punt van alternatieven ben aangeland, wil ik iets vragen over de homeopathie, waarover mijn fractie destijds het een en ander naar voren heeft gebracht. Als ik de Staats.'ecretaris goed heb begreper, acht hij het niet uitgesloten dat men bij onderzoekingen in het kader van de homeopathische geneeskunst ook van dierproeven gebruik zal maken. Ik wil graag weten of dit louter een vermoeden is van de bewindsman, of dat deze opmerking stoelt op concrete en te documenteren gegevens of indicaties. Ik meen te weten, dat de homeopathie van het begin af duidelijk heeft gezegd, geen heil te zien in dierproeven. Er moet zich dus een - aanwijsbareprincipewijziging hebben voorgedaan.

HET VERGUNNINGENBELEID

De werking van de wet staat en valt met het vergunningenbeleid. Het mag tot geen prijs een kwestie van goedgunstigheid worden van de zijde van de Regering. Ik heb duidelijk gelezen, dat dit niet de bedoeling is, maar ik meen dat het geen kwaad kan, dit nog eens heel duidelijk te onderstrepen. Speciaal botsen wij tegen de binding aan de rechtspersoon in plaats van aan het individu. De jongste verwikkelingen op een ander terrein hebben aangetoond, hoe moeilijk het met dit soort zaken is wanneer er hiërarchische verhoudingen zijn in teams en in werkverbanden. Bovendien zijn hierbij heel duidelijk wetenschappelijke ambities in het geding. Overigens kunnen wij heel veel begrip hiervoor hebben, maar zij nopen gemakkelijk tot grensoverschrijding. Daarom vraag ik mij af- met anderen- of niet te gemakkelijk wordt gesproken van , , deformation professionnelle". Hier is nu wèl een woord Frans bij. Ik meen, dat hierbij sprake is van een wezenlijk gevaar. Bij het beleid zal men zich dit bewust moeten zijn. Het zal specifiek hierop moeten worden gericht.

Ondanks de administratieve rompslomp meen ik, dat er een modus moet worden gevonden om de persoonlijke verantwoordelijkheid van elke onderzoeker individueel in de wet tot gelding te brengen. Wat de controle betreft, zijn wijondanks de woorden in de memorie van antwoord- nog niet verlost van de gedachte, dat het aanbeveling verdient, dat ook de commissieleden te allen tijde tot laboratoria kunnen worden toegelaten om op die manier de vinger aan de pols te kunnen houden en uit eigen bevinding te kunnen werken, zodat zij hun taak op verantwoorde wijze kunnen vervullen. De meen ook dat het niet verkeerd is, te waarschuwen voor hypocrisie.

Men kan zich uitermate humaan voelen en zich een alibi verschaffen, door met volle inzet op te komen voor de urgentie dat dierproeven tot het alleruiterste worden beperkt. In het historisch relaas lees ik, dat de bezetter in 1943- ik neem aan, met het perfectionisme dat de bezetters eigen was- hun bestaande wetgeving op dit gebied in ons land hebben ingevoerd. Ik vermoed, dat in 1943 in de vernietigingskampen heel andere proeven op mensen werden uitgevoerd. Het is slechts een waarschuwing, namelijk dat wij met dit soort zaken niet selectief moeten optreden, maar dat wij een consequente en consistente houding moeten aannemen om in de totaliteit, ook van deze en van alle verwante pro­ blematiek, terwille van de waarachtigheid en van de geloofwaardigheid een standpunt te bepalen.

Wij sluiten ons aan bij degenen die hebben gewezen op de rol van de handel in proefdieren, met name van honden en katten, welke handel zou moeten worden beteugeld. Volledigheidshalve moet worden gezegd, dat er toch eigenlijk min of meer om wordt gevraagd. Er zijn mensen die heel lichtvaardig huisdieren nemen, maar die deze dieren nog lichtvaardiger elders weer droppen. Op die manier wordt dat kwaad toch eigenlijk ook wel in de hand gewerkt.

Nogmaals wil ik erop aandringen dat wij met dit wetsontwerp, dat het karakter draagt van een compromis, het juiste midden bewandelen. Ik dacht ook dat ik mij mocht aansluiten bij de typering, dat dit , , een belangrijke stap is in de goede richting". Als wij het al te stringent willen toespitsen, dan zou het mogelijk kunnen zijn dat wij het tegendeel van wat het wetsontwerp nastreeft bereiken. Aan dat criterium willen wij de amendementen toetsen. Met alle onzes inziens verbeteringen zullen wij zeker graag meegaan, maar verscherpingen, hoe nobel ook, die echter doen vermoeden dat gemakkelijker de hand gelicht gaat worden met mogelijk de hele wet, zullen wellicht doch met enige pijn door ons worden afgewezen.

EEN ENKELE GREEP UIT HET TWOORD VAN STAATSSE-; ETARIS HENDRIKS.

vrouw De Boois en de heren ppes en Abma hebben hun twijl uitgesproken, of de beperng, die in het wetsontwerp ligt sloten tot proeven op gewer- 1de dieren wel gerechtvaard is. Ik zou nog eens kunnen ; Zen op de memorie van ant- 'ord, waarin op deze probleutiek diepgaand is gereageerd, ik blijf van mening dat er voorshands- het klinkt enigen uwer wellicht niet helemaal genoegzaam in de oren- onvoldoende gronden kunnen worden aangevr ird voor een regeling voor on- - .vervelde dieren. Het gevaa, r is dan niet denkbeeldig, dat de wet, die toch dient ter bescherming van het dier als proefdier, over haar doel heenschiet en dat ze door de overmatige eisen, die dan aan het controleapparaat worden gesteld, gemakkelijk tot een papieren maatregel kan worden. Het probleem van een grensbepaling zal er altijd wel blijven, aangezien ook eencellige organismen, watervlooien en bananenvliegjes veelvuldig voor experimenten worden gebruikt en zelfs speciaal met het oog hierop worden gekweekt. Elke grens is arbitrair, maar op basis van praktische gronden meen ik, dat de uitsluiting van ongewervelde dieren toch gerechtvaardigd is.

Mevrouw Veder, de heren Weijers en Abma hebben zich afgevraagd, wat de zin is van de uitzonderingspositie, die in artikel 10, lid 2, is toegedacht aan paard, aap, hond en kat en van een eventueel verdergaande classificatie van proefdieren. In een systeem, waarin aan de ene kant wordt uitgegaan van een ondergrens bij gewervelde dieren, is het aan de andere kant voor de hand liggend ook een bovengrens aan te geven van enkele gewervelde dieren, die in ons cultuurpatroon- ik zeg dat met grote nadruk erbij- gevoelsmatig dichter bij de mens staan. Om in die grote groep van gewervelde dieren buiten de vier genoemde om nog een nadere classificatie aan te brengen lijkt mij nauwelijks doenlijk, ook omdat daarvoor eenvoudig een criterium ontbreekt.

Ek wil eraan toevoegen, dat het feit, zoals mij wordt verzekerd, dat bijvoorbeeld het varken anatomisch en fysiologisch zeer veel gelijkenis vertoont met de mens op zich geen reden kan zijn om het varken meer naar de mens toe te classificeren dan bij voorbeeld het konijn.

DE STEMMING.

De hele Kamer stemde in met de nieuwe wet op de dierproeven. Een aantal amendementen, ingediend door de PPR, werden- hoewel gesteund door onze fractie-, verworpen. Slechts een minimale wijziging vond weerklank bij de meerderheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 augustus 1976

De Banier | 8 Pagina's

WET OP DE DIERPROEVEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 augustus 1976

De Banier | 8 Pagina's