Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

door Ds. A. W. Verhoeff

„Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen. Want Uwe knechten hebben een welgevallen aan hare stenen, en hebben medelijden met haar gruis." Psalm 102: 14, 15.

Vorige maal hebben we gezien dat de Heere het volk rechtvaardig tuchtigde, hen in ballingschap voerde. Maar dat er toch nog enkelen waren die in de nood voor God terechtgekomen waren, en hebben gebedeld als schuldigen aan de Troon der Genade.

De Heere heeft dat gebed willen verhoren en waar gemaakt dat Hij Zich over Sion zou ontfermen. Ja, dat de bestemde tijd gekomen was. Zien we nu op eigen land en volk, dan moeten we zeggen, en dat geldt ook Canada en de Verenigde Staten: We hebben allen gezondigd en zijn waardig dat de Heere doortrekt. Dat kunnen we gemakkelijk zeggen, maar inleven is nog wat anders.

In elk geval in Psalm 102 is een vernederd en ingewonnen zondaar aan het woord. Het was geen ijdel gepraat. Het was dan ook groot dat de Heere nog aan hen gedacht. Maar er was wat aan verbonden. Immers de tekst zegt verder: , , Want Uwe knechten hebben een welgevallen aan haar stenen, en hebben medelijden met haar gruis". Wat is de bedoeling daarvan?

Onze kanttekenaren zeggen het zo eenvoudig en indringend: dat is, zij zagen zeer gaarne dat de stad Jeruzalem weder opgebouwd werd, en hebben grote droef daarover, dat zij tot een steenhoop gemaakt is. Hier en in wat nog verder volgt komt openbaar dat het gebed was van een die gans ontbloot was. En die mag bukken onder Gods oordeel. Het was een klaaglied over de zonden en de gevolgen van de zonden. Meestal hebben we meer zorg over de gevolgen van de zonden dan over de zonden zelf. Maar hier hoort ge de pijn van een mens die voor God mag bukken. Als er echter geen levend besef is van het bedreven kwaad dan is er ook geen begeerte om voor den Heere in het stof te buigen. Dan kunnen we wel op de stok bijten en jammeren over de gevolgen van de zonden, maar dan geldt de ernstige berisping: , , Ik heb hen wel geslagen doch zij hebben geen pijn gevoeld". Deze knecht, deze dichter heeft een welgevallen aan Sions stenen. Hij, en blijkbaar toch ook anderen in ballingschap, hadden door genade hun schuld erkend, maar daarbij toch ook een sterke begeerte naar de instellingen des Heeren en de herbouw van Sion.

Een Daniel had zo veel behagen in Sions herstelling, dat hij zijn gebed om haar bevrijding niet verloochenen kon, al had hij hierom ook de kuil der leeuwen te duchten. De drie jongelingen konden voor niemand buigen dan voor den Heere, al wachtte hun voor de trouw aan de God hunner vaderen ook de vurige oven.

Zo groot behagen had Nehemia in de herbouw van Sion, dat hij met smart vervuld was, en terstond bereid was zijn aanzienlijk staatsambt vaarwel te zeggen, om zich bij de verdrukte bouwlieden te voegen. Dit welgevallen aan Sions stenen was bij des knechten des Heeren vrucht van hun deernis met Sions gruis. Zozeer was Sions ellende de hunne, en werden zij door haar terneergedrukt, dat zij de herstelling van 's Heeren inzettingen niet verder konden en niet getroost konden worden.

Hoort ook de ontboezeming aan de rivieren van Babel: Psalm 137: 1: , , aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij gedachten aan Sion. Wij hebben onze harpen gehangen aan de willigen, die daarin zijn etc".

Och, hoe konden ze een lied des Heeren zingen in een vreemd land. Ze konden Jeruzalem niet vergeten, ja eerder zou hun rechterhand zichzelf vergeten dan dat ze 's Heeren lieve dienst konden vergeten.

Als we nu in de verte horen dat velen zich van de Waarheid afkeren en liever het pad der wereld gaan in Nederland en elders, dan mocht bange vrees ons wel bevangen. Heeft 1940-1945 ons niets meer te zeggen? Deze Sionniet, en we geloven toch anderen met hem. was niet hooggevoelende maar vol verdriet over de staat en toestand van Gods erfdeel. Hij heeft neergeschreven medelijden te hebben met haar gruis. Het had hem in diepe verootmoediging gebracht voor het heilig aangezicht des Heeren. Ze zagen met smart het resultaat van hun afval. Zij en hun vaderen hadden gezondigd. In diepe verootmoediging voor God belijdt hij dat Sion, ^ gruis ook zijn schuld is. Lees maar verder in Psalm 137 Hoort ook de klacht van Daniël (9; 4 etc): , , Och, Heere Gij grote en verschrikkelijke God, Die het verbond en dt weldadigheid houdt dien, die Hem liefhebben en Zijnt geboden houden. Wij hebben gezondigd en hebben on recht gedaan en goddelooslijk gehandeld en gerebelleerc met af te wijken van Uwe geboden en van Uwe rechten" Diep is het er door gegaan en ze hebben leren buigei voor de God des levens, en gezien hoe zwaar het oordee was dat was gekomen over dat volk dat eertijds zovee gunsten had genoten.

Daarom hadden ze bij hun naderen tot de Heere ii zichzelf geen enkel pleitgrond, maar steunde heel hui verwachting alleen op de Heere, die gesproken heeft: , , 11 de Heere, worde niet veranderd, daarom zijt gij, kindc ren Jacobs, niet verteerd".

Toch mogen ze weten wat het betekent om te vertrou wen op die God, die rechtvaardig nooit meer had behoe ven om te zien. Zo, en zo alleen ziet hij verwachting voo het volk. Waarbij komt, dat de Heere zelf heeft getuigt dat de heerlijkheid van het laatste Huis groter zou ziji dan van het eerste Huis. In dit tweede Huis dat er strak komen zou, zou Christus ingebracht worden. Wie er wa van leert dat de Koning van de Kerk nog wilde wonen bi zulk een volk, en er een oog voor krijgen mag dat alleei door genade het oordeel kan worden weggenomen, dit zou wel mogen wenen met de dichter: „Wij hebben God op het hoogst misdaan, wij zijn van he heilspoor afgegaan; ja, wij, en onze vaderen tevens. Maar wie daar komt mag ook leren: „God zal nooit later varen het werk zijner handen. De Heere gedenke ons samen om zijns zelfswil, Amen.

Ds. A. W. Verhoef, Chilliwack, Canada

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1989

De Banier | 20 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1989

De Banier | 20 Pagina's