Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Afbreking zwangerschap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Afbreking zwangerschap

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Initiatief voorstel verworpen

TER INLEIDING

In de Eerste Kamer is het initiatiefvoorstel van de leden Lamberts, Roethof, Geurtsen en Veder- Smit met 41 tegen 34 stemmen verworpen. Het is niet de bedoeling om op deze plaats nader in te gaan op deze tot dankbaarheid stemmende uitslag; daartoe moge ik u verwijzen naar de andere kolommen van dit nummer. Ik wilde slechts de rede van onze woordvoerder in de senaat, de heer Meuleman, aankondigen die hij uitsprak tijdens de behandeling. Aan zijn ernstige oproep aan het einde van zijn betoog is gelukkig door de meerderheid gevolg gegeven.

door de heer Meuleman

DE BEOORDEUNGSCOMMISSIE De ontwikkelingen op het gebied van de abortus provocatus gedurende de laatste zes jaar hebben ertoe geleid dat het praktisch geheel is vrijgelaten, indien het maar op medisch verantwoorde wijze werd uitgevoerd. De medische ethiek is daarbij het grote kind van de rekening geworden. Niet alleen de medici zijn echter verantwoordelijk voor deze ontwikkeling, ook de politici zijn het. Het gaat niet alleen om de bewindslieden van Volksgezondheid en Justitie van dit moment, maar ook om hun voorgangers. Het gaat ook niet alleen om de bewindslieden, maar ook om allen in de volksvertegenwoordiging die aan het ontstaan van de huidige situatie hebben meegewerkt. Het sluitstuk schijnt nu te zijn dat deze ontwikkelingen goeddeels op initiatief van het parlement gelegaliseerd worden. Ook in de opzet van dit wetsontwerp zal de invloed van Regering en parlement uiterst gering blijken te zijn.

Wanneer wij dit wetsontwerp aannemen leggen wij onszelf en de verantwoordelijke bewindslieden op alle mogelijke wijzen aan banden. In de nota naar aanleiding van het eindverslag zeggen de indieners zelf dat de Ministers de leden van de commissie niet kunnen ontslaan. Alleen wetswijziging blijft nog over, zo zeggen zij. De vraag is natuurlijk in hoeverre de wet die zij nu voorstellen, zich leent tot aanpassing van de wens tot een restrictiever beleid als de wet geen inhoudelijke norm bevat. Als het beschikkingenbeleid van de commissie te royaal, of, zoals men er zelf aan toevoegt, te krap wordt, zal de Minister van Volksgezondheid naar hun oordeel beroep in kunnen stellen als belanghebbende in de zin van de wet-AROB. Hoe moeten echter met behulp van de rechtmatigheidstoetsingen be­ leidsombuiging tot stand gebracht worden? Het wetsontwerp leent zich volgens de indieners wel tot aanpassing aan technische ontwikkelingen, maar waar vinden wij houvast voor aanpassing aan ethische ontwikkelingen?

De status van de commissie blijkt bijna even onafhankelijk te zijn als die van de rechterlijke macht. Hoe denken de indieners over de bezwaren van Muntendam en Van der Mijn inzake de scheiding tussen de bevoegdheden van de commissie enerzijds en het staatstoezicht op de volksgezondheid anderzijds? De indieners menen dat zij een objectieve norm bieden ten aanzien van de rechtsbescherming voor de ongeboren vrucht. Deze norm is uiteraard subjectief, interpretabel, aldus de indieners. Ons bezwaar tegen de norm is ook niet, dat deze wordt geïnterpreteerd, maar dat deze interpretatie in handen wordt gelegd waar zij naar onze opvatting niet thuis hoort. Hierop doelde ook onze vraag in het eindverslag betreffende de effectiviteit van de waarborgen voor de rechtsbescherming door middel van repressief toezicht. Wij zouden ons kunnen voorstellen dat voor het uitvoeren van abortus voorafgaande toestemming van de rechter vereist zou zijn. Een belangrijk criterium voor de indieners is het al dan niet garanderen van volledige rechtsbescherming. Individuele willekeur zou geen kans hebben, zo schrijven de indieners. Wij hebben evenwel c«ize twijfels, of het verzoek van de vrouw om abortus zijn oorsprong vindt in het niet gewenst zijn van de zwangerschap dan wel in het niet gewenst zijn van het kind. Is het laatste het geval, dan vrezen wij dat de levensvatbaarheid van de vrucht niet het minste gewicht in de schaal zal leggen. De beslissing blijft in handen van de vrouw en van de medicus, waarbij de laatste alleen aan een procedure-norm is gebonden.

De commissie zal weinig aan de rechtsbescherming bijdragen. Immers, zij oordeelt achteraf over de grote lijnen en grote aantallen, beduidende ontwikkelingen, aldus de nota.

Is het niet een taak van de commissie, individuele gevallen te beoordelen? Wij mogen, als het om menselijk leven gaat, toch niet in aantallen denken? Een enkel leven is toch niet minderwaardig ten opzichte van een aantal levens?

BESCHERMING GEWETENS­ VRIJHEID

De bezwaren van de indieners tegen het opnemen van een specificatiebepaling ter bescherming van de gewetensvrijheid van artsen en verpleegkundigen achten wij gegrond maar niet voldoende. Wij wijzen op twee aspecten: het fanatisme waarmee de voorstanders van vrije abortus de huidige wet en degenen die zich geroepen achten, deze wet te handhaven, tegemoet treden en het uitzonderlijk ethisch gehalte van een handeling, waardoor beginnend leven wordt beëindigd. In geval van ziekte kan men aan een arts inderdaad de eis stellen, dat hij de taak heeft, zorg te dragen voor de continuiteit in de behandeling van de patiënt. In dit uitzonderlijke geval mag dit onzes inziens niet van hem gevergd worden. Kunnen de indieners zich niet voorstellen, dat op de artsen die buiten enig dienstverband werkzaam zijn, onbehoorlijke dwang wordt uitgeoefend? Achten zij bijvoorbeeld een boycot of het uitlokken van een proces werkelijk volledig denkbeeldig? Voor de artsen in dienstverband is een specifieke bepaling volgens de indieners overbodig omdat hun positie reeds in het arbeidsrecht volledige bescherming biedt. De indieners wijzen op de rechtspraak met betrekking tot het verrichten van arbeid op zondag om te bewijzen dat de rechtspositie van deze categorie in het arbeidsrecht volledige bescherming geniet. Maakthetdan geen enkel verschil, dat omtrent zondagsarbeid wel een specifieke bepaling in het Burgerlijk Wetboek voorkomt, namelijk artikel 1638, lid 1? Kunnen artsen en verpleegkundigen het zonder steun van een soortgelijke bepaling stellen? Zij die geen arbeid op zondag wensen te verrichten, hebben toch ook niet de verplichting tot zo iets als waarborging van de continuiteit?

Wat degenen betreft die werkzaam willen zijn op de gynaecologische afdeling van een ziekenhuis deed hetgeen daaromtrent door de indieners wordt medegedeeld bij ons de vraag rijzen in hoeverre de gynaecologie een afgesloten terrein is. Enkel het bezwaar tegen abortus mag er toch geen oorzaak van zijn, dat zij van alle andere werkzaamheden eveneens worden uitgesloten?

Wat de arts-assistenten betreft die opgeleid willen worden tot gynaecoloog, wordt erop gewezen dat zij aan een ingreep, waartegen zij principiële bezwaren hebben, niet gehouden zijn mee te werken. Is het irreëel te vrezen, dat er andere nadelige gevolgen optreden?

In de nota delen de indieners vervolgens mee, dat zij heel nadrukkelijk geen dwangmaatschappij wensen. Wij wensen dat nog minder, maar juist daarom vrezen wij intolerantie en dwang, zonder dat van een wettelijke verplichting sprake is voor hen die op grond van hun geweten geen enkel aandeel wensten te hebben in een ontwikkeling, die zij principieel afwijzen.

Naar aanleiding van de beschikking van het gerechtshof te Arnhem op 19 oktober 1976, rijst bij ons de vraag, waarom in artikel 2 de v^e norm , , zo nodig" en niet een concreet gebod eventueel met een uitzondering is opgenomen. Dient deze formulering de rechtszekerheid van de artsen?

Gaat men met deze eventueel van kracht geworden nieuwe wet nu misschien weer anticiperen op het voornemen de minder jar igheidsgrens te verlagen? Ontneemt men op dit punt nu niet weer het houvast aan de rechter? Wat het informeren, respectievelijk het mede laten beslissen van de echtgenoot en de verwekker, zijnde niet-echtgenoot, betreft, zou naar onze mening in het geval van een wettig huwelijk - dus niet in het geval van een echtscheidingsprocedure - de wettelijke echtgenoot altijd vooraf op de hoogte gesteld dienen te worden.

Als de schattingen van de indieners bewaarheid worden, zullen in 1976 nog altijd meer dan 70.000 buiterüandse vrouwen geaborteerd worden. Ook al stellen de indieners dat de buitenlandse vrouwen evenveel recht op verantwoorde abortushulpverlening hebben als Nederlandse vrouwen, wij achten het een ongewenste toestand dat buitenlandse vrouwen met tienduizenden per jaar onze landsgrenzen overschrijden voor handelingen die in hun eigen land niet toegestaan zijn.

Het antwoord op onze vraag, wat de mogelijke strafrechtelijke gevolgen zijn voor hen die abortus bij buitenlandse vrouwen uitvoeren, blijft tamelijk onduidelijk. Ook al zouden zij echter geen rechtstreekse strafrechtelijke gevolgen te vrezen hebben, dan nog kan de handelwijze van Nederland toch zeer wel mogelijk onaangename repercussies oproepen. Vinden de indieners dat verordeningen van de algemene politieverordening, die het ten verkoop aanbieden van voorbehoedsmiddelen, eventueel via automaten, aan de openbare weg in sommige gemeenten verbieden, gerespecteerd behoren te worden? Willen zij deze beslissingsbevoegdheid bij de gemeenteraad laten? Achten zij het mogelijk dat, bij wijziging van zulk een APV, eventueel in bepaalde gedeelten van een gemeente, bij voorbeeld in kleine kernen waar de meerderheid van de bevolking deze wijziging zeker niet wenst, de verordening wat dit betreft van kracht blijft?

Verder zeggen de indieners dat zij met ons van oordeel zijn dat een parlementariër, die zijn oordeel over het voorstel laat bepalen door een zorgvuldig getoetste gewetensuitspraak, aan zijn verantwoordelijkheid als medewetgever niet tekort doet. Zij voegen daaraan toe dat hetzelfde overigens geldt in niet mindere mate voor de parlementariër, die voor zichzelf overeenkomstig zijn geweten, abortus als ethisch ongeoorloofd van de hand wijst, maar wiens geweten hem niet toelaat zijn eigen overtuiging en zijn eigen ethisch oordeel als norm op te leggen aan diegenen, die die overtuiging niet kunnen delen. Toch zit hierin naar onze mening juist het verschil. In onze vragen spraken wij van een zorgvuldig getoetst geweten. Wij bedoelen daarmee dat wij ons geweten getoetst hebben aan een hogere orde, de wet Gods, welke ons verbiedt dat wij ons een oordeel aan zouden meten over de berekenwaardigheid van het menselijk leven.

De indieners spreken tot tweemaal toe over hét geweten, zonder meer. Zouden wij mogen vragen waaraan zij hun overtuiging onüenen? Houden zij deze overtuiging voor een méér dan particulier gevoelen? Onze bedoeling is niet normen aan anderen dwingend op te leggen. Wij willen slechts ons volk dienen door te wijzen op de geboden en beloften van het levend-makende Woord des Heer en.

ALZO ZEGT DE HEERE

Veel discussies zijn in de afgelopen tijden over het abortusprobleem gevoerd, en naar wij niet alleen hopen ook veel gebed. Wanneer wij echter over deze zaken ons standpunt moeten bepalen, en onze stem hebben uit te brengen, willen wij ons laten leiden door wat Gods Woord en wat Gods Wet ons daarin gebieden. Dan zal het zijn: Tot de Wet en tot de Getuigenis - zo zij niet spreken naar dit Woord, zij zullen geen dageraad hebben. Alleen Gods Woord moge het richtsnoer zijn, hoe wij hebben te handelen en ook zullen wij als Overheid verantwoording hebben af te leggen van al oaze daden voor de Heere der Heeren en voor de God des Levens. Daarom zullen wij ook dit wetsvoorstel moeten toetsen aan Gods Woord en het zal uiteindelijk dienen te zijn niet wat denkt of vraagt de mens of wat wil de mens, maar : Alzo zegt de Heere. In dit Ucht zal het dan ook duidelijk zijn dat wij dit wetsvoorstel zien als in strijd met het Gebod Gods. Wanneer wij het Woord des Heeren als richtsnoer nemen, komt het heel duidelijk naar voren welk een zegen het is kinderen te hebben. Zij worden in ps. 127 een erfdeel des Heeren en een vrucht des buiks en een beloning genoemd. Waar nu de kinderen een erfdeel des Heeren zijn, mogen wij ons hieraan niet vergrijpen. Dat geldt zowel voor het geboren alsook voor het ongeboren leven. Dit menselijk leven hebben wij te beschermen. Want ook het ongeboren leven, het wordende leven, onttrekt zich volgens de Bijbel niet aan het machtsbereik en de wil van de Heere van het leven. Ps. 139: 13 en 16 leert ons heel duidelijk: Want Gij bezit mijn nieren; Gij hebt mij in mijns moeders buik bedekt; Uw ogen hebben mijn ongevormde klomp gezien, en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was. Zegt niet God de Heere tot de profeet Jeremia (1:5) , , Eer ik U in Uw moeders buik formeerde, heb ik U gekend, en eer gij uit de baarmoeder voorikwaamt heb ik U geheiligd"?

Zo zijn er meerdere bijbelgedeelten aan te wijzen, die duidelijk maken, dat God zelf vanaf het begin de mens schept en beschermt. God zelf is de Heere van het leven, de mens niet. Hij heeft het leven niet in zichzelf, maar ontvangt het van God. Naar bijbels perspectief is het leven een geschenk van de Heere God. Wij mogen leven, ons leven heeft een bestemming, nl. de Heere navolgen, al is het vaak door de diepte heen. Wanneer wij op grond van de Bijbel mochten zien, dat elk mens een schepsel van God is, hebben wij niet het recht om eigenmachtig, willekeurig en wederrechtelijk te vergrijpen aan het leven, niet dat van onszelf noch dat van een ander. Daarom waarschuwt het zesde gebod, om het recht in eigen hand te nemen. Het leven van de naaste moet beschermd worden en wel in het licht van dit wetsontwerp ook het kind dat verwekt is in het bijzonder.

Daarom komt dit wetsontwerp , , Wet afbreking zwangerschap" zo afschuwelijk over. Men zou het ook kunnen noemen: „Toelating van doden van ongeboren leven''. Dan mag ons volk weten dat de Staatkundig Gereformeerde Partij overtuigd tegenstander is van zwangerschapsafbreking. Abortus is in strijd met het uitdrukkelijke verbod van wederrechtelijk doden. Daarom is dit voorstel van de WD en de PvdA voor ons volstrekt onaanvaardbaar. Het is een destructieve regeling. Ons volk kan nu weten wat het aan deze partijen heeft als het gaat om de bescherming van het zwakke en weerloze. Helaas! De mens is nietautonoom, niet eigen baas, maar verantwoordelijk ten opzichte van God, Die hem roept. Wanneer wij als volk van Nederland deze w^ opgaan, eerst zwangerschapsafbreking zoals thans wordt voorgesteld, dan is de stap naar het volgende, euthanasie, niet zo groot meer.

Om met mr. H. van Riel, tot voor kort lid van deze Kamer voor de WD, te spreken: „Abortus is ontoelaatbaar. Wiehetabortusvraagstuk wil oplossen door rekening te houden met subjectieve wensen of veronderstelde belangen komt tenslotte eerst terecht bij georganiseerde vrijwillige, dan bij de onvrijwillige euthanasie en vervolgens bij het pijnloos liquideren van allerlei mensen en kinderen voor wie het leven volgens deskundigen weinig goeds of nooit enig goeds zal brengen. Hierin zit het element van : De mens is de maat van alle dingen. Wie eenmaal het normatief gezagselement in het geding brengt, of erger nog ontkent, breekt de weg open voor een hedonistische samenleving". Tot zover mr. Van Riel.

Inderdaad komt men daar terecht wanneer de normen van Gods Woord en van Gods Wet worden losgelaten. Het valt niet te ontkennen dat trekken in onze moderne westerse samenlevii^ te vinden zijn, die genot en materiele welvaart zoeken en het beschouwen als het hoogste goed dat in dit leven bereikbaar is. Dit is een verderfelijke mentaliteit, welke ook naar voren komt ten aanzien van de abortus.

Overigens zouden wij hier wel willen opmerken dat een ongewenste zwangerschap niet als een soort noodlot over ons komt. Een zwangerschap is niet een sluipende ziekte. Aan elke zwangerschap gaat een door beide partners gewilde daad vooraf, uitzonderingen daargelaten. Ieder zinnig mens weet welke gevolgen die daad kan hebben. Daarom past ook hier een beroep op de verantwoordelijkheid van de partners.

KIEST DAN HET LEVEN

Opzettelijke zwangerschapsafbreking betekent het doden van een wordend uniek mensenleven. Een beroep op de vrijheid van de mens om ook in dezen zijn eigen beslissing te nemen, heft het gebod Gods niet op . Wij zijn als Zijn schepse- ' len gebonden aan Zijn wil, die Hij in Zijn Woord tot uitdrukking heeft gebracht. Het loslaten van Gods heilzame wil betekent, dat mens en samenleving aan geestelijke en aan zedelijke verwilderingwordtovergegeven. Legalisering van abortus provocatus is een eerste stap op een heilloze w^, waarvan het einde niet is te overzien.

Onder ons volk heerst grote verontrusting over dit voorstel. Dit blijkt uit de honderdduizenden handtekeningen, die hiert^en zijn ingebracht en uit de bezwaarschriften, die ons van alle kanten hebben bereikt van diverse kerken, instanties, verenigingen en particulieren. Zij hebben hun waarschuwende stem laten horen.

Wij werden hieraan ook herinnerd op zaterdagmiddag, toen de Hervormd-Gereformeerde Vrouwenbond, de Vrouwenbond van de Gereformeerde Gemeenten en de Vrouwenbond van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Utrecht in de Julianahal, een gebedssamenkomst hielden, waar duizenden vrouwen aanwezig waren om dit voorstel tegen te gaan. Het is niet de gewoonte binnen deze groeperingen om met spandoeken enz. de weg op te gaan. In deze bijeenkomst is men in gebed en verootmoediging voor het aangezicht des Heeren getreden.

Wij willen onze bijdrage besluiten, maar niet nadat wij de leden van deze Kamer ernstig hebben opgeroepen om dit wetsvoorstel niet te steunen. Wij hebben allen, stuk voor stuk, verantwoordelijkheid af te leggen tegenover ons volk, maar bovenal voor het aangezicht des Heeren. Van ons zal eenmaal gevraagd worden wat wij met dit voorstel hebben gedaan. Het gaat om een zaak van leven of dood.

De overheid als Gods dienaresse heeft hier een dure roeping. Wij als leden van deze Kamer hebben niet het recht om te beslissen over leven of dood, dat recht komt alleen God toe en alleen in de handen van een barmhartig God is veiligheid, zowel voor het ongeboren als het geboren leven.

Wij hebben zoeven gesteld dat er veel verontrusting is onder ons volk. Zo mag dan ook wel eens in deze Kamer gezegd worden dat er veel gebed is geweest aan de troon van Gods Genade aangaande dit voorstel. De oordelen Gods gaan over deze aarde en zullen de inwoners der wereld gerechtigheid leren? (Jesaja 26:9). Alleen in de wederkeer tot Hem de God des Levens is zegen te verwachten. Straks moeten wij een beslissing nemen. Het zal de indieners, maar ook de Kamer duidelijk zijn, dat wij dit voorstel van wet niet kuimen maar ook niet mogen steunen. Deze keuze hebben wij te doen voor Gods aangezicht. Het is nog niet te laat. Wij zeiden, straks moeten wij beslissen. Mag ik nog een appèl doen op de indieners van dit voorstel. Trek het voorstel heden nog in, want u kunt deze verantwoordelijkheid niet dragen.

Maar zo niet, dan wensen wij te besluiten met de keuze van Mozes in Deuteronomium 30: Het Gebod hetwelk ik U heden gebied dat is voor U niet verborgen, en dat is niet verre. Want dit Woord is zeer nabij U, in Uw mond, en in Uw hart om dat te doen. De neem heden tegen Ulieden tot getuigen den Hemel en de aarde, het leven en de dood heb ik u voorgesteld, den zegen en de vloek. Kiest dan het leven, gij en uw zaad.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 1976

De Banier | 8 Pagina's

Afbreking zwangerschap

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 1976

De Banier | 8 Pagina's