Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Getuigen voor koningen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Getuigen voor koningen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

”Ook zal ik voor koningen spreken van uwe getuigenissen en mif niet schamen, "

Psalm 119: 46

De dichter van Psaim 1 1 9 belijdt zijn geloof. Dat belijden komt uit zijn hart dat de Heere vreest. De dichter, wellicht is het David, belijdt vrijmoedig en ootmoedig. Vrijwel direct aan het van de psalm belijdt hij oprechtart te zijn. Toch smeekt hij om de nulp van God, omdat hij beseft hoe snel hij kan struikelen (lees vers 9 t/m 16).

Bovendien wordt hij gesmaad en belasterd, bespot en geslagen en vervolgd. Dit alles zou hem de moed kunnen ontnemen om nog één goed woord over de Heere te zeggen. En toch ... hij kan het niet laten, want hij heeft door genade de Heere hartelijk lief gekregen. Deze dichter spreekt niet alleen in de binnenkamer tot de hIEERE; hij spreekt ook in het openbaar over de HEERE en Zijn dienst. Zeker de kracht daartoe heeft hij ontvangen in de gebedsworsteling in de binnenkamer. Als hij zijn bidvertrek verlaat, is hij bemoedigd en gesterkt om vrijmoedig te spreken van Gods getuigenissen. Hij is niet bevreesd om voor de HEERE en Zijn dienst uit te komen, ook al stuit deze boodschap op verzet van de spotters en verachters van Gods Wet. Ja, hij heeft de moed om de eer van God hoog te houden als hij voor koningen heeft te spreken. Dat is een bijzondere genade van de Heere. Wij zijn immers van nature al bang om aan tegenstanders van geringe stand te zeggen wie de HEERE is. Wat kan een valse schaamte ons beheersen. Hoe vele malen blijft de mond gesloten als er gesproken moet worden. Hoe dat komt? We hebben de eer van de Heere niet op het oog. We hebben de rust lief, de valse rust wel te verstaan. Ons vlees wil geen smaadheid om Christus en Zijn Koninkrijk dragen.

Bij de dichter van Psalm 1 19 was het anders. Hij sprak door Gods Geest geleid van Gods geboden. Hij heeft de Heere zo lief, dat hij op alle terreinen van het leven van Gods getuigenissen spreekt. Hij doet het in het gezin, in de kerk en zelfs vóór de troon van de koning. Nee, dat is niet vanzelf gegaan. Vers 43 zegt: "En ruk het woord der waarheid van mijn mond niet al te zeer, want ik hoop op Uw rechten". Hierin vraagt hij niet alleen om geloof om staande te blijven temidden van de verzoekingen, maar ook of zijn tong losgemaakt mag worden om onbevreesd in de tegenwoordigheid van mensen te spreken. Hij vraagt om gepaste vrijmoedigheid. Wel die vrijmoedigheid heeft de Heilige Geest hem geschonken. Wat een rijk geschenk! Geen wonder dat hij standvastig is. De Heere maakt zijn gang en treden vast in het Woord. Zo is hij gewapend tegen alle mensenvrees. Hij leert verstaan dat Gods getuigenissen van zo'n grote waarde en betekenis zijn dat hij niet bevreesd mag zijn om zelfs voor hooggeploatsten te spreken van Gods inzettingen en geboden. Waar hij van spreekt? Wel van alles wat God gesproken en betuigd heeft. Vooral wat de HEERE d.m.v. Zijn wet ons beveelt. Hij spreekt vrijmoedig over de enige ware God die wij hebben te vrezen en lief te hebben. Alle lof komt Hem toe. Wij hebben Hem in alles te behagen. We mogen geen eigenwillige godsdienst bedrijven en Zijn Naam niet anders dan met eerbied gebruiken. Verder zal de zanger gesproken hebben over het eerbiedigen van het gezag en onze plicht om onze naaste lief te hebben als onszelf. Kortom, uit zijn mond klinkt het profetisch getuigenis: "Bekeert u tot de HEERE. Zoek de HEERE en leef!"

Zijn ook wij van die onbevreesde getuigen van dé Koning? O, dat wij voortdurend smeekten om verlost te worden van mensenvrees en van het bedoelen van eigen eer. Dat wij niet (meer) zouden proberen om de strijd te ontlopen. De Heere is het zo waard dat wij Zijn Naam belijden.

Het is zo nodig in een wegzinkend vaderland te wijzen op de heilzaamheid van Gods geboden en Zijn Woord. In de Troonrede klonk niet door wat het vaste, gemeenschappelijke fundament van de samenleving dient te wezen. De resten van christelijke wortels worden zo snel opgeruimd!

Terecht heeft de fractievoorzitter (en anderen) gezegd dot de Bijbel weer op de regeringstafel open moet. De Heere geve ons allen, vooral zij die van Hem in de Eerste en Tweede Kamer getuigen, de geestelijke moed om goed van de Heere te spreken. O, dat wij niet in onze schulp kruipen als er forse taal tegen ons gesproken wordt. Dat wij geen gemeenschap hebben met de onvruchtbare werken der duisternis. Dat we ze veeleer zouden bestraffen (zie Efeze 5: 1 1). Nee, niet uit de hoogte. Laten we ons niet verbeelden beter te zijn. We zijn van dezelfde lap gescheurd. Laten we getuigen in grote bewogenheid vanwege de eer des HEEREN en het heil van ons volk.

Dat wij met de dichter van Psalm 1 1 9 zouden belijden onze hoop op Gods getuigenissen te bouwen. Dat wij zouden wensen te leven en te sterven als de drie jongelingen die niet bogen voor het beeld van Nebukadnezar! Dat Gods getuigenissen het voornaamste onderwerp van onze gesprekken mogen zijn. Dat wij -op de plaats waar de Heere ons gesteld heeft- anderen vrijmoedig zouden onderwijzen vanuit Gods Woord. Het getuigenis van God is immers meerder dan het getuigenis van mensen (1 Joh. 5: 9). Dan mag er ook gewezen worden op de Zoon van God.

Ja, want het woord getuigenissen ziet ook op Gods beloften, op Zijn Evangeliewoord! De grote Wetsvolbrenger is de Heere Jezus Christus. Hij schenkt uit goedheid zonder peil aan wetsovertreders het eeuwig, zalig leven. Zouden daar t.o.v. hooggeplaatsten en wereldgroten van zwijgen? Eerder zullen de stenen spreken dan dat Gods kinderen van de Zoon van God zouden zwijgen.

Het héle Woord is Gods getuigenis dat eeuwig zeker is en volledig betrouwbaar is. Leven wij naar Gods getuigenis en stellen we daar ons betrouwen op? Loot ons er dan ook van spreken!

Wij wensen alle partijleden en niet in het minst zij die op een verantwoordelijke post gesteld zijn, 's Heeren nabijheid toe. Dot zowel in de Eerste als in de Tweede Kamer vrijmoedig gesproken mag worden van Gods recht èn genade.

De Heere geve dat wij allen iets mogen kennen van wat in Psalm 1 1 9: 23 (berijmd) staat:

Dan wandel ik vol moed op ruimer baan.

Omdat mijn ziel gezocht heeft Uw bevelen;

Dan doe ik zelfs aan koningen verstaan.

Hoezeer mij Uw getuigenissen strelen; Dan zal ik mij niet schamen, noch Uw daan

Uit slaafs ontzag of dwaze vrees ver- ' helen.

Den Haag

ds G.J. Capellen

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1998

De Banier | 32 Pagina's

Getuigen voor koningen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1998

De Banier | 32 Pagina's