Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gemeentebestuur (28)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeentebestuur (28)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SECRETARIS

In artikel 2 van de gemeentewet is bepaald, dat in elke gemeente onder meer een secretaris is. Deze wordt op grond van artikel 102 van die wet door de raad benoemd, geschorst of ontslagen. Burgemeester en wethouders dienen voor elke benoeming een aanbeveling van twee personen in.

Dat hier gesproken wordt van een aanbeveling heeft niet zo zeer ten doel tot uiting te brengen dat de benoeming moet worden voorbereid — dat zou immers evenals bij alle andere raadsbesluiten toch w, el gebeuren — als wel dat het geen voordracht mag zijn. De raad kan immers wel buiten een aanbeveling gaan, maar niet buiten een voordracht.

Tegen het indienen van een voordracht zijn bezwaren aan te voeren. De raad, die voor de voornaamste ambtenaar van de gemeente toch zeker de nodige vrijheid van benoemen moet hebben, moet niet door een voordracht van twee personen worden gebonden. Door een bepaald opgestelde voordracht — b.v. van twee kandidaten met een groot verschil in capaciteiten of waarvan er één een niet door de raad gewenste politieke kleur heeft — zou het college van burgemeester en wethouders de raad in een bepaalde hoek kunnen dringen en in feite zelf de secretaris kunnen kiezen. De raad zou voorts in een bepaald geval behoefte kunnen gevoelen aan een bepaalde, niet op de voordracht voorkomende kandidaat als een zekere steun tegenover de burgemeester.

Als onder de sollicitanten zich slechts één werkelijk geschikte kandidaat bevindt, zullen burgemeester en wethouders met de aanbeveling van één persoon moeten volstaan. Zouden burgemeester en wethouders in een uitzonderlijk geval niet met een aanbeveling komen, dan kan de Commissaris van de Koningin hierin voorzien. De raad kan dan uiteraard ook nog buiten die aanbeveling gaan. Een ander middel in dit verband, waarvan tegenwoordig gebruik kan worden gemaakt, is het tussentijds ontslaan van wethouders, waarin de raad het vertrouwen heeft verloren. In de tegenwoordige tijd zal het allemaal zo'n vaart niet lopen. In de meeste gemeenten zal tevoren over de aanbeveling nauw overleg zijn gepleegd met de betrokken raadscommissie, waaraan - evenals trouwens aan alle raadsleden — de ingekomen sollicitatiestukken ter inzage zullen worden gegeven. De raad heeft hier ook wel recht op. Vereiste bekwaamheden noemt de wet niet. Het gemeentebestuur zal die zelf wel stellen en de na nauwgezet onderzoek best gebleken kandidaat kiezen.

Over schorsing en ontslag bepaalt de wet verder niets. Op grond van de Ambtenarenwet zal de raad in de rechtspositieregeling van de secretaris daaromtrent wel regels moeten stellen. Het doen van een aanbeveling door burgemeester en wethouders en het benoemen en eventueel schorsen en ontslaan door de raad gebeurt niet in de door de Kroon aangewezen gemeenten van 5000 zielen en daar beneden, waar de bediening van secretaris door de burgemeester wordt bekleed. Schorsing of ontslag als burgemeester van deze gemeenten brengt mede schorsing onderscheidenlijk ontslag als secretaris.

Artikel 103 bepaalt, dat tot secretaris alleen hij benoembaar is, die Nederlander is, niet krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens de beschikking of het beheer over zijn goederen heeft verloren, noch van de verkiesbaarheid is ontzet en de ouderdom van drie en twintig jaar heeft vervuld. Deze eisen zijn dezelfde als die aan de burgemeester zijn gesteld, met dien verstande dat de burgemeester tenminste 25 jaar oud moet zijn. Bij verlies van één der eisen van benoem­ baarheid zal de secretaris door de raad moeten worden ontslagen. De wet regelt hieromtrent niets.

Artikel 104: „Bloedverwantschap of zw'agerschap in de eerste of tweede graad of huwelijk mag niet bestaan tussen de secretaris en de burgemeester. De zwagerschap houdt op door de ontbinding of de nietigverklaring van het huwelijk, dat haar veroorzaakte." Het motief voor het opnemen van deze bepaling is hetzelfde als dat voor de regeling van deze materie in artikel 23 voor de raadsleden en de burgemeester, n.l. het voorkomen van een famiheregering. Het verbod is geschreven voor de secretaris en niet voor de burgemeester. Dit betekent dat, als er een verboden familierelatie zou ontstaan, de secretaris zou moeten verdwijnen. Er is geen verboden familierelatie tussen de secretaris en de fungerende locoburgemeester.

Artikel 105 bepaalt dat de secretaris geen van de met het burgemeesterschap absoluut onverenigbare betrekkingen tegelijk met zijn ambt mag bekleden, uitgezonderd de betrekking van ambtenaar bij het bestuur van 's rijks directe belastingen en ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt. De bediening van secretaris en die van ontvanger of comptabele van dezelfde gemeente zijn evenwel, behoudens door Gedeputeerde Staten te verlenen ontheffing, onverenigbaar.

Er bestaat onder staatsrechtsgeleerden verschil van opvatting over de vraag of de raad bij de instructie voor de secretaris het aantal onverenigbare betrekkingen mag uitbreiden.

Volgens artikel 106 is op de secretaris van toepassing hetgeen bij de tweede en laatste zinsnede van artikel 26 ten aanzien van de leden van de raad is bepaald. Dit wil zeggen dat de secretaris:

a. in rechtsgedingen, waarin de gemeente betrokken is, niet als advocaat of procureur werkzaam mag zijn; b. noch middellijk, noch onmiddellijk mag deelnemen aan onderhandse pacht van gemeentegoederen of inkomsten, aan leveringen of aannemingen ten behoeve der gemeente en aan het kopen van betwiste vorderingen te haren laste.

Indien de secretaris één dezer verboden handelingen verricht, zal de raad moeten bepalen welke straf zal worden toegepast.

Artikel 106 bepaalt verder dat op de secretaris van toepassing is hetgeen met betrekking tot de relatief onverenigbare functies ten aanzien van de burgemeester is bepaald, met dien ver­ stande dat tot de voor de secretaris relatief onverenigbare betrekkingen ook behoort de functie van ambtenaar bij het bestuur van 's rijks directe belastingen.

Indien de secretaris een onverenigbare betrekking aanvaardt, zal hij door de raad moeten worden ontslagen.

Evenals de burgemeester heeft de secretaris zijn vaste woonplaats binnen de gemeente, of, is hij secretaris van meerdere gemeenten, binnen één van die gemeenten. Hiervan kan, indien het in het belang van de gemeente nodig is, door de Kroon, nadat Gedeputeerde Staten en de raad zijn gehoord, ontheffing worden verleend. Deze laatste bepaling moet zodanig worden uitgelegd, dat b.v. een zeer goede kracht zou kunnen worden benoemd, die evenwel niet bereid is in de gemeente te wonen. Het gemeentebelang maakt dan ontheffing wenselijk. Artikel 107 regelt de beëdiging van de secretaris.

„Alvorens zijn bediening te aanvaarden, wordt door hem, in de vergadering van de raad, in handen van de voorzitter, de volgende eed of belofte afgelegd:

- Ik zweer (beloof), dat ik alle de plichten, die de wet, regelende de samenstelling, inrichting en bevoegdheid der gemeentebesturen en de door de raad van vastgestelde of vast te stellen instructie aan het ambt van secretaris hebben verbonden, eerlijk en vlijtig zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat beloof ik!) - Hij wordt hiertoe niet toegelaten, dan na in de vergadering van de raad, in handen van de voorzitter, gelijke eed (verklaring en belofte) van zuivering te hebben afgelegd, als in artikel 71, tweede lid, voor de burgemeester is voorgeschreven, met dien verstande, dat in de plaats van „burgemeester" worde gelezen: secretaris.

Het bepaalde in het eerste en het tweede lid lijdt uitzondering voor de gemeenten, waar ingevolge artikel 2 de bediening van secretaris door de burgemeester wordt bekleed."

De ambtseed is niet gelijkluidend aan die, af te leggen door raadsleden en de burgemeester. Die zweren namelijk — zoals we hebben gezien - trouw aan de Grondwet en de wetten des rijks en dat zij de belangen van de gemeente met al hun vermogen zullen voorstaan en bevorderen. Naar veler opvatting is de door de secretaris af te leggen ambtseed niet ruim genoeg, omdat hij behalve de genoemde gemeentewet ook andere wetten stipt heeft na te komen.

H-I-A dU

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 augustus 1981

De Banier | 8 Pagina's

Gemeentebestuur (28)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 augustus 1981

De Banier | 8 Pagina's