Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gemeentelijk ouderenbeleid en ouderenorganisaties

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeentelijk ouderenbeleid en ouderenorganisaties

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

UITGAVE VAN DE STICHTING VOORLICHTINGS' EN VORMINGSCENTRUM VAN DE STAATKUNDIG GEREFORMEERDE PARTIJ

Op 31 mei jl. hield VNG-directeur drs. F.A.M. Kerckhaert op de werkconferentie "Ouderen als beleidsactor in de regionale ouderenzorg" een inleiding waarin het gemeentelijk ouderenbeleid en ouderenorganisaties centraal stond. Hieronder een (verkoite) weergave.

Huidige rol van gemeenten

De rol van ouderenorganisaties bij het formuleren van gemeentelijk ouderenbeleid, vereist inzicht in de gemeentelijke posiüe. Waar gaan gemeenten over en waar gaan ze niet over, welke veranderingen komen eraan? Binnen dat kader wil ik ingaan op de rol die ouderenorganisaties kunnen spelen binnen het gemeentelijk en intergemeentelijk domein en onder welke voorwaarden/condities dat dan het beste zou kunnen. Op het terrein van de zorg zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de ± 230 indicatie-commissies WBO ca., verantwoordelijk voor en financier van de WVG, de ABW - waardoor in specifieke omstandigheden bijzondere bijstand kan worden verleend voor eigen betalingen bij zorgvoorzieningen -, welzijn.svoorzieningen en de collectieve preventie volksgezondheid o.b.v. de WCPV. Daarnaast zijn zo'n 50 centRimgemeenten verantwoordelijk voor en financier van ambulante verslavingszorg en maatschappelijke opvangvoorzieningen. In totaal wordt ruim ƒ 2, 5 miljard per jaar aan min of meer direct met zorg gerelateerde taken besteed, waarvan ƒ 1, 5 miljard alleen al voor "direct-ouderenzorggerelateerd" gemeentelijk beleid. Daarbij komt nog dat in de AWBZ de extramurale ouderenzorg aiimƒ 3, 5 miljard bedraagt, zodat de inspanning van gemeenten op dit direct aanpalende terrein aanzienlijk is! Bij meer algemene, niet-ctirect met de zorg gerelateerde taken valt te denken aan algemeen, integraal gemeentelijk beleid op terreinen als aiimtelijke ordening en volkshuisvesting (aangepaste ouderenhuisvesting, aanpa.sbaar bouwen, begeleid wonen, stads- en dorpsvernieuwing), verkeeren vervoer (openbaar vervoer, parkeerbeleid, halte-plaatsen, aanvullend vervoer), sociaal beleid (welzijnsbeleid en inkomensondersteuning), veiligheid etc.

Komende veranderingen

De gemeentelijke positie op het terrein van de ouderenzorg wordt in het kabinetsstandpunt 'iVIoclernisering Ouderenzorg' verduidelijkt en versterkt omdat nu daad­ werkelijk erkend wordt dat er een nauwe relatie bestaat tussen zorg-, huisvestingsen welzijnsbeleid. Samenhang tussen de verstrekking van de verschillende woon-, leef- en zorgvoorzieningen is een absolute voorwaarde om de beschikbare middelen doelmatig in te kunnen zetten en cliëntvriendelijk te kunnen werken. Samenwerking tussen de financiers van deze voorzieningen, nl. gemeenten en zorgverzekeraars, ligt dus voor de hand. Beide partijen hebben elkaar als financiers ook veel te bieden. En dat is nog altijd de beste garantie dat die samenwerking ook van de grond komt! Gemeenten en zorgverzekeraars worden dus in de toekomst de partijen die op het lokale/regionale niveau beleids- en financieel verantwoordelijk zijn.

Ouderenvertegenwoordigers

Ook de positie van ouderenvertegenwoordigers wordt versterkt. Zij krijgen nu een formele rol bij de aansturing van het indicatie-adviesorgaan, vanwege het streven naar een meer door de vraag gestuurd zorgaanbod. Daarnaast wordt hun positie in het overleg op lokaal/regionaal niveau verder benadrukt.

De versterkte positie van gemeenten en van ouderenorganisaties wil ik adstrueren a.d.h.v. een belangrijk punt uit het proces van de "modernisering ouderenzorg": de organisatie van het indicatie-orgaan. Hoewel het formuleren van regiovisies en het aansturen van zorgvernieuwingsfondsen ook belangrijke onderwerpen uit het proces zijn, leg ik evenwel het accent op de indicatie-stelling, ook omdat ik verwacht dat samenwerking rond dit concrete punt tus.sen gemeenten, zorgverzekeraars en ouderenorganisaties, er zeker ook toe zal leiden dat de onderwerpen als regiovisie en zorgvernieuwing steeds meer in onderlinge samenwerking tussen deze partijen opgepakt zullen gaan worden.

Indicatie-advisering

In de beleidsbrief van V^X'S inzake de indicatiestelling in de zorg, wordt aangegeven dat gemeenten vanaf 1/1 1997 verantwoordelijk worden voor de organisatie van de indicatiestelling in de ouderenzorg en in de gehandicaptenzorg. Voor de derde sector die een onderdeel vormt van de langdurige zorg, de geestelijke gezondheidszorg (GGZ), kiest het Kabinet vooralsnog een apart traject.

In ons bestuurlijk overleg met bewindspersonen van VWS van 20 februari jl. hebben wij laten weten het besluit deze taak bij gemeenten neer te leggen, te waarde- ren. Hierdoor zal de samenhang tussen gemeentelijke voorzieningen en voorzieningen die vanuit de ANXIBZ of de ZFNX' worden bekostigd, sterk worden bevorderd. Bovendien krijgen de reeds genomen initiatieven om te komen tot één loket op lokaal niveau vtjor ouderen en gehandicapten een krachtige, nieuvv-e impuls.

Bestuur en schaal

In het bestuur van de nieuwe indicatie-organen voor de ouderenzorg zullen naast gemeenten, vertegenwoordigers van ziekteko.stenverzekeraars, patiënten- en ouderenorganisaties en huisartsen zitting moeten nemen. Dat betekent dat gemeenten, die voor de organisatie van de indicatiestelling verantwoordelijk zijn (N.B.: voor het proces van indicatiestelling zelf is het bestuur van het indicatie-orgaan verantwoordelijk) overleg moeten gaan voeren met een groot aantal partijen over de opzet van het indicatie-orgaan op bestuurlijk niveau. Vooraf zullen gemeenten onderling overleg moeten voeren over de gewenste schaal en recht.svorm van het beoogde indicatie-orgaan. Want hoewel er naar verwachting niets zal worden geregeld over de schaal waarop gemeenten zullen moeten samenwerken, is het om redenen van doelmatigheid, cliëntvriendelijkheid en werkbaarheid zeer vcx)r de hand liggend dat zij gezamenlijk deze nieuwe taak oppakken. Daarbij zullen zij nadrukkelijk rekening moeten houden met de schaal van de Wet Ziekenhui.svoorzieningen (WZV) omdat op deze schaal de gezondheidszorg georganiseerd is. Dat betekent overigens niet dat het indicatie-orgaan op diezelfde schaal moet worden georganiseerd. Er kunnen er meerdere per WZV-gebied zijn, maar een indicatie-orgaan moet niet delen van meerdere WZVgebieden bestrijken. Een zekere mate van schaalvergroting t.o.v. de huidige situatie ligt voor de hand om de betrokkenheid van zorgverzekeraars en zorgaanbieders en cliënten/ouderenorganisaties praktisch mogelijk te maken.

Kenmerken van het indicatie-proces

De wetgever heeft bepaald dat de indicatiestelling onafhankelijk moet zijn; los van de directe belangen van de zorgaanbieder en de financier en los van mogelijke onredelijke verlangens van de zorg\'rager.

Nadat in 1989 de reikwijdte van de gemeentelijke indicatiecommissie werd uitgebreid met de verpleeghuiszorg, vindt nu op aandringen van de Tweede Kamer een wettelijke uitbreiding van de reikwijdte plaats door toevoeging van de thuiszorg aan het domein van het indicatie-orgaan. De indicatiestelling zal ook zo integraal mogelijk moeten plaat.svindcn. Dit betekent dat vanuit de AWI5Z wordt geregeld dat in ieder geval alle AWBZ-ouderenvtjorzieningen onder de reikwijdte van het indicatie-orgaan vallen (thuiszorg, bejaardenoorden en verpleeghuizen). Het Rijk wil vooralsnog niet regelen dat ook gemeentelijke voorzieningen deel uit maken van de reikwijdte van de indicatie-organen. Het Rijk gaat ervan uit dat gemeenten hier zelf voor zullen kiezen. De Tweede Kamer heeft al wel aangegeven dat indien mocht blijken dat gemeenten er niet in slagen op vrijwillige basis tot integratie van bijv. de Wvg-voorzieningen in het indicatie-orgaan te komen, dit alsnog bij wet zou moeten worden afgedwongen.

Positie ouderenorganisaties

Ouderenorganisaties zullen een formele bestuurlijke positie gaan innemen in het nieuwe indicatie-orgaan.

In de huidige situatie zijn de meeste lokale ouderenorganisaties niet direct betrokken bij de bepaling van het zorgaanbod noch bij de huidige indicatiecommfssies. In sommige gebieden waar vooruitlopend op de veranderingen gewerkt wordt aan de vorming van intergemeentelijke indicatie-organen bestaat soms wel een vorm van ouderenvertegenwoordiging. Dat varieert van directe betrokkenheid van ouderenorganisaties tot een indirecte betrokkenheid via de coördinator van de Stichting Welzijn Ouderen. Een andere vorm \'an betrokkenheid is het raadplegen van ouderen via een gebruikersraad, zoals bij het zorglokct t'nkhuizen is gedaan. Op basis van dit onderzoek zijn voorlopige kwaliteitscriteria van een zorgloket opgesteld, die verder uitgewerkt zullen worden door patiënten/consumentenorganisaties.

Betrokkenheid

De vormgeving van de betrokkenheid van ouderenvertegenwoordigers bij de ontwikkeling en uitvoering van het ouderenbeleid kan plaatselijk verschillen. In sommige gemeenten is een seniorenraad ingesteld als een adviesorgaan van het college van B& W of van de gemeenteraad. Soms is er sprake van informeel overieg tussen gemeente en ouderenorganisaties. Om ouderen niet alleen pro forma een rol toe te kennen, inaar daaraan zodanig in- \ailling te geven dat zij daadwerkelijk invloed kunnen uitoefenen, moeten him vertegenwoordigers weten op welke momenten zij hun inbreng moeten leveren. Aangezien het terrein van de ouderenzorg voor vele ouderen nog tamelijk onckx> rzichtig is - hetgeen eveneens geldt voor intergemeentelijke samenwerking - kan hel aangeven van cruciale beslismomenten him vertegenwoordigers enigszins helpen bij de oriëntatie op de nieuwe taken die voor hen liggen.

Provincies

Wat betreft de vertegenwoordiging van de ouderenorganisaties is daarbij de relatie tussen de veelal lokaal georiënteerde ouderenorganisaties en de in veel provincies opgerichte regicinale patiënteri/'consumenten platforms (rpcp's) een extra punt van aandacht. Ouderenorganisaties zullen zelf moeten aangeven of zij zich voldoende vertegenwo[)rdigd weten door deze rpcp's. Zo ja, dan kan vanuit het rpcp de plaats van de ouderen in het bestuur van het indicatie-orgaan worden ingenomen. Zo nee, dan zullen ze zelf tot een veitegenwoordiging op intergemeentelijk niveau moeten komen.

Naast de provincie kan ook de gemeente, die voor de ouderenorganisaties in het regionale krachtenspel van oudsher de meest natuurlijke bondgenoot is, daariiij wellicht een stimulerende en faciliterende rol vervullen.

Geen eenrichtingsverkeer

Het is nuttig te beseffen dat er geen sprake is van eenrichtingsverkeer: ouderenorganisaties vragen, gemeenten antwoorden. Vanuit de gemeente bezien zijn er ook een aantal basale vragen te stellen aan de ouderenorganisaties:

1. ouderenorganisaties zullen ook zelf moeten investeren (energie, aandacht, prioriteitsstelling en middelen) in een goede relatie met hun achterban, zij moeten kunnen waarmaken dat ze ouderen echt vertegenwoordigen;

2. het is van belang dat de verschillende ouderenorganisaties onderling tot afspraken komen omtrent activiteiten en vertegenwoordiging in lokale en regionale verbanden (I Iet zal niet de eerste keer zijn dat betrokkenheid van ouderentirganisaties wordt gefmstreerd door onderlinge strijd tussen verschillende deelbelangen!);

3. kadervorining is eerst en vooral een veranrv^'oordelijkhcid van de onderenverbanden zelf; de overheid mag niet Ie gemakkelijk als de enige voorwaardenschepper worden gezien;

4. de bestaande infrastructuur van de ondersteuning van de ouderenorganisaties en de beschikbare middelen (m.n. de provinciale rpcp's) moeten wel gebundeld en .synchroon worden benut; geen langs elkaar heen werkende instituties! Gemeenten en ouderenorganisaties kunnen een interessante toekomst tegemoet gaan. Wet- en regelgeving zijn daarvoor belangrijk. Nog belangrijker is volgens mij dat wij, op het grondvlak waar het echte werk gebeurt, elkaar verstaan en weten te vinden.

Dat wens ik u allen van harte toe.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juli 1996

De Banier | 20 Pagina's

Gemeentelijk ouderenbeleid en ouderenorganisaties

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juli 1996

De Banier | 20 Pagina's