Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De stuurlui aan de wal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De stuurlui aan de wal

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geen politiek debat over Nederlands Indië. Daarover zijn bijna alle partijen het op dit moment eens. Gelukkig maar, want het is inderdaad de vraag wat voor nut een politiek debat in 1995 voor welke groepering dan ook zou kunnen hebben. Het kan alleen maar schade aanrichten. Anders ligt het t.a.v. een maatschappelijk, een historisch getint debat. Dat hoef je blijkbaar niet te organiseren. Om de zoveel jaar vlamt het vuur van dat debat min of meer spontaan weer op. En dat debat kan wel degelijk zijn nut hebben. Geschiedenis is de geestelijke vorm waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden, zei of schreef Huizinga eens. Zich rekenschap geven: dat is een proces, dat kan niet overhaast als "voltooid" worden beschouwd, dat heeft z'n tijd nodig, dat vereist studie en nauwgezette feiten-kennis.

Hieraan heeft dr. G. Puchinger met zijn in 1993 gepubliceerde studie "Landvoogd en minister" onmiskenbaar een bijdrage geleverd. Met de hem eigen nauwkeurigheid en fijnzinnigheid tekent hij de verhouding tussen patria en kolonie in de eerste vier decennia van deze eeuw. Puchinger probeert daarbij dit tijdperk en de daarin voorkomende personen te schilderen, "vanuit hun tijd, vanuit hun gevoelens, problemen en idealen". Een aanpak waarvan sommige hedendaagse kritici van het koloniale tijdperk wel eens goede nota mogen nemen...

Afstandbediening

Gevoel voor de tijd die je beschrijft, ontwikkel je vooral door dicht bij de bronnen te blijven. Puchinger beschrijft zijn onderwerp dan ook voornamelijk aan de hand van de persoonlijke briefwisseling tussen de minister van koloniën en de gouverneur-generaal van Nederlands Indië. Deze briefwis­ seling geeft weer heel andere, en vaak interessantere informatie als de officiële briefwisseling die er eveneens tussen landvoogd en minister bestond. In de persoonlijke briefwisseling (die overigens net zo goed over staatszaken ging) had immers geen enkele ambtenaar of politicus inzicht. De hoogwaardigheidsbekleders in kwestie hadden daarin dus alle vrijheid om persoonlijke gedachtenspinsels vorm te geven, zonder bevreesd te hoeven zijn op elke punt en komma vastgepind te kunnen worden. Zo kon het zelfs gebeuren dat in de persoonlijke briefwisseling bijna het omgekeerde beweerd werd van wat in de officiële briefwisseling was gesteld! Over politiek gesproken! Overigens heeft de genoemde keuze van de bronnen ook een klein nadeel: landvoogden en ministers wier persoonlijke briefwisseling niet bewaard is gebleven, worden niet beschreven. Zo valt er dus een gat tussen 1921 en 1931, voorwaar toch geen onbelangrijke periode.

Onvoorstelbaar trouwens dat de communicatie tussen minister en landvoogd decennia lang uitsluitend schriftelijk plaats vond! Bedenk eens welke beperkingen het in hield dat een immens rijk als Insulinde geregeerd werd vanuit dat piepkleine landje aan de Noordzee, via wekelijkse brieven, die aanvankelijk per schip werden verstuurd en dus steeds wel een dag of acht onderweg waren. Daar kan bezwaarlijk het etiket "slagvaardig bewind" op geplakt worden.

"Indische specialiteiten"

Moeilijk in te denken is het ook dat een man als De Waal Malefljt bijvoorbeeld, minister van koloniën werd zonder het land ooit met eigen ogen te hebben aanschouwd. Hij moest het geheel en al hebben van literatuur en gesprekken. Dit kwam trouwens meer voor.

Er zijn ook diverse gouverneurs generaal te noemen, die vóór hun benoeming nooit in Indië waren geweest. Normaler was het echter dat personen die tot dergelijke ambten geroepen werden, gekozen werden uit de kring der zgn. "Indische specialiteiten": mensen die voor kortere of langere tijd in Indië hadden gewerkt, b.v. als advocaat of als ondernemer. Ditzelfde geldt voor de volksvertegenwoordigers die in de Tweede Kamer als woordvoerder Indische aangelegenheden optraden. Ook dit garandeerde echter niet altijd een brede deskundigheid. Had men dan zoveel recht van spreken als men een jaar of drie advocaat in Semarang was geweest? Het is dan ook niet helemaal onbegrijpelijk als gouverneur Van Heutsz in zijn brieven regelmatig spreekt over "snaterende Kamerleden" en "stuurlui aan de wal".

De grote afstand tussen Nederland en Indië en de staatsrechtelijke verhoudingen hadden in elk geval tot gevolg dat er een grote wederzijdse afhankelijkheid bestond tussen landvoogd en minister. De minister van koloniën was de eindverantwoordelijke, maar kon op geen enkele wijze zonder een uitgebreide informatieverstrekking door de landvoogd. Duidelijk blijkt dit bijvoorbeeld in de zich jarenlang voortslepende Atjehoorlog, die regelmatig tot heftige debatten in de Tweede Kamer leidde. Hoe moest de minister van kololiën zich verdedigen, als hij door kamerleden werd beschuldigd van terreur in Atjeh, of juist van een te slap optreden? Geen wonder toch dat minister Fock in juni 1906 bij gouverneur Van Heutsz voortdurend aandrong op het geven van juiste en volledige informatie over Atjeh, opdat hij zijn politieke tegenstanders de mond kon snoeren.

Geen bezoek

Natuurlijk werd de afstand tussen Nederland en Indië in de loop der jaren kleiner, aanvankelijk door gebruik te maken van telegrafie, vervolgens ook door het verzenden van de poststukken per vliegtuig. Opvallend is echter dat in al die jaren geen enkel bezoek heeft plaatsgevonden, noch van een dienstdoend minister aan Indië, noch van een gouverneur generaal in functie aan Nederland. Staatrechtelijk vond men het onjuist dat de hoogste ambtenaar in Indië een aantal dagen of weken niet op zijn post zou zijn, zoals het ook onbestaanbaar was dat de minister van koloniën op enig moment niet aanspreekbaar zou zijn door de Kamer Het hoorde bepaaldelijk ook niet tot de code. Toen Colijn in 1934 deze lijn wilde doorbreken, had dat dan ook heel wat voeten in de aarde (het bezoek is om heel andere, praktische redenen uiteindelijk toch niet doorgegaan). Zelfde soort bezwaren leefden er tegen een bezoek van koningin Wilhelmina aan Indië, waarvan eveneens op enig moment sprake is geweest, maar wat om een zelfde soort redenen is afgelast.

In hun belang

Men was zich van alle beperkingen die het bestuur van Indië door Nederland met zich meebracht, wel bewust. De beperkte communicatie tussen moederland en kolonie, het beperkte aantal werkelijk capabele ambtenaren, de beperkte financiële middelen waarover men kon beschikken om het immense land enigszins tot ontwikkeling te brengen, men had er wel degelijk oog voor, maar men deed in de gegeven situatie wat men kon. Men had geen keus. Loslaten van Indië (stel dat het al in iemands hoofd was opgekomen) kon immers ook de oplossing niet wezen? Blijft staan dat het bestuur van Indië ons land in zekere zin ver boven de macht ging. Dat was althans de mening van Idenburg, die op 7 juni 1903 aan landvoogd Rooseboom schreef: "Ons bezit in Indië is voor ons te groots: - en daarnaast het feit dat wij ons minder dan vroeger kunnen onttrekken aan onze verantwoordelijkheid voor hetgeen in dat bezit gebeurt. Klagen helpt evenwel niet; wij moeten vooruit".

Vooruit in een tijd die zwanger ging van veranderingen. Het is ondoenlijk een compleet beeld te geven van de decennia die Puchinger beschrijft, en zoals ze tot ons komen vanuit de briefwisseling tussen landvoogd en minister. Enkele punten wil ik eruit lichten.

We spreken over de tijd van de Ethische Politiek. Werd Indië in de eerste helft van de 19e eeuw nog hoofdzakelijk als wingewest beschouwd, vanwaaruit via het kultuurstelsel de koloniale baten gestaag naar Nederland stroomden, geleidelijk aan kwam er een omslag in denken en doen en ging men meer oog krijgen voor het belang van de inlandse bevolking zelf voor de plicht en eereschuld die wij tegenover hen hadden. Of zoals Idenburg het in 1904 uitdrukte: "Ons gezag over Nederlandsch-Indië legt de verplichting op om de volken van den Archipel allereerst in hun belang te regereeren, hunne rechten te beschermen. Dit belang vordert hunne ontwikkeling in geestelijk en in stoffelijk opzicht". Scholing en randvoorwaarden scheppen voor zending en missie waren daarin belangrijke pijlers.

Nationalisme

Maar het was ook de tijd van de afbraak van de Ethische Politiek (uit geldgebrek). van het opkomend nationalisme in Indië zelf en van de toenemende dreiging van Japan. Ook deze onderwerpen treft men aan in de correspondentie. Van Limburg Stirum op 4 september 1916 (toen reeds!) aan minister Pleyte: "(...) Wij weten niet hoe wij het hebben, is dat dezelfde Inlander van drie jaren geleden? Er moet zich een geweldige evolutie in hun denken en voelen hebben voltrokken waarvan de Hollander niet de ontwikkeling heeft kunnen volgen en waarvan hij nu perplex staat". Hoe daarmee om te gaan? Harde repressie of de zaak in goede banen leiden? Van Limburg Stirum was voorstandervan de laatste lijn; niet toevallig is onder zijn bewind de Volksraad tot stand gekomen. Dat over dit instituut verschillend werd gedacht, moge duidelijk zijn. Wie er meer van wil weten, leze Puchingers boek.

Hij zal er hier en daar de minder fraaie kanten van ons verleden in proeven. Deze lezer zal ongetwijfeld echter ook de andere kant ontdekken, nl. dat er toch ook met veel deskundigheid, gedrevenheid, inzet en arbeidskracht gewerkt is, door landvoogd en minister en door allen die om hen heen stonden, naar men stellig dacht Indië ten goede. Indië en Nederland hadden elkaar wederzijds nodig, zo was de algemene gedachte. Wie "Landvoogd en minister" leest, komt voor enkele uren terecht in een andere tijd en begrijpt dan te meer hoe men "17 augustus 1945" wel bijna moest ervaren als de abrupte afbraak van een project. Een aifbraak die men niet kon gedogen.

N.a.v. dr G. Puchinger: Landvoogd en minister. Uitgeverij Groen, Leiden, 1993 318 blz. Prijs: ƒ42,50

drs. A. de Jong

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1995

De Banier | 20 Pagina's

De stuurlui aan de wal

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1995

De Banier | 20 Pagina's