Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TEKST & UITLEG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TEKST & UITLEG

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

God en de Keizer

Als de plannen d()f)rgaan, zullen vanaf 1 januari 1999 de nationale valuta's van de landen die aan de Europese Monetaire Unie deelnemen, niet meer bestaan. Formeel zijn ze dan nog slechts een verschijningsvorm van de Euro, Nadat Europa unaniem heeft besloten om de Euro als nieuw muntstuk in te voeren, zullen omstreeks het jaar 2002 alle mimts(jorten verdwenen moeten zijn.

Over de vormgeving van het nieuwe Eurogeld zijn, al vanaf het moment dat duidelijk werd dat nationale munteenheden gingen verdwijnen, discussies gevoerd. Inmiddels staat vast dat de nieuwe mimten aan één kant nationaal herkenbaar zullen zijn en dat op de bankbiljetten ook (beperkt) ixiimte zal zijn vooreen nationaal herkenningssymbool. Voor ons land zou dat bijvc: )orbeeld een beeltenis van de Koningin kunnen zijn. Tijdens de behandeling hiervan in een vergadering van de Kamercommissie van Financiën, heeft (5nze fractievoorzitter speciale aandacht gevraagd voor nog een ander aspect: het randschrift op de grotere munten. Dat luidt al sinds jaar en dag: God zij met ons. Van der Vlies drong er bij de minister op aan, te bewerkstelligen dat dit zo veelzeggen­ de randschrift niet tegelijk met onze nationale munteenheden zou verdwijnen. De reactie van de minister was niet negatief Hij sprak de bereidheid uit tenmiaste de mogelijkheid te zullen (laten) onderzoeken in hoeverre dit randschrift -om historische redenen, zoals hij het zei- gehandhaafd kan blijven.

Het randschrift

Navraag bij de lüjksmunt te l'trecht leerde ons dat het randschrift zoals wij dat kennen, onze munten siert sinds het jaar 1816. Op voorstel van de toenmalige minister van Financien, Jonkheer C.Chr.Six van Oterleek, werd besloten een randschrift op de munten te plaatsen. Dat bleek nodig om deze te beschermen tegen 'munteaschillers'; mensen die een heel dun laagje van de munten afschilden, met het ck)el zich te verrijken met het edele metaal waarvan de munten toentertijd gemaakt waren. Een randschrift kon dit voorkomen omdat een munt zonder rancLschrift kennelijk 'geschild' was en daarmee z'n waarde had verloren. Ook voor de tek.st zelf had deze excellentie een voorstel. 'Wellicht eveneens om historische redenen, greep hij terug op een spreuk die al in de 80-jarige ooriog als , strijdleus voor­ kwam op sommige munten van de Republiek der Verenigde Nederlanden: ", S7 Deus nohiscum. c/nis contra nos. "Hetgeen betekent; "AlsCiodmet ons is. line zal tegen ons zijn." Aangezien dat als randschrift te lang was, werd gekozen voor het daarvan afgeleide: "(k)d zij met ons". (Volgens de woordvoerder van de Rijksmunt werd ook daar al nagedacht over het randschrift voor de nieuwe munt. Daarbij werd als mogelijkheid genoemd: "Concordia res j> an'ae crescunf' oftewel "Eendracht maakt le/eine dingen groot".)

Het opschrift

Maar de nieuwe muntstukken krijgen vanzelfsprekend niet alleen een rand.schrift, maar ook een opschrift. 'Wat voor alle deelnemende landen gelijk zal zijn, is dat op de Euro de aflieelding \'an Mercurius, de god van het geld en de handel, geplaatst zal worden. Deze Romeinse god werd vaak voorgesteld met een geldbeurs in de hand; ook wel met een reishoed en .sandalen met vleugeltjes en een staf waaromheen zich slangen kronkelen, Hij werd gelijkgesteld met Hermes, bij de Grieken de bode der goden; of -zoals an-

Ven'olg op pagina 4 deren beweren- de god van de dieven en afpersers. Dat laatste lijkt niet voor de liand liggend als we in Handelingen 14: 12 lezen dat Patiliis Mercurius genoemd wordt door de Grieken 'omdat hij het woord voerde' en waarbij onze kanttekenaren vermelden dat de heidenen deze Mercurius hielden voor de bode en de tolk van hun goden.

Hoe dan ook, de atheelding op onze toekomstige betaalmiddelen tonen (jns straks wel een stuk werkelijkheid; we keren terug tot afgodendienst en heidendc^m. Met of zonder daarmee wel erg contrasterend randschrift! De vraag komt misschien bij u op of het onze inzet wel waard is, het oude randschrift te handhaven als omlijsting van genoemde opdruk. God en afgod kan immers niet samengaan? IDat moet toch onze ergernis wel oproepen?

De schattingpenning

In Markus 12 gaat het ook over een muntstuk en de daarop zichtbare beeltenis en het daaromheen geschreven opschrift. Farizeeën en Herodianen werden gezamenlijk tot Jezus gezonden met het doel Hem "in Zijn rede te vangen". Daartoe moest de vraag dienen of het geoorloofd was (de tempel )belasting te betalen of niet. Het antwoord was zo anders dan ze verwacht hadden. "Brengt mij een penning" en nadat ze dit gedaan hadden, stelt Jezus de vraag: "Wiens is dit beeld èn het cjpschrift? "

Beeld en opschrift. En zij moeten wel antwoorden: "DesKeizers". Daarmee worden deze verzoekers met him neus op de feiten geduwd. Wij kennen de munt, waarnaar Jezus vroeg. Het is de dinarius. We zien daarop het beeld van keizer Tiberius en lezen het opschrift: Tiberius Caesar Divi Augustus Filius Augusti. En op de andere kant: Pontifex Maximus. Ver­ taald betekent dit: Keizer Tiberius Augustus, zoon van de vergoddelijkte Augustus, Hogepriester.

Deze atheelding was voor de Jcx)d een ergernis. Een ergernis die nog vergroot werd door het feit dat op sommige munten ook nog een tempel was afgebeeld, gewijd aan Augustus. Nog pijnlijker was het opschrift. Dat was godslasterlijk; in flagrante strijd met het: Iloor Israël! de HEERE, onze God is een enig HEERE! werd hier een sterfelijk mens vergoddelijkt.

Dat Jezus zijn verzoekers deze beeltenis voorhoudt, betekent vanzelfsprekend niet dat Hij deze propaganda van vergoddelijking van een mens accepteerde. Daarover spreekt Hij zich niet uit, omdat die kwestie ten aanzien van de verzoekers niet in het geding is. Maar wat hen hier duidelijk gemaakt wordt, is dat zij die deze munt(en) op zak hebben, door het gebiT-ük maken hiei'van aangeven dat zij de feitelijke overheid erkennen. En daaruit trekt Jezus de consequentie: Geef dan de Keizer, wat des Keizers is.

De Keizer, .synoniem voor al wat als wettige overheid over ons gesteld is, is de werkelijkheid waarin ook wij leven. Het is Gods bestel over ons. Wij zijn in deze gevallen wereld aan de burgerlijke overheid vervallen. Zijt dan alle menselijke ordening onderdanig, om des Heeren wil.d Petr.2: 13a.) Dat is Gods bestel voor alle tijden en voor alle plaat.sen. Sluit dat niet naadloos aan bij ons belijden aangaande de Overheicl in Artikel 36 van onze Nederiandse Geloofsbelijdenis? Wij geloven dat onze goede God, uit oorzaak der verdorvenheid des menselijken geslachts, Koningen, Prinsen en Overheden verordend heeft,

Er is méér

Maar er is méér! Het antwoord van Jezus eindigt niet met de Keizer, maar eindigt met God. ...en geeft Gode wat Gods is! Er zijn grenzen aan de macht van de Keizer, van de Overheid. Jezus roept hierin alle mensen op om onder de Overheid te buigen (Rom.l3: l), maar tegelijkertijd, in één en dezelfde Regel, wordt de overheid mèt al die mensen geplaatst onder de Ordening, onder de Wet Gods. Net als de onderdanen, moet ook de Keizer, moet ook de Overheid, Gode geven wat Godes is. De Overheid regeert immers bij de gratie Gods, en mag daarom niets eisen dat in strijd is met de eis Gods. Dat is en blijft te allen tijde het nodig voorbehoud tegenover de rechtmatige eis van de Overheid: wij moeten Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen. Die grens mag geen Overheid cwergaan. De Overheid mag hebben wat haar toekomt, mits de Heere krijgt wat Hij eist.

Wat houdt die eis Gods in? Ook voor het antwoord op die vraag zeggen we met artikel 36 NGB Gods Woord na; En hun ambt is niet alleen acht te nemen en te waken over de Politie, maar ook de hand te houden aayi de heilige Kerkedienst; om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst, om het rijk van de antichrist te gronde te werpen en het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen; het Woord des Evangelies overal te doen prediken, opdat God van een iegelijk geëeerd en gediend worde, gelijk Hij in Zijn Woord gebiedt

Zolang er nog zijn die ons randschrift zó verstaan, dat de eis Gods alles omvattend is, is het de moeite waard dat wij er ons voor inzetten dat ook het opschrift van de nieuwe Euro, hoe ergerlijk dat misschien ook wezen moge, toch ook daarbinnen valt en ingesloten wordt d(5or het God zij met ons.

DN

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 1996

De Banier | 20 Pagina's

TEKST & UITLEG

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 1996

De Banier | 20 Pagina's