Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Monisme en dualisme: het kabinetsstandpunt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Monisme en dualisme: het kabinetsstandpunt

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Het kabinet is van mening dat een aanpassing van het kiesstelsel een versterking van de vertegenwoordigende functie van de gemeenteraad tot gevolg kan hebben en daardoor ook tot een verhoging van de opkomst bij verkiezingen kan leiden." Dit is één van de mogelijkheden die het kabinet in haar reactie op het rapport van de commissie-Elzinga voorstelt om de lokale democratie te versterken. In dit artikel wordt een korte beschrijving gegeven van het kabinetsstandpunt inzake dualisme en lokale democratie. Tevens worden er een paar thema's wat uitgebreider besproken. Voor (korte) samenvattingen over het rapport van de Staatscommissie verwijs ik naar artikelen die reeds eerder in 'De Banier' en 'Zicht' zijn gepubliceerd.

PROBLEMEN LOKALE DEMOCRATIE

Het kabinet is het met de Staatscommissie(-Elzinga) eens dat het lokaal bestuur met grote problemen heeft te kampen. De herkenbaarheid van het lokaal bestuur, de onder druk staande positie van politieke partijen en de discrepantie tussen het monistische model en de dualistische praktijk geven aan dat het lokaal bestuur met grote problemen heeft te kampen. Het kabinet vindt, in navolging van het rapport van de commissie {'Dualisme en lokale democratie'), dat hier wat aan gedaan moet worden en stelt daarom voor een dualistisch stelsel in te voeren. In het kabinetsstandpunt wordt aangegeven dat daartoe de bevoegdheden moeten worden gescheiden. Daarnaast moet ook in de personele sfeer een ontvlechting plaatsvinden zodat wethouders géén gemeenteraadslid meer kunnen zijn.

DE GEMEENTERAAD

Om de controletaak van de gemeenteraad goed tot zijn recht te laten komen stelt het kabinet voor om de instrumenten daartoe te versterken en uit te breiden. Denk dan bijvoorbeeld aan het mondelinge en schriftelijke vragenrecht, het recht van enquête, recht van interpellatie en het recht op een adequate ambtelijke ondersteuning. Het kabinet stelt eveneens voor om in de Gemeentewet een lokale rekenkamer dwingend voor te schri ven. Gemeenten kun­

nen echter ook in regionaal verband gezamenlijk een rekenkamer instellen. Op het punt van de verplichte rekenkamer wijkt het kabinet af van voorstellen van de Staatscommissie. Een

ander voorstel van het binet is de mogelijkheid voor de raad om een e' griffie in te stellen.

DE BURGEMEESTER

Het kabinet is het met de Staatscommissie eens dat de positie van de burgemeester moet worden versterkt. Deze kan worden geëffectueerd door "een wettelijke verankering van de taken van de burgemeester in zijn rollen ten opzichte van het college, de raad en de burgers en deze op onderdelen uit te breiden." Om de positie van de burgemeester in het college beter tot zijn recht te laten komen krijgt de burgemeester de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de eenheid in het collegebeleid en bevordering van het collegiaal bestuur. In de verhouding tot de burgers moet de burgemeester verantwoordelijk worden voor de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening en het bevorderen van burgerparticipatie. In ieder geval is het positief dat het kabinet er (voorlopig) vanaf ziet om verschillende wijzen van burgemeesterbenoeming in te voeren. De Staatscommissie had namelijk drie modellen van burgemeesterbenoeming voorgesteld. De wijze van benoeming was afhankelijk van de grootte van desbetreffende gemeente. Uniformiteit in het staatsbestel is echter gediend met een eenduidige wijze van benoeming en ontslag. Dat er drie wijzen van benoeming werden voorgesteld is verwarrend. Dit tast de 'eenheid' in het staatsbestel aan. Daarom moet er een principiële keuze worden gemaakt: kiezen of benoemen. Het kabinet wil echter niet vooruitlopen op de aanstellingswijze van burgemeesters. Volgens het kabinetsstandpunt moet eerst artikel 131 van de Grondwet worden aangepast. Het is volgens het kabinet niet zinvol om de o i- stellingswijze in de Grondwet' houden en daarom stelt zij voc de wijze van benoeming te decon'itutionaliseren. In een volgende k, oinetsperiode kan dan vervolger gekeken worden welke wijze var e- noeming het meest wenselijk i.

Een vraag van geheel andere de is of de burgemeester in het ni' we stelsel voorzitter van de raad r g blijven. Zowel het kabinet als Staatscommissie vinden dat de urgemeester voorzitter van de re J moet blijven. Het voorzitterssc' o zou zijn eigenstandigheid ace 'ueren, vooral als hoeder van ht lemocratisch proces. Volgens de ommissie-Elzinga zou in het geve at de burgemeester rechtstreeks • rdt gekozen en wanneer hij verre ande bevoegdheden zou hebbe, géén raadsvoorzitter meer kur jn zijn. Dat zou de positie van d aad te zeer aantasten.

Bij dit punt aangekomen stao' ve ook voor een andere vraag d' helder moet worden beantwoord < an een burgemeester wél of gééi voorzitter meer zijn van de raad? 3wel de Staatscommissie als het ka net geven niet helder het verschil eer waarom een lid van het colle; ? van burgemeester en wethouders et meer kan fungeren als voorzi? ir van een commissie en waarom ee burgemeester nog wel raadsvoot itter kan zijn. De enige reden die - .e Commissie noemt is dat raad: commissies zelf hun voorzitter kieien en dat wanneer wethouders géér raadslid meer kunnen zijn, zi; OOK niet meer tot voorzitter van een com- missie kunnen worden benoemd. Een cr.der argument dat ervoor pleit om e-n wethouder geen voorzitter van ten raadscommissie te doen zijn, i dot het bilateraal overleg tussen loadsleden en college wordt versT-kt en dat de rollen van bestuurder en controleur duidelijker kunnen worden gescheiden. Dat orgurru nt is toch wat tegenstrijdig met 'ie gedachte dot de burgemeester \ - il voorzitter van de rood kon blijv: n. Het zou in de lijn van de Stac-.commissie juist correcter zijn gev. est wanneer de raad eveneens haai eigen voorzitter kon kiezen om zo ü2 rollen van bestuurder en controleur gescheiden te houden. Wanneer gescheiden posities in een com'oissie het bilateraal overleg zou bevorderen, dan geldt dit toch ook VOO' het overleg in de vergadering var ie gemeenteraad?

Dit tjeldt zeker in de gevallen dat de burqameester toch een substantieel take ipakket heeft binnen het college van Durgemeester en wethouders. Weiicht werpt iemand dan tegen dat ie een burgemeester op deze manier degradeert tot een lintjesknipper. Dat kan, maar het hoeft niei. Zowel de Staatscommissie als het' abinet geven aan dat zij het een .orgwekkende ontwikkeling vinden dat het burgemeestersambt sfeeos minder inhoudelijk wordt. Nu, laar kan wat aangedaan worden door de burgemeester een substan-ële portefeuille te geven. En warneer we een vergelijking maken met 'et kabinet, door is onze minister-p: esident toch ook géén lintjeskniprer maar heeft hij toch ook een eige^ portefeuille? Het ligt aan de loko'; politiek welke ruimte zij haar burgemeester geeft en of hij inderdaad een stevige inbreng kan leveren Of dat hij zich moet beperken tot het voorzitten van de raad en het knippen van lintjes.

HET COLLEGE VAN B& W

Zooi-, hierboven beschreven is het kabinet zowel voor een ontvlechting van ijsvoegdheden als van een posities Een van de gevolgen hiervan IS düT wethouders géén voorzitter meer kunnen worden van raadscommissies. Een dualisering van bevoegdheden en een personele scheiding zal volgens het kabinetsstandpunt de duidelijkheid ten goede ko- [i^en. Binnen het college krijgt de burgemeester de verantwoordelijkheid voor de eenheid van het collegebeleid en krijgt hij de bevoegdheid om onderwerpen te agenderen.

VERKIEZINGEN

Het kabinet ziet in navolging van de Staatscommissie terecht niets in een combinatie van gemeenteraadsverkiezingen met verkiezingen voor bijvoorbeeld Provinciale Staten. Mogelijke voordelen, zoals verhoging van de opkomst en efficiencywinst, wegen volgens het kabinet niet op tegen de nadelen van een combinatie. Bij combinatie van verkiezingen is de kans namelijk heel groot dat verkiezingen steeds meer in het licht van landelijke onderwerpen komen te staan. Daarnaast is er gevaar voor verwarring doordat er meerdere categorieën kiesgerechtigden zijn en omdat de nummering van de

partijen bij verkiezingen voor meerdere organen niet dezelfde hoeft te zijn. Jammer genoeg wil het kabinet geen spreiding van verkiezingen over meerdere perioden in het jaar doorvoeren. Volgens het kabinet is een dergelijke maatregel niet opkomstverhogend. Dat laatste kan waar zijn, moor met een dergelijke maatregel kan men de nationalisering van de verkiezingen wel fors terugbrengen. Want ook zonder combinatie van verkiezingen worden lokale en provinciale verkiezingen gedomineerd door landelijke thema's.

Volgens het kabinet hoeft er bij de verkiezingen voor gemeenteraden geen gebruik gemaakt te worden van hetzelfde kiesstelsel als bij verkiezingen voor de Tweede Kamer. Het kabinet is van mening dat er bij gemeenteraadsleden van een ander niveau van vertegenwoordiging sprake is don bij leden van de Tweede Kamer. Daarom zou het mogelijk moeten zijn om bij grotere steden een wijkgebonden vertegenwoordiging in te voeren. Met een dergelijke maatregel kan volgens het kabinet de vertegenwoordigende functie van gemeenteraadsleden worden versterkt en de opkomst worden verhoogd.

Het is nog maar de vraag of door een dergelijke maatregel de opkomst wordt verhoogd. Misschien tijdelijk, maar wanneer een lage opkomst een probleem is dan moet je dat niet alleen oplossen met structuurwijzigingen maar met wijzigingen in de bestuurscultuur. Daarnaast kan met zich afvragen of deze wijziging zonder een grondwetswijziging kan worden doorgevoerd omdat een dergelijke maatregel een aantasting betekent van het beginsel van evenredige vertegenwoordiging. Het zal voor kleinere partijen dan moeilijker worden om een zetel te kunnen 'bemachtigen'. De stelling dat de vertegenwoordigende functie bij gemeenteraadsleden van een ander niveau is dan bij leden van de Tweede Kamer wordt totaal niet onderbouwd.

GRONDWET

Het kabinet is voornemens binnen afzienbare tijd met een voorstel te komen om artikel 131 van de Grondwet (over de benoeming van de commissaris van de koningin en burgemeester) te wijzigen. Daarnaast wil het kabinet hoofdstuk 7 van de Grondwet (over provincies, gemeenten, waterschappen en andere openbare lichamen) moderniseren. Om deze partiële herziening mogelijk te maken denkt het kabinet nog deze kabinetsperiode met een herzieningsvoorstel te komen.

DUALISME IN DE PROVINCIE

Het kabinet is het met de Staatscommissie eens dat het provinciaal bestuur eveneens moet worden geduoliseerd. Het kabinet wil haast maken met deze dualisering want zij wil een flink aantal maatregelen al voor de komende PS-verkiezingen hebben doorgevoerd. Volgens het kabinetsstandpunt moet de wetgeving om dit te verwerkelijken kort volgen op de wetsvoorstellen die nodig zijn om een dualistisch stelsel in de gemeenten te introduceren.

C.P.W. van den Berg

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 2000

De Banier | 20 Pagina's

Monisme en dualisme: het kabinetsstandpunt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 2000

De Banier | 20 Pagina's