Rijn-Schelde-Verolme (RSV)
Scheepsbouw en zware metaalindustrie in Nederland
door de heer Van Dis
REORGANISATIE
Ik wil op een aantal facetten de aandacht vestigen en in de eerste plaats iets zeggen over de reorganisatie bij de RSV. De overheadkosten zijn veel te hoog. Er was eerder sprake van dat de onderdelen als los zand aan elkaar hingen dan dat er een goede interne samenwerking was. Tot en met het middenkader liep de zaak wel, maar hoger in de hiërarchie was en is eerder sprake van tegenwerken dan van meewerken. Dat kan niet en daarom zijn wij het volstrekt eens met de door de Regering gestelde voorwaarde dat er een steekhoudende reorganisatie moet plaatsvinden, nog afgedacht van de vraag of de scheepsnieuwbouw moet blijven of niet. Alleen rijst wel de vraag, waarom dat niet eerder is gebeurd. Dreigt niet het gezegde opgeld te gaan doen: Als het kalf verdronken is dempt men de put? Is het eigenlijk al niet een beetje aan de late kant?
Ik zou ook willen onderstrepen dat het nu voorgestelde financiële kader ook het laatste voorstel moet zijn op financieel terrein. Ook het feit van de opschortende voorwaarden kan onze instemming op zich zelf hebben, of zit er toch nog enige marge in? Wij willen hierbij de aandacht van het kabinet vestigen op de noodzaak van een evenwichtige en goede afweging van de onderhavige belangen en de belangen van andere sectoren binnen de hele scheepsbouw en ook in de andere sectoren van het bedrijfsleven, die eveneens in conjuncturele en structurele moeilijkheden zijn geraakt.
Kan de bewindsman toezeggen, op korte termijn inzicht te geven in de afwegingsfactoren die tot onder andere dit laatste bod hebben geleid? Daarbij valt niet alleen te denken aan de andere scheepsbouwbedrijven maar ook aan de andere bedrijfstakken. Wij gaan er overigens van uit dat in de voorwaarden het element van eerlijke concurrentie uitgangspunt blijft en ook daadwerkelijk wordt gecontroleerd. Dat vergt nu eenmaal de eis van verdelende rechtvaardigheid.
STRINGENTE VOORWAARDEN
Er is in de brief van de Minister ook sprake van stringente voorwaarden, waarvan alleen kan worden afgeweken als die andere voorstellen tot hetzelfde doel leiden. Dat lijkt redelijk; ik wees al op het financiële kader. De vraag rijst echter, op welke termijn beslissingen worden genomen. De Minister had begin april jl. een termijn van zeven a acht weken op het oog. Die zijn al voorbij. Onze fractie wil het kabinet niet voor de voeten lopen, maar wel aandringen op een zeer spoedige beslissing. Vele bij de planlen betrokken werknemers, van wie reeds een aantal voor de tweede of zelfs meer keren een soortgelijke situatie hebben moeten meemaken, ondervinden een toenemende druk van die onzekerheid in hun gezinnen. Ik stel mij voor dat zij in het bijzonder gebaat zijn met een snelle beslissing die zekerheid biedt en ik vraag daarvoor dan ook bijzondere aandacht.
Met alle belangrijke punten, zoals die onder andere door de heer Van Zeil zijn vertolkt en die ook naar onze mening in de afweging een substantiële rol moeten spelen, wil ik daarbij toch stellen dat de uiteindelijke door het kabinet te nemen beslissing zijn verantwoordelijkheid is en dat aan de Kamer de controle toevalt.
Er is gesproken van onvoorwaardelijk sluiten en van onvoorwaardelijk open houden. Gezien deze uitersten heeft onze fractie begrip voor de door het kabinet gestelde randvoorwaarden, die in de laatste brief zijn verwoord. • Daarin worden niet alle schepen verband en herleving van deze tak van het bedrijf kan in gunstigere tijden met relatief weinig kosten en moeite plaatsvinden en het kader aangeven. waarin mogelijke oplossingen moeten worden gevonden.
Hoe groot is het financiële kader daarvan precies? Heb ik goed begrepen dat in deze oplossing, waarvan wij de definitieve invuUing aan het kabinet overlaten, ervan wordt uitgegaan dat de reparatiesector redelijk zal büjven draaien. Er zijn reeds velen overgestapt van de nieuwbouw naar de reparatie en mijn vraag is dan of in de laatstgenoemde sector overcapaciteit gaat dreigen. Voorts zal er ook een met reden omklede mededeling moeten worden gegeven inzake het al of niet openlaten van de VDSM. Vanuit de industriële structuur van ons land heeft het open laten nu eenmaal bepaald grote voordelen.
STAKINGEN STRIJDIG MET GEOPENBAARDE ORDENING GODS
In het kader van het alternatief vanuit de werknemers, welk plan ongeveer 400 min. moet kosten en de mogelijkheden tot het open houden op een lager pitje tijdelijk zou ik willen zeggen dat er toch meer dan 100% extra beroep op het Rijk zal moeten worden gedaan, als de gegevens ten minste juist worden geïnterpreteerd.
Is dat met het oog op de beperkte middelen wel verantwoord? Mijn fractie ervaart het meedenken van de direct betrokkenen positief, maar meent dat dat niet betekent dat hun alternatief het laatste woord is. Het uitoefenen van politieke druk via stakingen of andere dergelijke acties keuren wij af. Dat is strijdig met de in de HeiUge Schrift geopenbaarde ordening Gods voor enkeling en samenleving. Wat God „zonde" noemt, mogen wij, zeker de overheid als ambtsdrager Gods, niet goedpraten. Mijn fractie dringt daarom uitdrukkelijk aan op maatregelen ter voorkoming daarvan.
Er doen zich daarnaast schrijnende gevallen voor van werkwilligen die met name om principiële redenen niet mee kunnen doen en daarom ook geen Ud van de vakbond kunnen zijn. Mij werd toegezonden de stakingsoproep van de Industriebond FNV. Een zin daaruit: „De poort gaat op slot en niemand kan daarna de werf op of af." Mijn zegsman schreef op datzelfde stukje papier: „Nu de vakbeweging de poort sluit, waarvan moet ik gedurende die tijd nu eten? "
Heeft deze en hebben andere werkwilligen geen recht op bescherming? Behoort de overheid als schild van de zwakken hun die niet te verlenen? Wat moet deze man nu doen? Of valt het mee en krijgt hij zijn loon doorbetaald op kosten van het Rijk, dat de verliezen voorlopig afdekt? Ik verneem ook hiervoor graag een afdoende en bevredigende oplossing.
In het kader van de reorganisatie is er sprake van dat de natte en droge onderdelen van elkaar worden gescheiden. Geldt dat ook voor De Schelde te Vlissingen? Mijn fractie ontraadt dat ernstig. Zij wil de werkzaamheden van De Schelde als een eenheid behouden. Wij vragen ons af of het goed is als Verolme-Usselmonde, die zich bezighoudt met machinewerk en montage, zal fuseren met Verolme-montage te Vlissingen. Beide zijn voorzien van voldoende werk, maar Usselmonde levert bijna uitsluitend aan de VDSM. Dat kan tijdelijk zijn, terwijl Vlissingen goed is voorzien van werk en goede vooruitzichten heeft.
UIT HET ANTWOORD VAN MI NISTER ALBEDA
ONZE MAATSCHAPPIJ STAAT IN ELK GEVAL STAKING TOE
De heer Van Dis heeft gezegd: de staking is geen geoorloofd middel; daartegen zou moeten worden opgetreden. Ik moet zeggen dat de manier, waarop hij spreekt over staking, mij niet aanspreekt. Ik kan mij eigenlijk niet voorstellen dat je zonder meer uit de Heilige Schrift kan afleiden dat staking en de manier van optreden als bij staking verboden zijn. Onze maatschappij staat in elk geval staking toe.
De vraag is wel of het onderwerp van de staking en het adres van de staking passen bij dit instrument, met andere woorden of staking een geëigend middel is om bij voorbeeld een bepaalde besüssing of een snelle beslissing af te dwingen en of het adres van de staking (in dit geval duideüjk het overleg met de partners en de Regering) juist is, in die zin denk ik dat staking een bedenkelijk middel is.
Ik geloof ook niet dat stakende werknemers in laatste instantie grotere rechten hebben dan mensen, die niet staken en dat in die zin een staking niet kan uitmaken wat wij gaan doen. Er staat tegenover dat, zoals de heer Jacobse dacht ik terecht opmerkte, het moeilijk is geen begrip op te brengen voor mensen, die anders nauwelijks middelen zouden hebben om hun frustratie en protest te uiten.
De heer Van Dis heeft gewezen op de werkwilligen, die door staking niet kunnen werken. Er zijn twee mogelijkheden. Als men lid is van een organisatie, die niet meestaakt, wil zo'n organisatie nog wel eens een zogenaamde molestuitkering doen. Er zijn ook werkwilligen die - principieel — niet georganiseerd zijn. Zij kunnen een beroep doen op de werkgever met het Burgerlijk Wetboek in de hand, met de opmerking dat zij door omstandigheden buiten hun schuld liggend niet hebben kunnen werken. In dat geval komt er een hele casuïstiek van wat er gebeurt van de zijde van de werkgever, maar in principe is een werkgever gehouden een dergelijke werkwiUige te betalen.
De heer Van Dis heeft voorts gevraagd wat de openstaande vraag in de metaal in het Waterweggebied betekent en of dat niet kan betekenen het opvangen van een deel van de overtollige werknemers van de VDSM. Ik denk dat dit juist is, maar bij bepaalde alternatieven en vooral bij de zogenaamde goedkopere en voorzichtigere alternatieven zou ook nogal wat overheadpersoneel overtollig worden en juist die mensen zouden nogal problemen hebben om aan het werk te komen. Ik denk dat het bekende verschijnsel van de openstaande vraag ons onvoldoende troost bij het nemen van een beslissing. Er zullen ongetwijfeld niet zoveel extra werklozen komen als dat er arbeidsplaatsen verdwijnen. Ongetwijfeld zullen het er minder zijn, maar iedereen opvangen zal een kwestie van een wat langere duur zijn.
REPLIEK
WEL BEGRIP
De Minister van Economische Zaken heeft geen antwoord gegeven op een aantal zaken die ik aan de orde had gesteld, maar ik neem aan dat hij het wel goed tot zich heeft laten doordringen en dat bij de verdere besluitvorming die punten bijzonder zullen worden meegenomen in de afweging. De Minister van Sociale Zaken heeft mij echter op meer vragen geantwoord dan ik hem gesteld had en dat zorgt dan weer voor wat evenwicht.
Ik heb wel begrip voor zijn uiteenzetting over het stakingsrecht, maar ik heb toch het idee dat het principiële verschil in beoordeling over het al of niet geoorloofd zijn van stakingen ons toch verdeeld blijft houden. Nu heeft dat uiteindelijk niets te maken met de invloed — ook wij zien dat - van de onzekerheid voor de werknemers. Wij zijn echter van oordeel dat daarin het stakingsmiddel eigenlijk niet behoort te passen. Dat wilde ik voor alle duidelijkheid nog even zeggen.
De heer Poppe (PvdA): Als de heer Van Dis nu zoveel bezwaar heeft tegen staking, hoe verklaart hij dan dat zijn partijgenoot in de gemeenteraad van Rotterdam een motie mede-ondertekent waarin met kennelijke instemming wordt verwezen naar het felle verzet van werknemers? Ik heb het idee dat, naarmate men dichter bij de werf zit, het bezwaar wat kleiner wordt. De heer Van Dis zou zich af kunnen vragen wat zijn gedrag zou zijn als hij er zelf zou werken. De heer Van Dis (SGP): Als ik bij VDSM zou werken, zou ik mij niet bij de staking aansluiten. Dat is heel duidelijk. Ik heb de motie van de gemeenteraad van Rotterdam nu net pas gelezen. Ik heb nog geen gelegenheid gehad om mijn partijgenoot in die gemeenteraad te vragen hoe hij precies tot dit standpunt is gekomen.
UITEINDELIJKE BESLISSING
Op de laatste vergaderdag voor het reces schreef de minister van Economische Zaken de volgende brief aan de Tweede Kamer:
„De Ministerraad heeft met betrekking tot de grote scheepsnieuwbouw naar aanleiding van het steunverzoek van RSV een definitieve beslissing genomen. Hierbij heeft de raad - zoals indertijd al gesteld — overwogen dat zowel volledige sluiting van de VDSM als een onvoorwaardelijk openhouden van deze werf als onaantrekkelijke, proposities moesten worden gezien en dat naar een andere oplossing moest worden gestreefd.
Uitgangspunt bij de thans gekozen oplossing is het behoud van de mogelijkheid van nieuwbouw van grote schepen en grote off shore-installaties in Nederland. Daar gezien de marktontwikkelingen op dit ogenblik enige inkrimping noodzakelijk is, is de Regering van oordeel dat dit doel bereikt kan worden door integratie van de delen van VDSM, RDM en VMY, voor zover betrokken bij de grote scheepsnieuwbouw en grote off shore-bouw, tot één werf met één leiding en stafdiensten, op verschillende lokaties werkend. Toelevering van secties vanuit NSM (Amsterdam) blijft ook in deze opzet mogelijk. Het kabinet heeft daartoe voor de jaren 1979-1980 ƒ 180 min. uitgetrokken, terwijl voor de jaren 1981 en 1982 bedragen van ƒ 50 tot ƒ 70 min. in het kader van de algemene scheepsbouwsteun beschikbaar zullen worden gesteld. Het verlies van circa 600 arbeidsplaatsen is helaas in deze opzet onvermijdelijk. In verband met de sociale gevolgen voor de betrokken werknemers heeft het kabinet besloten een bemiddelingsplan uit te werken.
De Regering zal over de concrete uitvoering van de hierboven geschetste opzet op zeer korte termijn contact opnemen met de betrokken sociale partners. Zij vertrouwt erop dat alle betrokkenen de uiterste inspanning zullen willen leveren die nodig is voor het behoud van de werkgelegenheid zoals door de overheidssteun in deze opzet mogehjk wordt gemaakt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 augustus 1979
De Banier | 8 Pagina's