Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gewisselijk, die is de koning van Israël II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gewisselijk, die is de koning van Israël II

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Overdenking

door Ds. G. Blom, Meerkerk

Het geschiedde dan, als de oversten der wagenen Josafat zagen, dat zij zeiden: Gewisselijk, die is de koning van Isreël; en zij keerden zich naar hen, om te strijden; maar Josafat riep uit.

1 Koningen 22:32.

Gewisselijk, die is de koning van Israël. Zo roepen de oversten van het Syrische leger uit. Er is geen twijfel mogelijk. Het kan niet anders: dit moet de koning van Israël zijn. Een andere koninklijke gestalte is niet te ontdekken. Dit bepaalt verder het verloop van de slag

De oversten moeten door het zien van die koninklijke verschijning wel aangevuurd zijn. Het is toch de opdracht van hun koning om de koning van Israël levend of dood aan hem over te leveren.

Dat hier sprake is van Josafat, de koning van Juda, komt niet in hun gedachten op. Maar dat neemt niet weg, dat ook dit binnen het alwijs bestuur des Heeren een plaats heeft. Hij neemt de Syriërs in Zijn dienst om Josafat in het nauw en tot inkeer te brengen.

De vijanden weten dit niet, maar toch is dit het geval. De Heere zou Josafat hebben kunnen overgeven. Deze was door eigen schuld in dat grote gevaar gekomen. Josafat had de Heere losgelaten. Hij was zijn afhankelijkheid en aanhankelijkheid van de Heere kwijt. Josafat heeft het verzondigd dat de Heere ooit weer naar hem zou omzien.

Maar de Heere is getrouw en ontfermend. Dat bleek al toen de mens in het paradijs zondigde en de Heere de rug toekeerde. De Heere riep hem tot inkeer en kwam met de belofte Zijns Zoons. Hoe menigmaal heeft het volk des Heeren het niet verzondigd. De Heere kwam met vele tuchtigingen, maar Hij ontfermde Zich telkens weer. Hij deed het volk zelfs in ballingschap gaan, maar Hij deed het overblijfsel na vele jaren terugkeren. Het is het overblijfsel naar de verkiezing der genade. Die vindt zijn oorsprong alleen in de Heere, de God van het welbehagen. Dat welbehagen gaat door Christus gelukkiglijk voort. Daarom zullen allen die naar het voornemen Gods geroepen worden zeker zalig worden.

Daarom kon Josafat ook niet omkomen. Maar de Heere bracht hem wel in de nood en daarvoor moesten de Syriërs dienen. Aanvankelijk heeft Josafat niet gedacht dat hij in zo groot gevaar zou komen. Mogelijk heeft hij vertrouwd op de kracht van de verbonden legers, op zijn veldheerschap of waarop ook. Maar alles zal hem ontvallen. Het wordt hem hoe langer hoe duidelijker dat de wagens van de vijanden het op hem gemunt hebben, steeds dichterbij komen en zoeken hem te omsingelen. Dat was inderdaad de toeleg van de bevelhebbers van het vijandelijke leger. In goede orde gaan de wagenen voort en ze gaan Josafat in het nauw brengen. Op deze wijze kan Josafat niet ontkomen en zal hij spoedig in handen van de vijanden zijn en die zullen dan de gedachte hebben, dat zij de koning van Israël gevangen hebben kunnen nemen.

Het ziet er naar uit, dat de ondergang van Josafat nabij is. Van de dapperheid van zijn soldaten heeft hij niets te verwachten. Zijn veldheerstalent laat hem nu in de steek. Mogelijkheid om door de vlucht aan het gevaar te ontkomen is er niet. Als de Heere zou gehandeld hebben met Josafat zoals deze gehandeld had, dan zou er geen verwachting voor hem zijn geweest. Maar al heeft Josafat de Heere verlaten, de Heere heeft hem niet verlaten.

Laat dit tot bemoediging zijn voor hen die mogen weten wie de Heere voor hen geworden is, in wier leven toch steeds weer openbaar komt, dat zij een dwaalziek hart hebben. De Heere weet wel wat van Zijn maaksel is te wachten ... De Heere weet wel wegen en omstandigheden te vinden om hen weer in kinderlijke afhankelijkheid van Hem te brengen. Die tijd had Josafat gekend. Toen was hij in gevaar geweest en had hij het aangezicht des Heeren gezocht en de Heere had hem uitgeholpen. Daarin ligt eigenlijk het leven van Gods kinderen, wanneer zij de vreze des Heeren mogen beoefenen. En toch zijn zij zo gemakkelijk het heilspoor bijster.

De vijanden naderen en omsingelen een legerafdeling van het leger van Juda en daarbij bevindt zich koning Josafat. Hij heeft gestreden zolang hij kon. Hij heeft bevelen gegeven en zijn leger aangevoerd. Maar hij moet het opgeven. Hij is afgesneden van de andere afdelingen van zijn leger. Hij heeft de strijd verloren. Het is slechts een kwestie van ogenblikken en dan is het met Josafat gedaan. Zo lijkt het.

Josafat wordt een overwonnene, maar hij geeft zich niet in de handen van de vijanden over. Hij gaat doen wat hij vroeger gedaan heeft, toen hij als een hulpeloze tot de Heeie zijn toevlucht genomen had en mocht ingaan in Gods heiligdom om zich daar neder te buiten. Dat kon hij nu niet doen, maar de Heere laat Zich overal vinden wanneer hij in waarheid wordt aangeroepen. Daar midden op het slagveld, in zijn grote nood, komt hij op zijn knieën voor de Heere met een schuldverslagen hart en een boetvaardige ziel.

Maar Josafat riep uit. We willen dat zien als een uitroep tot de Heere. Dat was gelijktijdig een teken voor de vijanden om hen te laten zien, dat zij niet de koning van Israël, maar van Juda voor zich hadden. Heeft Josafat het dan van de Heere en toch ook van de vijanden verwacht, dat zij door zijn geroep zouden zien, dat hij niet de gezochte was? David heeft dat gedaan, toen hij in Gath gekomen was. Hij was in gevaar en ging tot de Heere roepen en gelijktijdig stelde hij zich aan als een waanzinnige. Het hart is arglistig.

Laat het een laatste poging van Josafat geweest zijn om voor de vijanden te laten uitkomen, dat hij niet Achab was, hij heeft daar toch zijn vertrouwen niet op kunnen stellen. En we kunnen ons voorstellen, dat hij ten laatste van alles afziet en vanuit het binnenste van het hart als een schuldige en boetvaardige en onwaardige tot de Heere de toevlucht neemt.

Weet u een andere weg? Met al onze wegen komen we beschaamd uit. Als we geen weg meer weten en geen uitkomst meer zien is er nog een weg open en dat is naar de troon der genade. Mijn hart roept uit tot God, Die leeft en aan mijn ziel het leven geeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 1982

De Banier | 24 Pagina's

Gewisselijk, die is de koning van Israël II

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 1982

De Banier | 24 Pagina's