Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wet investeringsrekening

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wet investeringsrekening

15 minuten leestijd

door de heer Van Dis

HET STELLEN VAN RAND­ VOORWAARDEN.

De behandeling van dit wetsontwerp kan niet plaatsvinden zonder rekening te houden met het feit, dat in november 1976 in deze Kamer behandeld is de „structuurnota", waarin als beleidslijnen op basis van een georiënteerde markteconomie, werden aangegeven continuïteit en selectiviteit.

Ik ga niet uitgebreid meer in op die nota. Slechts wil ik herhalen dat volgens onze fractie het stellen van randvoorwaarden - een van de uitgangspunten van de georiënteerde markteconomie - uitsluitend verband behoort te hebben met het beteugelen van ontwikkelingen, die het gevolg zijn van de doorwerking van het kwaad in de samenleving. Daarbij kan en behoort ook de nodige soepelheid te worden betracht, zodat de grens ruimer getrokken zou kunnen worden dan alleen bij de bestrijding van aparte ongerechtigheden.

Wij zien wel degelijk een taak voor de overheid om de ongebondenheid, niet alleen die op het terrein van de openbare orde, de veiligheid en de goede zeden, maar ook die op het vlak van het sociaal-economische gebeuren, in te tomen. Dat is haar roeping, maar daarbij behoort, overigens binnen het kader van die randvoorwaarden, dat de burgers, hetzij alleen, hetzij in gemeenschap met anderen, en in welke vorm van samenwerking dan ook, de volle gelegenheid krijgen om met de hun gegeven gaven en talenten te werken naar eigen believen, maar dan wèl in het besef van afhankelijkheid van en verantwoordelijkheid aan God. Ik wijs in dit verband op het rentmeesterschap.

Waarom moet ik het zo zeggen? Niet alleen, omdat ieder mens op welk terrein van het leven ook, aan Hem, in de verhouding Schepper-schepsel, eenmaal verantwoording moet afleggen van alles wat hij gedaan of niet gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.

Daarbij is de zegen beloofd wanneer wij dat doen, mogen doen zoals God dat van ons vraagt.

Het tegengestelde is evenzeer van ontzaggelijke ernst. Doen wij dat niet, dan is er niets anders te verwachten dan toorn en oordeel.

Ik ben er geheel en al van overtuigd dat, als met deze zaken ernst werd gemaakt, vele zaken die nu het leven en de samenlevingsverbanden verzieken - ik behoef daarvan echt geen opsomming te geven, ook niet op het terrein van het bedrijfsleven, in ruimer zin genomen dan wij nu bespreken - van veel minder ge-wicht zouden zijn en het belang van de ander, de naaste, méér zou worden behartigd. Daar zouden land en volk wèl bij varen.

Er liggen diepere oorzaken ten grondslag aan het feit dat er zoveel kwaad steeds meer manifest is geworden, namelijk het verlaten van de volle inhoud van Gods Woord, van Wet en Evangelie, waardoor het beslag daarvan op de samenleving is verdwenen. Wederkeer tot de Wet en tot de Getuigenis is noodzakelijk; zo niet dan is er geen dageraad!

Zien wij de gevolgen daarvan niet? Er is selectiviteit als het gaat om de geestelijke zedelijke waarden en als het gaat om de meer stoffelijke waarden. In het eerste geval laat ook de overheid feitelijk bijna alles over haar kant gaan. In het tweede geval zien wij een almaar toenemende en uitdijende overheidsinvloed.

Kweekt men daarmede verantwoordelijke mensen, die hun vrijheid in gebondenheid waar kunnen maken, mensen die inventief en creatief proberen met God en met ere door het leven te gaan? Of kweekt men daardoor uiteindelijk onmondige mensen die hun driften al of niet fatsoenlijk uitleven? Ik behoef niet te zeggen dat de keus voor ons niet moeilijk is. Wij wensten wel dat èn overheid én burgers dat zouden inzien. Dan komt er ook weer doel in het leven: persoonlijk èn maatschappelijk te leven tot de eer van Hem die alle dingen uit het niet heeft voortgebracht.

LEVERT HET DE NODIGE ARBEIDSPLAATSEN OP?

De had er behoefte aan deze zaken opnieuw onder de niet vrijblijvende aandacht te brengen omdat er naar mijn oordeel ook op een of andere manier verband bestaat tussen de slechte tijden op economisch gebied die wij vandaag beleven en het al meer negeren van de bij uitstek zegenbrengende onderhouding van Gods ordinantien. Maar niet alleen vanwege deze zaken. Ik lees op blz. 17 van de memorie van antwoord, dat de georiënteerde markteconomie wil zeggen: bevorderen dat ondernemingen zich in hun activiteiten oriënteren op datgene wat maatschappelijk wenselijk is. Er moet dus komen een maatschappelijk aanvaardbaar kader waarbinnen het bedrijfsleven zich kan ontplooien Maar het is niet louter beteugelen, dat ik hierin lees. Dat houdt ook in positieve beïnvloeding op basis van beginselen. Kunnen die de toets van het Woord des Heeren doorstaan? Gaat dan de overheid haar taak niet te buiten?

Wij horen bijna dagelijks van arbeidsplaatsen die op de tocht staan. Wij bemerken allerwege dat ook de arbeidsmoraal aan het tanen is. Iedereen is er van overtuigd dat er wat moet gebeuren. Maar ook hier ziet men steeds de neiging dat eerst de ander moet beginnen. Kunnen de extra gelden gemoeid met het aanvullend beleid, waarvan ook de WIR deel uitmaakt ons daadwerkelijk helpen aan de nodige arbeidsplaatsen? Ik weet dêt prognoses aan dit soort stiihjilering de meeste kans geven.

De nodige twijfels zijn bij ons echter wel gebleven. Bovendien zijn de nog bestaande fiscale instrumenten alleen al vanwege de bekendheid daarmede voor het bedrijfsleven eenvoudiger dan de nieuwe ingewikkelde WIR-SIRcombinatie.

Niet alleen is het aantal soorten premies, waarmede vrij moeilijk te werken zal zijn, vrij groot.

Ook de vele bepalingen die nodig zijn om misbruik, oneigenlijk gebruik of gebruik in tegenstelling tot wat beoogd wordt tegen te gaan, maken het het bedrijfsleven nu niet bepaald gemakkelijker.

Evident is in ieder geval dat mede dank zij de verhogingen van investeringsaftrek en de tijdelijke vervroegde afschrijving de investeringen in 1977 aanzienlijk zijn gestegen. Kennelijk werken de bestaande regelingen toch behoorlijk! Daar komt nog bij dat het voor de daadwerkelijke stimulering van bedrijfsinvesteringen van veel groter belang is of er voor het bedrijfsleven voldoende afzetperspectieven zijn. Wei-

Vervolg op pagina. 4 Vervolg van pagina 3

nu, aan dat laatste wordt maar geknabbeld; de teruglopende export bewijst het.

De structurele overcapaciteit in scheepsbouw, textiel en vele andere bedrijfstakken hebben daar invloed op. Wij willen niet verhelen dat wij ons meer aangesproken voelen door de SER in zijn advies van 1976 gegeven kenmerken van de bestaande regelingen IA VA t.w.

1. er moet winst zijn, zij zijn onderdeel van de heffingen;

2. er'is een maximum aan rechtszekerheid (bezwaar en beroep); 3. ook de landbouw profiteert ervan ondanks het strenge mededingingsbeleid in de landbouwsector in de EEG;

4. alleen de investeringsaftrek betekent definitieve aftrek (behoudens des-investering); de vervroegde afschrijving is in weze uitstel van heffing.

Onze voorkeur blijft uitgaan naar de bestaande regelingen; zij werken globaal, zijn voor iedereen gelijk en verstoren concurrentieverhoudingen niet. De investeringsaftrek werd in 1953 ingevoerd ter bevordering van de industrialisatie, als aangrijpingspunt van de stimulering, uitbreiding en modernisering van het bestand aan duurzame produktiemiddelen. Zijn er daadwerkelijke feiten die erop wijzen dat dit instrument niet goed heeft gewerkt of komt de wens naar wijziging uit andere motieven voort?

NUCHTER GENOEG.

Aan de andere kant zijn wij nuchter genoeg om te erkennen dat er sedert de indiening van het wetsontwerp bepaalde verwachtingen zijn gewekt, die het noodzakelijk kunnen maken zich niet te verzetten tegen een anders opgezette regeling - een parafiscale regeling - zoals die thans voor ons ligt. Onze bezwaren tegen de WIR in de thans voor ons liggende, fase zijn weliswaar niet helemaal verdwenen, maar wij willen met nadruk ervan uitgaan dat deze eerste fase globaal werkt in de zin als door mij daarnet gezegd, voor wat de basispremie betreft, dat wat de toeslagen in deze fase betreft evenzeer het globale karakter, zij het geografisch gebonden, geheel aanwezig is en dat overigens de criteria voor deze toeslagen voldoen aan de voorwaarden: operitioneel objectief, onderling consistent en rechtszeker. Voor ons is ook een zwaarwegende factor dat aandacht is besteed aan eenvoud en doelmatigheid.

Wij onderstrepen daarbij de uitspraak van de Regering dat zij het principieel tot haar taak heeft gerekend in deze zin de regeling uit te werken en dat zij ook principieel diezelfde criteria zal hanteren bij het uitwerken van de criteria voor de volgende fasen. Het komt ons dienstbaar voor wanneer de Regering dit nog eens uitdrukkelijk wil bevestigen.

Ondubbelzinnig is in ieder geval geschreven, dat de beslissing tot investeren bij de onderneming blijft. Geldt dit echter ook voor de grote-projecten-toeslag? Voorts vragen wij ons af of deze criteria ook voor de volgende fasen te handhaven zijn. Is de mogelijkheid niet levensgroot aanwezig, dat daarbij de invloed van de overheid zal worden vergroot in de richting die de zelfstandigheid en de eigen verantwoordelijkheid teveel zal aantasten? Dreigt dan niet het gevaar van centralisme en staatsdirigisme naderbij te komen? Wij willen onderstrepen dat in een marktordening met ondernemingsgewijze produktie - en die is naar onze opvatting nog altijd de minst slechte! - rendement en het prijsmechanisme altijd een betere besturing zijn dan die via een ambtelijk apparaat, dat' allerlei aspecten uitplust en-mint en niet in staat moet worden geacht op dezelfde adequate manier te reageren. Dit laat uiteraard onverlet wat ik in het begin al heb gezegd, dat de overheid wèl de plicht heeft redelijke randvoorwaarden te stellen. Ook laat het onverlet de noodzaak voor iedereen zich zijn verantwoordelijkheid ook tegenover de naaste in zijn handel en wandel terdege bewust te zijn! Daar niet van! Een tweede punt dat ons in zekere mate wat met de nieuwe regeling verzoent, is het feit dat de hoogte van de bijdrage niet meer afhangt van de belastbare winsten of inkomens van belastingplichtigen. Ook dat de betaalbaarstelling in een vroeg stadium kan gebeuren. Dit betekent inderdaad een grotere neutraliteit in de werking van het instrument en een belangrijke steun voor zwakke of verlieslijdende bedrijven. Toch zien wij ook hier nadelen aan verbonden. Micro-economisch is er veel voor te zeggen. Maar geldt dat dan-ook automatisch macro-economisch? De zwakke bedrijven, behalve wanneer dat gevolg is van de conjunctuur, hebben over het algemeen een zwakke structuur. Is het dan wel getuigend van goed beleid, zeker op Je middellange termijn, het bestaan van deze te rekken, terwijl herstructurering betere mogelijkheden zou kunnen bieden? Tenzij via deze^ premièring enige adempauze komt voor het onderzoek naar de mogelijkheden van herstructurering.

Wij zijn het overigens eens met de opvatting dat het element van een betere internationale arbeidsverdeling aan de orde behoort te komen in de herstructurering. Of dreigt hier het gevaar van een minder evenwichtig beleid, dat door de cumulatie van premie met toeslagen de mogelijkheden van zg. , , fair' - Investeringen toenemen en dat daardoor zelfs (indirect) meegewerkt zou kunnen worden aan arbeidsonrust, zelfs bedrijfsbezetting en als gevolg daarvan individuele steun aan zwakke bedrijven? Dat is niet de bedoeling. Ook de structuurnota wil daar vanaf. Maar zal ook hier de natuur niet sterker zijn.dan de leer?

REALITEIT , .INVERDIENEFFECTEN''

Nog een algemene opmerking wil ik hier maken. Dat betreft het totaal bedrag van de injecties, te weten de f 13 nüd. Mag ik aannemen dat dit kabinet de voornemens van zijn voorganger ten deze geheel overneemt? Daarvan uitgaande zou het voor een goed inzicht en het verschaffen van meer zekerheid over de uitwerking van de WIR wel dienstig zijn meer substantieel te worden ingelicht over de mate waarin de z.g. , , inverdieneffecten" realiteit zijn. Wij moeten oppassen dat wij geen goed geld naar kwaad geld gooien.

Onze fractie zou hierop toch een meer bevredigend antwoord willen hebben. Is het overigens globaal juist dat van de f 13 mld. f 5 mld. afkomstig is van VA/ IA, de vervanging van de vervroegde afschrijving/investeringsaftrek, zodat voor de extra injectie ongeveer f 8 mld beschikbaar is oftewel ongeveer f 100 000 premie per te stichten arbeidsplaats? Is dat niet te veel van het goede?

In dit kader past ook enige aandacht aan de bekende 70/30-verhouding (investeringsbijdragen versus loonkostensubsidies). Het lijkt voordeliger te zijn. de verlaging van de arbeidskosten via de laatste te bereiken. Tegenover een wellicht wat minder aantal extra arbeidsplaatsen kan dan worden gesteld het behoud van een groter aantal arbeidsplaatsen. Of is dat alleen een korte termijnvisie en zal juist aan de innovatie en de herstructurering veel meer aandacht en kosten moeten worden besteed? Onze fractie heeft hier met name op het oog de omvang van de structurele zwakke plekken in het bedrijfsleven die eigenlijk alleen goed kunnen worden bestreden - door een herstructurerings-en jiinovatiebeleid, gericht op nieuwe produktietechnieken, speerpuntactiviteiten e.d. Hetzelfde dus wat de WIR in zijn rapport , , maken wij er werk van? " heeft bepleit.

Alsdan bestaat er naar onze mening een redelijke mogelijkheid, voldoende werkgelegenheid èn kwantitatief èn kwalitatief te scheppen. Dat willen wij in ernstige overweging geven.

In datzelfde kader zouden wij ook aandacht willen vragen voor de vraag of het in dat geval wel zo verstandig is een arbeidsplaatsen criterium als bijzonder toeslag in variatie op de basispremie in de wet op te nemen. Uit de discussie in de SER is in ieder geval duidelijk geworden dat geen eenstemmigheid over deze zaak bestond. Zijn de vereisten van objectiviteit, concurrentieneutraliteit, rechtszekerheid, duidelijkheid en eenvoud wel voldoende verzekerd ook in het tussenyoorstel van dr. Zijlstra? Maar afgedacht daarvan blijft ook de vraag of wij daarmee in alle gevallen wel op de goede weg zijn. Continuïteit moet geen starheid betekenen, maar flexibiliteit en creativiteit. Ik heb al gewezen op het overduidelijke feit dat één van de belangrijkste punten is een substantieel herstel van de rendementen en het komt op het eerste gezicht voor dat toename van het aantal arbeidskrachten zonder prduktiviteitstoename geen oplossing biedt. Wij spreken hier immers over wat in de stukken wordt genoemd de , , profit sector".

Het komt ons voor, dat aan het arbeidsplaatsencriterium veel meer vast zit dan zo oppervlakkig lijkt. Diei^aande studie lijkt ons dan ook dringend geboden.

DE WIR-SIR COMBINATIE

De kom nu tot het punt dat voor onze fractie het minst begrijpelijke is, namelijk de uit de bus gerolde WIR-SIR combinatie. Afgedacht van uiteraard duidelijke formele verschillen, is in de grote lijn gezien tussen de oorspronkelijke en de uiteindelijke regeling wat premie en toeslag betreft materieel niet zo'n groot verschil. Ik vraag mij af, of de presentatie van de Regering van meetaf aan wel de juiste is geweest. Bovendien de regionale vervroegde afschrijving, als fiscale maatregel, was reeds sedert 1969 in werking. Zelfs na de aanmelding nu ongeveer V-k jaar geleden zijn door de Europese Commissie geen stappen ondernomen tegen deze maatregel.

Beide factoren kunnen toch gevoeglijk als stilzwijgende goedkeuringen worden gezien? Of ligt in het feit dat Europese Commissie op dit punt zich onvoldoende op de hoogte heeft gesteld - in zekere zin verwijtbaar zou ik zeggen - wellicht de reden dat met haar in de combinatie WIR-SIR tot zaken - kon worden gekomen? Ik stel dit maar omdat de benaderingswijze

Vervolg op pagina 5 Vervolg van pagina 4

van de ART door de commissie wel zeer formalistisch is, gezien de uitkomst. Is de positie waarin de commissie verkeerde wel voldoende in de onderhandelingen betrokken, of is het resultaat het maximale wat bereikbaar was? Daar zijn een aantal algemene aspecten waarover ook onzerzijds de behoefte bestaat nader in te gaan. Ik ga ervan uit dat de nieuwe opzet met hogere basispremies budgettair neutraal werkt ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel. In de eerste plaats is er het verschil in benadering wat nu vervangingen zijn; deze moeten worden uitgesloten van de bijzondere toeslagen behalve de kleinschaligheid.

Voor de fiscus zal de ondernemer een zo groot mogelijke vervanging willen in verband met het doorschuiven van boekwinsten via artikel 14 IB, de vervangingsreserve. Voor de bijzondere toeslagen gaat het om de vraag zoveel mogelijk onder uitbreidingsof nieuwe investeringen te brengen. Eenheid van beleid zal toch met zich moeten brengen dat voor beide doeleinden eenzelfde begrip moet worden gehanteerd? Is het werkelijk zo eenvoudig als de Staatssecretaris dat in de laatste mondeling overleg heeft gesteld? Een nadere toelichting en uitwerking ter wille van een behoorlijk beleid is noodzakelijk. Voorts vraag ik nog de aandacht voor enkele passages uit de brief van de commissie van 12 april 1978 waarin staat dat de in eanff gezette procedure wordt beëindigd. Hoe moeten met name de alinea's van deze brief worden gelezen die volgen op de zinsnede, dat de op 26 mei 1977 ingezette procedure is geëindigd? Deze alinea's luiden: , , Voorts blijft de investeringssteunregeling en met name de basispremie, afgezien van de in het oorspronkelijke wetsontwerp aangebrachte wijzigingen, de aandacht van de commissie behouden, zulks voornamelijk om twee redenen. In de eerste plaats is de totale voorgenomen steun van aanzienlijke omvang, zodat het gerechtvaardigd is, dat regelmatig wordt nagegaan welke gevolgen de ingevoerde regeling heeft voor de economie van de overige lid-staten. . "En even verder: , , Derhalve gaat de commissie ervan uit, dat over deze kwestie regelmatig overleg wordt gevoerd. . ." Lijkt het er niet op, dat daarmee toch een zekere voorwaardelijkheid wordt gegeven aan de goedkeuring van de Nederlandse plannen? Willen de bewindslieden de draagwijdte daarvan uit de doeken doen, met name ook in het kader van eventueel voor te stellen wijzigingen? Het gaat daarbij om de omvang van de basispremie. Moeten wij nu wel zo gelukkig zijn met deze parafiscale regeling die expliciet laat zien welke steun wordt gegeven, waardoor Nederland - kwetsbaarder wordt?

Wordt vervolgd

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1978

De Banier | 8 Pagina's

De wet investeringsrekening

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1978

De Banier | 8 Pagina's