Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gemeentebestuur (26)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeentebestuur (26)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

door C. den Uil, Hendrik Ido Ambacht

DE WETHOUDERS (VERVOLG)

Artikel 96 van de gemeentewet luidt als volgt: „Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van een wethouder of indien een wethouder met de tijdelijke waarneming van het burgemeesterschap belast is, wordt hij, zodra nodig, vervangen door een ander lid van de raad, door deze aangewezen.

Hij, die in geval van ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van een wethouder of ingeval een wethouder met de tijdelijke waarneming van het burgemeesterschap belast is. gedurende meer dan een maand onafgebroken met de waarneming van het wethouderschap is belast geweest, geniet voor die tijd een vergoeding uit de gemeentekas tot het bedrag van de helft van de aan het ambt verbonden wedde."

Omdat in een doorgaans klein college van burgemeesters en wethouders het bepaald hinderlijk kan zijn als bij het bestuurswerk een of meer leden ontbreken, is dit artikel ingesteld.

Het woord „aangewezen" aan het slot van het eerste lid is in 1931 in de plaats gekomen van het tot dan gebruikte woord , , benoemd". De bedoeling van deze wijziging was duidelijker tot uiting te brengen dat de raad een besluit mag nemen om bij voorbaat een vaste plaatsvervangend wethouder aan te wijzen. Heerst bij sommieen de mening dat de raad moet bepalen wanneer vervanging van een wethouder nodig is. Van Loenen staal op het standpunt dat, als de raad een vaste plaatvei vanger aanwijst, burgemeester en wethouders de plaatsvervanger zodra nodig kunnen laten optreden. Een nader raadsbesluit is volgens deze zienswijze niet nodig. Trouwens, volgens Van Loenen is nergens in de wet bepaald, dat de raad heeft te oordelen over de noodzakelijkheid tot een tijdelijke benoeming van een wethouder. Wel kan de raad natuurlijk weigeren een vaste vervanger bij voorbaat aan te wijzen, zodat hij van geval tot geval zal beslissen.

Tot 1931 ontbrak in de opsomming van gevallen, waarin een wethouder kan worden vervangen het woord „ontstentenis", dat op ontstane vacatures ziet. In deze gevallen is er in het algemeen geen behoefte aan een tijdelijke vervanging, omdat een nieuwe wethouder kan worden benoemd. Ontstaat gelijktijdig een vacature in de raad, dan kan deze benoeming echter niet altijd direct plaats vinden, zodat er dan aanleiding kan zijn een tijdelijk vervanger te benoemen.

Artikel 100 bepaalt het volgende: „De wethouders genieten een jaarwedde, welke door Gedeputeerde Staten, de raad gehoord, onder Onze goedkeuring wordt vastgesteld. Voor de wethouder, die wegens tijdelijke waarneming van het burgemeesterschap de aan die waarneming verbonden wedde of vergoeding geniet en die in zijn wethouderschap wordt vervangen, wordt de aan het wethouderschap verbonden wedde verminderd met de aan zijn plaatsvervanger uit te keren vergoeding.

Behalve die jaarwedde genieten de wethouders, onder welke naam ook, generlei inkomen uit de gemeentekas, dan hetgeen verbonden is aan een andere, hun opgedragen openbare gemeentebediening."

Het eerste lid van dit artikel is sinds jaren een lege formule geworden. Van een vaststelling door Gedeputeerde Staten, de raad gehoord, is eigenlijk geen sprake meer, zeker niet in de praktijk. De Minister van binnenlandse zaken stelt tabellen met maximale bezoldigingsbedragen op, die de nodige Koninklijke goedkeuring zullen kunnen verkrijgen. Er heeft hierbij een inscha­ ling naar het inwonertal plaats. De Minister staat daarbij op het standpunt dat in de groep van 24.000 tot 30.000 inwoners sprake zal kunnen zijn van full-time wethouders en dat de wedde daar 50% van de burgemeesterswedde mag bedragen.

De Commissie-Merkx, die in haar rapport „De wethouder" pleit voor een vaste relatie tussen de wedde van de wethouder en die van de burgemeester, acht een honorering van een fulltime functie met 50% van de burgemeesterswedde te gering. Zij acht de verschillen tussen de leden van het college, wat betreft omvang van werkzaamheden en verantwoordelijkheden niet zo groot en zou daarom een percentage van 80 van de maximale burgemeesterswedde juister vinden. Het overblijvende verschil ad 20% kan worden geargumenteerd door het voorzitterschap van de burgemeester en zijn vele representatieve werkzaamheden. Er bestaan thans voornemens om de wethouderswedden bij Algemene maatregel van bestuur te doen gaan vaststellen, waarbij dan mede de trendmatige aanpassing zal kunnen worden geregeld.

Aan de hand van het tweede lid van dit artikel kan worden geconcludeerd dat een wethouder, wiens taak door afwezigheid of ongesteldheid wordt waargenomen, zijn jaarwedde geheel behoudt. Bij de wethouder, optredend als waarnemend burgemeester, wordt de jaarwedde echter verminderd met de aan zijn plaatsvervanger uit te keren vergoeding. Over het laatste lid van artikel 100 is — mede door zijn weinige duidelijkheid - reeds veel te doen geweest. Het ging en gaat dan steeds over de begrippen „inkomen" en „een andere, hun opgedragen openbare gemeentebediening" .

Onder „inkomen" zal moeten worden verstaan een vergoeding voor verrichte werkzaamheden. Dus geen vergoe­ ding van onkosten voor b.v. gemaakte, reizen, gebruikte auto of telefoon, welke vergoedingen dus wel mogen worden genoten. Zogenaamd verletgeld voor gederfd loon in een particuliere betrekking kan niet in aanmerking komen. Daarvoor dient nu juist de wedde. Ex.tra inkomen is alleen dan verboden, wanneer het wordt uitbetaald voor werkzaamheden, die tot de taak van de wethouder als zodanig behoren. Het lijdt dus geen enkele twijfel dat de wethouder niet uit de gemeentekas zou mogen ontvangen uitkeringen krachtens de Algemene Bijstandswet of premies op grond van Rijkspremieregelingen op het gebied van de woningbouw etc. In het algemeen gesproken, moet dus worden voorkomen dat de raad langs een omweg aan wethouders meer inkomen toekent dan dat, hetwelk door Gedeputeerde Staten onder Koninklijke goedkeuring is vastgesteld. Daarbij wordt tegenwoordig toegestaan dat niet alleen vakantietoelage wordt uitbetaald (kinderbijslag ontvangt de wethouder reeds op grond van de desbetreffende wet), maar dat ook aan wethouders van gemeenten boven 40.000 inwoners - met bijbetaling door de gemeente van het gemeentelijk aandeel in de premie - wordt toegestaan deel te nemen in de I.Z.A. ziektekostenregeling.

Op grond van de „Appa" (Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers) ontvangen de wethouders, afhankelijk van het aantal dienstjaren, ook wachtgeld en pensioen. Deze materie is te ingewikkeld om haar in het bestek van deze eenvoudige toelichting op de gemeentewet te behandelen.

„Een andere openbare gemeentebediening" zou b.v. kunnen zijn het lidmaatschap van een stembureau bij te houden verkiezingen. De wethouder mag als zodanig wel presentiegeld toucheren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1981

De Banier | 8 Pagina's

Gemeentebestuur (26)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1981

De Banier | 8 Pagina's