Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Enkele beperkende maatregelen inzake de groei van de uitgaven voor Sociale Zaken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Enkele beperkende maatregelen inzake de groei van de uitgaven voor Sociale Zaken

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

door de heer Van Dis

DE DIEPSTE OORZAAK

De slechte en nog steeds slechter wordende economische situatie noopt tot beteugeling van de groei van de uitgaven voor sociale zekerheid. Wil de wal het schip keren, dan zal er inderdaad moeten worden ingegrepen. De laatste jaren is dat al in vele toonaarden bezongen en onze fractie heeft zich daarbij niet onbetuigd gelaten. Nog zeer recent - om precies te zijn de vorige week - tijdens het debat over de stukken over het financieringstekort 1980 en 1981 en over de brieven van de Minister van Sociale Zaken over het arbeidsplaatsenplan heb ik namens mijn fractie in alle ernst mogen wijzen niet alleen op allerlei achterliggende oorzaken, maar bovenal ook op de diepste oorzaak van de huidige economische crisis, want hebben wij wel zegen te verwachten als wij als land en volk de Bron van het allerhoogste goed negeren? In wezen valt er alleen maar op herstel te hopen als wij terugkeren tot het betrachten van de heilzame geboden van God, heilzaam zowel voor enkeling als voor samenleving in haar geheel. Binnen dat kader willen wij ook nu onze bijdrage leveren.

Wij spreken thans over enkele onderdelen van het pakket maatregelen om een beperking van de groei van de uitgaven voor sociale zekerheid tot stand te brengen.

AFSCHAFFING RECHT OP KIN­ DERBIJSLAG VOOR PARTIEEL LEERPLICHTIGE KINDEREN

Allereerst is dan aan de orde de afschaffing van het recht op kinderbijslag voor partieel leerplichtige kinderen. Bij de wet van 13 december 1972, Staatsblad 753, is het recht op kinderbijslag geopend voor partieel leerplichtige kinderen. Destijds werd dat geïntroduceerd als een oneigenlijk element in de kinderbijslagwetgeving, in de legale verwachting dat te zijner tijd, na uitbreiding van de partiële leerplicht tot drie dagen per week, wel aan het onderwijscriterium zou worden voldaan. In de gewisselde stukken is het nodige opgemerkt over het zogenaamde verwachtingspatroon bij de ouders. Ik vind dat terecht, afgaande op de lange tijd van 8 jaar dat mocht worden uitgegaan van het recht op bijslag voor partieel leerplichtige kinderen. In die zin is er naar onze mening wel degelijk sprake van verworven rechten in plaats van verworden rechten, zoals de Staatssecretaris ons thans min of meer wil doen geloven. Ik begrijp met de beste wil van de wereld niet hoe hij in de nota naar aanleiding van het eindverslag kan opmerken: „Nu dit perspectief niet is uitgekomen, dient dit oneigenlijke element uit de wetgeving te worden verwijderd. Alleen al daarom kan van verworven rechten geen sprake zijn. Het is nooit bedoeld om blijvend deel uit te maken van de kinderbijslagwetgeving." Ook niet als wij bedenken dat de uitbreiding van de partiële leerplicht wel degelijk in het politieke verschiet lag, ook niet als wij tevens bedenken dat over de „binnen afzienbare tijd" een behoorlijke tijd heen is gegaan? Kan binnen dit verwachtingspatroon echt niet van verworven rechten worden gesproken? Mij dunkt van wel! Zeker als het gaat om de lopende zaken moet daarom een overgangsregeling worden geschapen. Ik weet dat daaraan budgettaire consequenties verbonden zijn, maar dat zij dan zo. Als daartoe besloten zou worden, welke compenserende ombuigingen op welk terrein zullen dan pijnlijker uitvallen dan het afzien van een overgangsregeling? Kan hier een nadere verduidelijking op worden gegeven. Het is niet aan ons om de Regering in haar bezuinigingsstreven dwars te zitten. De uitbreiding van de partiële leerplicht hebben wij steeds een bedenkelijk zaak gevonden, al was het alleen maar omdat wij veel liever spreken van een leerrecht dan van een leerplicht. Wanneer men eenmaal tot bepaalde maatregelen heeft besloten, dienen die rechtens materieel uitvoering te krijgen, waarbij in de toekomst zoveel mogelijk wordt voorkomen dat gewekte verwachtingen voor lopende gevallen worden geschonden. Ik denk dat ik hiermee voldoende duidelijk heb gemaakt waarom ik het voorliggende amendement mede heb ondertekend.

GEEN STRUCTURELE ZAAK

Het is natuurlijk een hele eer voor iemand wanneer van hem gezegd wordt dat hij consequent handelt. Het in twijfel trekken daarvan door de heer De Korte noopt mij dan ook tot het geven van enig weerwerk. De heer De Korte (VVD): Ik sprak over consciëntieus. De heer Van Dis (SGP): Naar mijn mening verschilt dit materieel niet zoveel. In de eerste plaats vraag ik mij af, of de consequentie waarop de heer De Korte wees en die kennelijk min of meer verengd is tot financiële aspecten, de enige geldende consequentie is. Er zijn gelukkig nog grotere waarden. Voor mij is dat onder andere het principe dat, wanneer er ergens pijn gedaan moet worden, wij moeten trachten dit via een overgangsregeling zoveel mogelijk te verzachten. Op dat punt is onze fractie altijd consequent geweest. Wij moeten dus kiezen tussen twee soorten consequenties. Wij kiezen voor de tweede. Dan kan ons niet worden verweten dat wij niet consequent handelen. Het amendement heeft ook niet te maken met een structurele zaak. Het beoogt alleen in 1981 de overgang te versoepelen. Ook dat element moet een rol spelen. Moet voor zo'n strikt eenmalige zaak de Kamer dan zelf met compensatievoorstellen komen? Voor dit soort eenmalige regelingen - ook op andere terreinen - vinden wij de behandeling van de Voorjaarsnota het juiste tijdstip om alle voor- en tegenvallers met elkaar te vergelijken. Voor het dan overblijvende saldo kan dan dekking worden gezocht. Ik meen hiermee enig weerwoord gegeven te hebben.

ONTDUIKING PARTIËLE LEERPLICHT

Ik wil nog een vraag stellen over de door mijn fractie uitgesproken verwachting dat door deze maatregel de ontduiking van de partiële leerplicht, of het ongeoorloofd verzuim zal toenemen. De staatssecretaris zegt dat in dat geval voor het recht op kinderbijslag voor een partieel leerplichtig kind slechts vereist is dat dit kind ingeschreven staat bij een onderwijsinstituut. Of het onderwijs ook daadwerkelijk wordt gevolgd, speelt hierbij geen rol. Hij concludeert: „Het is dan ook niet te verwachten dat de voorgestelde maatregel enige negatieve invloed zal hebben op de naleving van de partiële leerpHcht."

Is dat wel juist? Zullen door de voorgestelde afschaffing van de kinderbijslag niet meer kinderen over de drempel worden getild, om niet alleen van inschrijving, maar ook van verdere naleving af te zien?

OPNEMING IN DE WERKLOOS­ HEIDSWET

Ik wil thans enkele opmerkingen ma­ ken over het wetsontwerp, handelende over de opneming in de Werkloosheidswet van werknemers in de zin van de Wet-sociale werkvoorziening. Het gaat hierbij over het voornemen van het kabinet om op de lonen van de WSW-werknemers een vereveningsbijdrage in te houden in verband met het niet verschuldigd zijn van premie ingevolge de Werkloosheidswet. Mijn fractie kan zich hier wel in vinden. Immers, door van de WSW-werknemers enerzijds een vereveningsbijdrage te verlangen en anderzijds op hen de bepalingen van de Werkloosheidswet, uitgezonderd de premieheffing toe te passen, wordt zowel in financieel, als in verzekeringstechnisch opzicht een gelijke rechtspositie van beide categorieën werknemers bewerkstelligd. Dit zij gezegd, met dank voor de bewoordingen die de Staatssecretaris bezigde in de memorie van antwoord. Zo er al niet in de nota naar aanleiding van het eindverslag uitputtend op in is gegaan, vraag ik - weUicht ten overvloede - naar het bedrag van de reële besparing van deze voorgenomen operatie. Hangt dit niet grosso modo samen met het niet kunnen geven van een indicatie van de door het rijk te dragen lasten op jaarbasis, welke voortvloeien uit de te verstrekken WW-uitkeringen aan WSW-werknemers die onvrijwillig werkloos worden en de verwachtingen met betrekking tot de lasten op langere termijn, wanneer mede in ogenschouw wordt genomen de steeds verder oplopende werkloosheid? Wij zien graag dat dit nog eens kort en bondig uit de doeken wordt gedaan. Ik heb namelijk het idee dat in de gewisselde witte stukken aan deze samenhang niet de nodige aandacht is besteed. Mijn fractie heeft overigens met deze nadere wijziging weinig moeite.

WIJZIGING VAN DE REFERTE-EIS

Nog benarder komt de bezuinigingsvertaling in de sector van de sociale zekerheid op ons af, als wij haar toegepast zien op de wijziging van de Werkloosheidswet inzake de referteeis. Mijn fractie onderschrijft de doelstelling dat de ombuigingsmaatregelen in eerste aanleg gericht moeten zijn op volumebeheersing en - beperking. Dat bij deze verscherping vooruitgelopen wordt op de integratie van de werkloosheidsregelingen kunnen wij in dit stadium billijken. Het invoeren van de huidige referte-eis van de wachtgeldverzekering als norm is alleszins een uitvoering waard. Het feit dat de voorgestelde verzwaring van die referte-eisen niet los mag worden gezien van de definitieve integratieregeling legt wel een grote verantwoordelijkheid op de schouders van de verantwoordelijke bewindsman en wij willen hem hier met klem op wijzen. Een duidelijker te leggen relatie tussen de duur van het arbeidsverleden en het recht op een uitkering is onzes inziens een eis van rechtvaardigheid als wij dit bezien in het licht van de sterk teruglopende groei en de omkering van conjuncturele naar structurele werkloosheid, waardoor de doelstelling van volledige werkgelegenheid steeds meer op de tocht is komen te staan.

Binnen welke termijn zal aan de Kamer de nota worden toegezonden over die toekomstige grondslagen van ons sociale zekerheidsstelsel? Kan in hoofdlijnen daarover nu al enige nadere informatie worden verschaft? De reactie van de Staatssecretaris op het advies van de Sociale Verzekeringsraad is bemoedigend. De soepele op-

Vervolg op pagina 4 Vervolg van pagina 3

stelling die wordt gekozen om voor bepaalde categorieën werknemers het voorgestelde aantal dagen van 130 lager te stellen - zij het niet lager dan 65 - stemt ons tot tevredenheid.

Het voorstel van de Sociale Verzekeringsraad om de bedrijfsverenigingen te verzoeken gegevens te verzamelen met het oog op een mogelijke belemmering van de werkhervatting als gevolg van de verzwaring van de gewerkte dagen-eis, wordt door de Staatssecretaris in die zin gehonoreerd dat hij de resultaten van dit onderzoek met belangstelling afwacht. Hoe ver gaat echter zijn bereidheid om, als de resultaten daartoe aanleiding zouden geven, de regeling bij te stellen? Waarom kan voorts nu geen antwoord worden gegeven op de volgende vragen: Lopen degenen, omdat zij 130 dagen of langer hebben gewerkt en daaraan een werkloosheidsuitkering ontlenen, bij ontslag niet het risico niet meer aan die 130 dagen-eis te kunnen voldoen, zodat zij dan moeten terugvallen op een uitkering op bijstandsniveau? Zullen veel mensen dat risico niet mede incalculeren bij het nemen van de beslissing om een vacature te bezetten? Met betrekking tot de gemeentelijke sociale diensten wordt wat betreft de meerlasten in de rijksgroepsregeling voor werkloze werknemers en de daarmee verband houdende uitvoeringskosten opgemerkt dat in de gemeentefondsbegroting een structurele voorziening zal worden getroffen.

Wij vinden dat een goede zaak. Hoe staat het echter met de nadere uitwerking van de verdelingsmethodiek, waarbij ook de Raad voor de Gemeentefinanciën is betrokken? Worden inderdaad inzake de werkverschuiving tussen de bedrijfsverenigingen en de gemeentelijke so^ale diensten voldoende mogelijkheden geboden om ook op relatief korte termijn de werkbelasting en de personeelsvoorziening in de pas te laten lopen?

Gebleken zal naar ik aanneem zijn dat wij in principe geen bezwaren hebben tegen het laatste wetsontwerp.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1981

De Banier | 8 Pagina's

Enkele beperkende maatregelen inzake de groei van de uitgaven voor Sociale Zaken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1981

De Banier | 8 Pagina's