Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

door Ds. H. Paul, Vlissingen

„Velen zeggen: ie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o Heere!" Ps. 4 : 7.

In deze psalm Iaat David horen wat voor hem het belangrijkst is op aarde: de ervaring van Gods gunst en gemeenschap. Mensengunst en - eer zijn maar wisselvallig. Dat heeft David ervaren toen hij vluchtte voor zijn zoon Absolom. Toen veranderde Achitofel van een z.g.n. vriend in een vijand. En een groot deel van Israël stond tegen David op. In die tijd is waarschijnlijk deze psalm gedicht.

De toekomst is onzeker. Als David naar de omstandigheden kijkt kan niet dan bange zorg zijn hart vervullen. Maar hij zoekt zijn sterkte in de Heere zijn God.

Velen vragen twijfelraoedig: wie zal ons 't goede doen zien? Wie zal ons helpen in de strijd, wie zal ons de overwinning geven? Wie zal er voor zorgen dat we een stil en gerust leven op aarde hebben? Wie zal ons doen delen in de aardse goederen, zodat we een onbezorgd leven kunnen leiden?

Het zijn de vragen van het natuur-Ujk hart. Het is het verlangen van de mens die leeft voor de dingen van deze tijd. Het leeft in het hart dat genoeg heeft van deze wereld.

Deze zaken lijken het een en al te zijn. De mens van nu uit ook hierin zijn begeerten, openbaart er door wat in hem leeft. Dat hij 't Woord van Christus niet acht, dat zegt: Wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld gewint en schade aan zijn ziel lijdt?

Maar David heeft niet genoeg aan de dingen van deze aarde. Hij kan buiten zijn God niet leven. Voor hem en dat geldt van alle ware vromen, is het aller voornaamste: de gunst en genade van God te mogen verkrijgen.

Zijn gebed heeft een adres: o, Heere. Hij kent de Heere als zijn God. Dat hij Hem bij deze Naam noemt, bewijst dat hij de grond van zijn gebed buiten zich weet. De Heere is de getrouwe Verbonds God, Die in Christus Zich aan de Zijnen verbindt om hun God te zijn. Dat geeft David de vrijmoedigheid door 't geloof de zaken af te smeken die voor hem noodzakelijk zijn.

Hij vraagt n.l. om het verheffen van Gods aanschijn. Het is een aanduiding van het verlangen dat David heeft om Gods liefde, gunst en genade te mogen ervaren. Hij vraagt of de Heere Zijn aangezicht naar hem wil keren en niet in toom wil afwenden.

Alleen in Christus kan God Zijn aangezicht naar een zondaar keren. Die wordt ook genoemd: de Engel van Gods aangezicht, Die Israël behoudt. Hij is het Beeld van de on-zienlijke God. Door Christus Jezus maakt God Zich bekend aan zondaren. Hij kan niet gekend worden tot zaligheid buiten de Heere Jezus. Buiten Christus is Hij een verterend vuur. Wat is 't een wonder dat de nodiging tot de zaligheid, tot de gemeenschap met God om Christus wil nog tot ons uitgaat. Hebben we daar al acht op gegeven, lezer(es)? David bidt om het licht van Gods aanschijn. Dus dan is niet alleen Gods aangezicht in gunst naar hem gekeerd, maar straalt de genade en liefde van God er van uit en mag David weer dieper verstaan. Wie de Heere is. Dat verkwikt zijn ziel en geeft hem moed verder te gaan. Paulus spreekt van „de verlichting van de kennis der heerlijkheid Gods in 't aangezicht van Jezus Christus''. Er is geen ander licht voor een arme en blinde zondaar dan Christus en Zijn zaligmakende kennis. Zonder Christus en Zijn zaligmakende kennis blijven we in de duisternis.

Daarom zal het licht van Gods aangezicht nooit buiten Christus gekend en ervaren worden. Hij geeft kermis van God en door Hem alleen wordt Gods gunst en liefde ervaren. En die kennis wordt alleen verkregen in de weg van het zondaar-worden-voor God. Daarom wordt het ook zo'n groot wonder als de Heere Zijn gunst; Zijn hulp tot redding en behoud doet ervaren. Maar de Heere maakt het ook onmisbaar: verhef Gij over ons het Ucht Uws aanschijns, o Heere, d.w.z. doe mij die ervaren. Dan heeft David aan de Heere genoeg. Maar daarmee heeft hij ook alles wat hij voor tijd en eeuwigheid behoeft.

Dat bewijst het volgende vers: Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven, meer dan ter tijd, als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn.

De Heere verhoort Davids gebed. Wie het werkelijk om de Heere te doen is, laat Hij niet beschaamd staan. De Heere kroont daarin zijn eigen werk. Ook in de moeilijke omstandigheden waarin David verkeert, waarin hem de Heere tuchtigt als een zoon, die Hij Hefheeft, blijft de Heere getrouw aan Zijn Woord. David mag ervaren dat de Heere hem niet vergeet. Hij doet hem Zijn Uefde ervaren, waardoor een wonderlijke blijdschap David doorstroomt. Wat de toekomst dan moge brengen, David weet dat de Heere hem geleidt. Dan kan hij de toekomst in Gods hand overgeven. Hij ziet met medeUjden op hen, die maar vragen: wie zal ons het goede doen zien, die leven voor hun koren en most. Die niet verstaan hoe nameloos arm ze zijn zonder God. David vernieuwt zijn keus om voor de Heere te leven. Daarbij weet hij zich veiUg in Gods hand: ik zal in vrede tezamen nederliggen en slapen, want Gij o Heere alleen zult mij doen zeker wonen. Kent u deze troost en rust?

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 september 1980

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 september 1980

De Banier | 8 Pagina's