Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De twee oliebakken I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De twee oliebakken I

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Overdenkin

door Ds. P. Kolijn, Krimpen a/d IJssel

Deze zijn de twe oliebakken welke voor de Heere der ganse aarde staan.

Zacharia 4:14.

In het vijfde nachtgezicht wordt de aandacht van de profeet Zacharia gericht op een geheel gouden kandelaar. Boven deze kandelaar een oliekruikje. Dat is een olie-reservoir van waaruit de lamp de olie ontvangt, die nodig is voor de zeven lampen van de kandelaar. De lampen van de kandelaar zijn door pijpen met het olie-vat verbonden.

Hoe komt nu het oliekruikje aan olie? Aan iedere kant van de kandelaar bevindt zich een olijfboom. We moeten hier denken aan met vruchten beladen bomen. Het woord „takje", gebruikt in vers 12, wijst in de richting van „aar", dus een volbeladen tak. Uit deze takken loopt kostelijke zuivere olijfolie, als zuiver goud. Deze gouden olijfolie wordt opgevangen door twee gouden kruiken. Het zijn trechtervormige schalen, die de olie opvangen en zorgen, dat de olie in het eerstenoemde oliekruikje boven de kandelaar komt. Zie hier het nogal samengestelde beeld, dat de profeet wordt getoond. De profeet wil geleerd zijn. Steeds weer gedurende dit nachtgezicht vraagt hij aan de Engel, die met hem spreekt, wat het toch is wat hem wordt getoond. Dit nachtgezicht kenmerkt zich door het steeds weerkerende vragen en antwoorden. Wat ligt daar op zich al een lering in! Het is het gebed: Maak in Uw Woord mijn gang en treden vast! Niet één keer lezen we dat de profeet over zijn vragen wordt bestraft. Het is de Heere niet te veel antwoord te geven aan wie Hem zoeken in de weg van Zijn Woord. Het doet de Heere smart wanneer er zo weinig of in het geheel geen vragen is naar Zijn openbaring door Zijn Woord en Geest. Hoe is dat in uw leven? En dan evenzeer in uw persoonlijke leven ten aanzien van Uw eeuwig belang, als in het staatkundige leven, waar we allen evenzeer bij betrokken zijn. Aan Jozua, de hogepriester, en Zeubbabel, de stadhouder, mag dit gezicht verkondigen dat de nieuw te bouwen tempel in Jeruzalem zal gereedkomen (vrs 9). Het zal alles in deze tempel spreken van de komende Christus en de zaligheid, welke Hij zal bereiden voor Zijn volk. De Heere zal Zijn koninkrijk doen komen niet door kracht of geweld, maar door Zijn Geest. Daar ligt toch ook in opgesloten, dat het zal gaan door het genadewerk van Christus heen. Een werk dat volbracht wordt door de vernedering van Zijn lijden en sterven heen. Zo zal Hij Zijn Geest verwerven. De wereld heeft haar eigen maatstaf. Die ligt in kracht en geweld. De kerk Gods mag leven uit de stille bediening van de Geest, Die het neemt uit wat van Christus is om het ons toe te eigenen in de weg van het Woord, door de prediking. De wereld lacht er om. De kerk leeft er bij. Moeten we het ons niet aantrekken als er staat: veracht de dag der kleine dingen niet? (vrs 10). Zijn we nooit eens onder de indruk van de grote getallen waar de wereld mee schermt, van het geweld waar dë aardse machten over beschikken, de revolutionaire machteh die onze wereld beroeren? Toch zal dat alles niet het laatste woord hebben. De Heere regeert! Hoe regeert Hij? Tot tweemaal toe vraagt Zacharia wat toch die twee olijfbomen zijn ter rechter en ter linkerzijde van de gouden kandelaar. De kandelaar zelf kan niet anders zijn dan het beeld van de gemeente Gods, levende uit de bediening des Geestes en daarom haar licht gevend. Als zodanig is de levende kerk onvergankelijk en* onverwoestbaar. Zij is niet van blik maar van goud. Daarom belijdt de kerk, dat Christus niet zonder onderdanen zijn zal van het begin der wereld tot het einde toe.

(Ned. Ge.Bel.art.27). Het is lang niet alles goud wat er blinkt aan de kerk op aarde. Nochtans is de kerk naar haar wezen van goud.

Het geve ons werkzaamheid mét de vraag op welke wijze wij bij de kerk gerekend worden. Zijn we slechts stof, dat op de kandelaar ligt en dat eenmaal zal worden weggeblazen door de adem van een oordelend God of mogen we door genade behoren tot het goud, dat door de oordelen Gods heen gelouterd en geheiligd wordt om eenmaal te mogen schitteren tot de eer des Heeren?

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1978

De Banier | 8 Pagina's

De twee oliebakken I

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1978

De Banier | 8 Pagina's