Voortgang en vooruitzichten van het integraal structuurplan noorden des lands
door de heer Van Dis
OPNIEUW
Nog maar een klein half jaar geleden hebben wij uitvoerig het ISP besproken, uitlopende in een stroom van moties die in december 1979 werden afgehandeld.
Tekenend voor de moeilijke positie van dat landsdeel is het dat wij thans opnieuw moeten oordelen over de plannen. Met name de streek Oost-Groningen is, helaas, daartoe de aanleiding geworden. De kwestie OKTO en de werkgelegenheid bij Philips in die streek hebben als een katalysator gewerkt. Kennelijk is aan de structuur van de werkgelegenheid daar nog het een en ander mis. Reeds een aantal jaren wordt nu uitvoerig gediscussieerd over een integrale aanpak uitmondend in het ISP.
Het voordeel is dat een en ander in samenhang wordt gezet, het nadeel lijkt ons dat de tijd om tot een gezamenlijk standpunt te komen, om alle betrokkenen op één lijn te krijgen zo lang kan worden, dat het plan niet meer past op de inmiddels gewijzigde situaties. Daarom behoort de nodige flexibiliteit, het direct kunnen inspelen op wijzigingen zonder omhaal van langdurige discussies mogelijk te zijn. Wij vragen hiervoor de aandacht.
Ondanks de vele plannen die in de loop der jaren zijn opgezet en deels uitgevoerd is het imago van het Noorden maar in geringe mate verbeterd. Kennelijk zijn de vooroordelen - maar deze niet alleen - nog te groot om de drempel te overschrijden. Of ligt het in dé grond der zaak op andere factoren vast? Dan denk ik hier met name aan vestigingsplaatsfactoren, die het het bedrijfsleven eigenlijk niet wel mogelijk maken in het Noorden te gaan beginnen. Wij hebben ons daarbij wel afgevraagd of de presentatie van het Noorden met zijn mogelijkheden wel voldoende actief wordt gevoerd. Alle overheidsbeleid kan niet uitpoetsen dat de betrokken regio geïsoleerd ligt en dat het achterland bij de Oosterburen volstrekt onvoldoende is om Groningen tot een volwaardige groeipool te doen uitgroeien. Dat betekent dan ook dat de pogingen om min of meer zelfstandig tot een verbetering van de sociaal economische structuur te komen heel veel tijd en inspanning kosten zullen.
Desniettemin vragen wij ons af of wel voldoende reclame wordt gemaakt met hetgeen in de loop der jaren tot stand is gebracht. Wij vragen aandacht voor uitvoering en ook een betere verkoopmethode van de mogelijkheden. Hebben wij niet al te lang gediscussieerd en moet er nu niet tot daden worden overgegaan?
Ik wijs hierop omdat de vrees niet denkbeeldig is dat het eerste jaar van de werking van het ISP wel eens sterk gefrustreerd kan worden doordat veel te veel tijd verloren zal gaan met de oplossing van problemen op het gebied van de organisatie en de procedures. Ook dat moet voorkomen worden.
WERKGELEGENHEIDSASPECTEN
In de voortgangsnota is met name gepleit voor een sectorale aanpak. De Minister herinnert zich nog wel de discussie over mesobeleid en hoe nu sectoraal en regionaal beleid zich met elkaar verdraagt. Wij willen op deze plaats nog eens duidelijk gemaakt zien, dat het regionale beleid het volle pond kan blijven krijgen ondanks het feit dat sectorbeleid zich in principe van regio's niets kan aantrekken.
Ik wees er reeds op dat de werkgelegenheidsaspecten in de naaste toekomst in Oost-Groningen de doorslag hebben gegeven bij de nadere beleidsbepaling van het ISP. Wij hebben niet onder stoelen of banken gestoken dat de staking van Provinciale Staten in januari jl. ons onjuist is voorgekomen. Het heeft in ieder geval vertragend gewerkt. Zien wij het juist dat deze beleidsbijstelling betrekking heeft op het in de tijd naar voren halen van reeds in het ISP opgenomen maatregelen? Ik leid ook uit de verstrekte antwoorden af dat het niet de bedoeling is de totale beleidsdoelstelling te vergroten.
Wij hebben er begrip voor dat de uitvoering van de plannen niet van vandaag op morgen kan geschieden. Wel vragen wij ons af of de nadere bijstelling het maximale is gezien de ook voor de Rijksoverheid benarde financiële positie. Welke repercussies kan de verdeling van de extra-ombuiging in het kader van het ƒ 3 mld-plan hebben voor het ISP? Wij vragen terzake om een duidelijk antwoord.
De bewindslieden stellen voor de extra-uitgaven te financieren door middel van de extra-aardgasbaten. De bestaande inverdieneffecten worden hiermede weer opgevoerd. Trouwens wat is er terecht gekomen van de bemoeienissen van de Minister van Economische Zaken om de internationale concurrentie als gevolg van lagere aardgasprijzen in het buitenland in de produktiesector te mitigeren of weg te nemen? Wij vinden het een foute zaak dat de buitenlandse afnemers van ons aardgas als gevolg van de veel te langzame aanpassing van de exportprijs in staat worden gesteld extra lage gastarieven in deze sector te betalen.
In het kader van de brief die thans aan de orde is zijn wij van alle kanten overstelpt met concrete plannen en wensen en mogelijkheden. Zij staan wel in schrille tegenstelling met het min of meer theoretische ISP, waarvan nog maar afgewacht moet worden of het haalbaar is. Wij voor ons vinden dat men het ene moet doen, doch het andere niet nalaten. In ieder geval heb ik het gevoel dat velen uit het Noorden onbehagen koesteren over de traagheid van de geïntegreerde aanpak. Er is al zoveel discussie geweest. Waar blijven de daden! Immers daarop is het wachten!
Hoe kunnen nu beide aspecten met elkaar worden in overeenstemming gebracht?
ONGERIJMDHEDEN
Er zijn ook een aantal ongerijmdheden in de aanpak. Iedereen weet dat de Eemscentrale een flop is geworden, omdat de broodnodige industrialisatie is uitgebleven. Maar de kosten worden wel verwerkt in de tarieven. Te hoge tarieven vormen een extra rem op de vestiging van nieuwe bedrijven. De vicieuze cirkel. Willen de bewindsUeden daaraan daadwerkelijk wat doen? Zijn de suggesties van de Kamer van Koophandel van Groningen de moeite van uitvoering waard?
Voor een aantal gemeenten is het IPRverhoogd met 10%. Wat is de reden dat niet ook bijv. Appingedam daarvan kan profiteren? Een volgende vraag: de stringente eis van nieuwbouw is in een aantal gevallen afgeschaft. Waarom geldt dat niet voor de andere eveneens met moeilijkheden kampende gemeenten en streken?
In de antwoorden op de vragen 21 en 22 wordt als gevolg van de samenloop van toeslagen en premies de werking van de verhoging nihil in Winschoten, Stadskanaal en Emmen. Wat heeft het dan voor zin om de verhoging toe te passen? Zou dan niet een verdere uitbreiding voor de hele regio meer zoden aan de dijk kunnen zetten?
De laatste zin van het antwoord geeft ook aanleiding tot vragen. Daar staat: „door het niet strikt toepassen van het gebouwencriterium wordt een grotere groep projecten voor de IPR bereikbaar. Voor dit soort projecten geldt de 35% in alle rayons onverkort". Moet ik daaruit afleiden dat van overheidswege een oogje wordt toegedaan? Geldt het alleen in die situatie? Of moet uiteindelijk worden geconstateerd dat rekening houdende met alle mogelijke toeslagen en premies in beide gevallen toch het maximale resultaat wordt bereikt, alleen verschil in de opbouw van de premie?
De exploitatie van de bodemschatten - ik denk met name aan de magnesiumzouten - zal een gedegen afweging eisen van de voor-en nadelen van alle aspecten. Een kosten-baten-analyse van maatschappelijke factoren is van belang, waarbij gedacht kan worden aan de omvang van de werkgelegenheid daarmede gemoeid, aan de energiefactor, de milieuaspecten enz. Wij vragen wel om een spoedige duidelijkheid opdat men weet waaraan men toe is.
In de stukken wordt ook de herinrichting van Oost-Groningen met name genoemd. Wij vinden het versneld uitvoeren daarvan een goede zaak. Maar wij zien toch nog grote problemen voor de betrokken gemeenten in het kader van hun financieringsmogelijkheden.
Zijn zij daartoe in staat en als het artikel 12 gemeenten zijn, worden deze dan in staat gesteld mee te werken aan de uitvoering? Hier moet zo spoedig mogelijk zekerheid over komen.
RESEARCH
Het is duidelijk dat de mogelijkheden met Enraf-Nonius dankbaar worden genoteerd. Alleen vragen wij ons af of en zo ja, wanneer deze plannen - die naar ik uit de antwoorden afleid nog slechts in het beginstadium verkeren - meer gestalte krijgen. Is het de bedoeling dat ook de overheid meegaat en dus niet de filiaalgedachte wordt toegepast? Er zijn in het verleden vele van dat soort vestigingen geweest, vanwege het goedkope arbeidsaanbod. Doch daarvan moesten er ook vele weer worden afgesloten. Dat moet zo mogelijk niet worden herhaald.
Wij bepleiten ook dat een groter deel van de nodige research rechtstreeks via overheidsinstituten of via subsidiëring van particuliere instituten wordt gevestigd in Groningen. Juist in verband met innovatie in midden-en kleinbedrijven lijkt ons dat een goede zaak. In dat verband aandrang op vestiging van een TNO-afdeling in het Noorden. Ook zal terwille van concretisering van wetenschappelijk onderzoek naar de praktische toepassing alles moeten worden gedaan om de R.U. te Groningen en het bedrijfsleven elkaar wederzijds te beïnvloeden. Hoe denken de bewindslieden dat te realiseren? Er kunnen vele zinvolle resultaten ook voor het Noorden uit voortkomen.
Wij hebben begrepen dat de Oktoberproblematiek nog niet tot afronding is gekomen. Wij hopen t.z.t. daarover te kunnen spreken, hopelijk in optimistische zin. Alleen zouden wij willen vragen wat waar is van het bericht als zou het bedrijf oneerlijke concurrentie plegen wat de prijsaanbieding betreft. Wij vinden dat een onjuiste zaak omdat andere fabrieken in ons land daarvan de nadelige gevolgen ondervinden en wellicht zelfs om steun moeten aankloppen.
Wij hebben vandaag met een minievaluatie te maken, eigenlijk een aanpassing van het beleid. Wij hopen dat het evaluatierapport van DV mei a.s. ons aanleiding zal geven tot versterking van het vertrouwen dat met het ISP de weg naar een structurele verbetering van het Noorden en met name Oost-Groningen is ingeslagen. Daarbij willen wij erop wijzen dat 's mensen verantwoordelijkheid en activiteit gebed behoort e zijn in de afhankelijkheid van God. Aan Zijn zegen is het al gelegen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1980
De Banier | 1 Pagina's