Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Studiecentrum · Beleid met water en grond (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Studiecentrum · Beleid met water en grond (I)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

op maandag 8 december 2003 was de Guido-conferentie over waterbeheer en grondbe/eid. Deze cor\ferentie werd gehouden in AC Restaurant De Meern. Het was een geslaagde en goedbezochte congresdag, waar pittige discussie plaatsvonden over indringende vraagstukken. Dat is niet verwonderlijk, want water en grond raakt in beginsel iedereen. Dat klemt te meer wanneer ter wille van toekomstig beleid en uitvoering gronden worden onteigend.

De opzet van de conferentie was een middagdeel en een avonddeel. In het middagdeel stond het thema waterbeheer centraal, 's Avonds ging het over grondbeleid.Ten behoeve van beide gedeelten was een reader geschreven die als voorbereidingsmateriaal voor het congres dienst deed. In dit artikel iets over het middagdeel: waterbeheer. Het volgende artikel gaat over grondbeleid. Dan zullen tevens enkele conclusies worden getrokken.

Als hoofdspreker was gevraagd prof. Mr. A. van Hall. Een autoriteit op het gebied van waterbeer etc. Hij ging in op de kaders en randvoorwaarden bij waterbeheer. Enthousiast en vakkundig informeerde hij de congresgangers over ontwikkelingen in het integraal waterbeheer aan de hand van drie gevraagde invalshoeken: bestuurlijk, ruimtelijk en waterhuishoudkundig. Hij proclameerde als het ware zijn visie. Het is hier de plaats niet om die bijdragen weer te geven.Voor zijn bijdrage en die van anderen verwijzen we naar het nummer van Zicht dat binnenkort verschijnt.

Na de lezing van prof.Van Hall werden de deelnemers in drie werkgroepen verdeeld, analoog aan de opzet van de lezing van prof.Van Hall. De werkgroepen werden resp. ingeleid door mr. dr. J.T. van den Berg, A.R. van Doorn en ir. A.W. van der Vlies. Daarna werd de discussie plenair voortgezet onder leiding van ir.A. van Maldegem.

De directeur van het studiecentrum opende de bijeenkomst met het lezen van de geschiedenis van koning Achab en zijn buurman Naboth, die de wijngaard niet aan de koning wilde afstaan.

Waterbeheer

De conferentie was georganiseerd omdat er ingrijpende ontwikkelingen plaatsvinden die om een antwoord vragen. In de reader wordt daar uitvoerig op ingegaan. Krijn van den Herik beschrijft daar onder meer de volgende ontwikkelingen. Het beeld van water in de samenleving verandert steeds meer van een vijand naar een bondgenoot die onze leefomgeving kan verbeteren. Deze verandering van opvatting heeft grote gevolgen voor de waterbeheersector, die haar rol ziet veranderen van vooral beschermer tegen het water tot een onderhandelaar van het waterbelang met andere maatschappelijke geledingen. De behoefte aan vernieuwing in de waterbeheersector uit zich enerzijds in een spanning tussen het streven om oude routines en waarden in stand te houden en anderzijds in de druk om te voldoen aan veranderende eisen uit de maatschappij. Het is een spanning die na de veelvuldige wateroverlast van de jaren '90 en de droogte aan het begin van de eenentwintigste eeuw alleen maar toegenomen is. Daar komt bij dat deze extreme gebeurtenissen rond de eeuwwisseling, die overigens veel aandacht uit de media kregen, de rol van water in onze fysieke leefomgeving toeneemt. Meer water in stedelijk gebied, meer water gerelateerde natuur, een toename van waterrecreatie enzovoorts.

Deze ontwikkelingen nopen ertoe dat de waterbeheersector zich anno 2003 aanpast aan de maatschappelijk omgeving, zonder de eeuwenlange ervaringen te niet te doen. De waterbeheersector heeft vele malen getoond geen last te hebben van natuurlijke weerstanden tegen veranderingen.

Integraal Waterbeheer

In het waterbeleid en - beheer gaat het om maatschappelijke vraagstukken van verdeling, gebruik en bestemming van grond- en oppervlaktewater van een goede kwaliteit. Dit geeft de complexiteit van het waterbeheer aan.Vandaar dat we spreken van 'integraal waterbeheer'. Deze term is in 1980 door de provincie Gelderland geïntrodu-­ ceerd. Integraal waterbeheer is te omschrijven als het beheer van het gronden oppervlaktewater in kwantitatieve, kwalitatieve en ecologische zin, uitgevoerd vanuit vele disciplines en gericht op de maatschappelijke vraagstukken over water. De achterliggende gedachte is los te komen van een veelal eenzijdige behartiging van één sectoraal belang en te groeien tot een veelzijdige behartiging van alle in het geding zijnde belangen. Anno 2003 wordt het waterbeheer ook afgestemd op aanpalende overheidsterreinen als ruimtelijk ordening, het milieubeheer en het natuurbeheer.

Waterschappen

Om integraal waterbeheer te implementeren is in de jaren '90 van de vorige eeuw gestart met een grondige reorganisatie van de waterschappen en zuiveringsschappen, die naar verwachting in 2005 is afgerond.Waren er in 1950 nog ongeveer 2500 waterschappen, in 2005 zullen het er hoogstens nog 25 zijn. Deze opschaling heeft geleid tot krachtige organisaties met een gebiedsgerichte aanpak van het waterbeheer. Naast waterkwantiteit, waterkwaliteit, grond en oppervlaktewater worden ook aan watergerelateerde aspecten zoals natuurontwikkeling, cultuurhistorie, recreatie enzovoorts meegenomen; de zogenaamde 'brede kijk'.Tevens vindt er discussie plaats over de waterschapsverkiezingen. De vraag is welk stelsel het beste zou passen bij het waterschap. Zou dat moeten gaan, zoals bij de verkiezingen voor de Kamer, of juist niet. Daarover zijn de meningen verdeeld. ^

Wateroverlast en watertekort

Nederland is de afgelopen jaren te vaak geconfronteerd met onveilige situaties door dreigende overstromingen van de rivieren. Er is ook regelmatig wateroverlast als gevolg van intensieve en langdurige regenval en met aanzienlijke schade voor burgers en bedrijven. In 1993 en 1995 dreigden rivierdijken door te breken na onverwacht hoge waterafvoeren. De overlast was groot. Ruim 200.000 mensen werden geëvacueerd. Hevige regenval leidde in het najaar van 1998 tot flinke schade in Zuidwest- en Noordoost-Nederland. Polders moesten onder water worden gezet om elders bij steden en dorpen dijkdoorbraken te voorkomen. In 1993 en 1994 hebben zich in andere delen van ons land vergelijkbare situaties voorge- daan. De schade liep in de miljoenen euro's. Problemen deden zich niet alleen voor bij de rivieren en in het landelijk gebied. In 1999 hebben v^e kunnen vernemen dat het met kassen en huizen volgebouwde Westland de hevige regenval niet aankon.

Te veel water in het stedelijk en landelijk gebied en te weinig water voor landbouw en natuur wordt maar ten dele veroorzaakt door knelpunten in de waterbeheersector. De oorzaak moet worden gezocht in de manier waarop Nederland de afgelopen vijftig jaar is ingericht en in een

steeds intensiever gebruik van de grond voor landbouw, natuur en verstedelijking. Klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling zullen de problemen alleen maar vergroten. Wateraanvoer vanuit Duitsland en België als gevolg van veranderingen in het klimaat kunnen in de toekomst niet meer tussen de waterkeringen worden geborgen en naar zee afgevoerd. Het alsmaar verhogen van waterkeringen kan niet eindeloos doorgaan. Klimaatveranderingen leiden ook tot watertekorten, met totaal onverwachte effecten, zoals het verzoek van energiebedrijven in 2003 om toch vooral zuinig met elektriciteit te zijn.

Mensen kiezen voor mooi en gezond water om bij te wonen en ervan te genieten. Direct betrokken bij water worden ze pas als ze concreet in hun veiligheid worden bedreigd of overlast en schade ervaren. Dit geldt ook wanneer de waterkwaliteit in het geding is, denk hierbij aan massale vissterfte. Dan wordt plotseling de overheid ter verantwoording geroepen, omdat ze wel verwachten dat die voor hun veiligheid zorgt en hun have en goed tegen overlast beschermt en garant staat voor een goede waterkwaliteit.

Dit jaar werd ons land geconfronteerd met een ongekende droogte. In Wilnis en Rotterdam bezweken stukjes boezemkade. In de pers werd een verwoede discussie gevoerd over het inlaten van verzilt water. Slachtoffers zijn er niet gevallen, maar ook hier was sprake van behoorlijke materiële schade. Naast materiële schade is ook sprake van emotionele schade en komt het vertrouwen in de lokale, de regionale en de landelijke overheid onder druk te staan.

Nederland komt door schade en schande voor de vraag te staan of onze 'eeuwenoude' wijze van strijd tegen het water nog van deze tijd is. Binnen

kleine kring van waterbeheerders en direct betrokken maatschappelijke organisaties wordt de noodzaak van een andere aanpak onderkend.

Waterverontreiniging

Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw hebben de industrie en waterkwaliteitsbeheerders forse inspanningen gedaan om de lozingen van bedrijven en stedelijk water te saneren. Emissies uit deze puntbronnen zijn inmiddels vergaand teruggebracht, waardoor de kwaliteit van het water ten opzichte van de jaren zeventig aanzienlijk is verbeterd. De aanpak van diffuse bronnen van waterverontreiniging is hierbij achtergebleven, waardoor de laatste jaren de verbetering van de waterkwaliteit stagneert. Stoffen die veelal een belemmering vormen om waterkwaliteitsnormen te halen zijn onder meer: stikstof, fosfaat, zink, nikkel, koper en diverse bestrijdingsmiddelen. Oorzaak zijn emissies uit verschillende diffuse bronnen, zoals onder meer landbouw, bouwmaterialen, verkeer, scheepvaart, onkruidbestrijding openbaar groen en verhardingen, consumentenproducten en atmosferische depositie. Aanpak van diffuse bronnen vergt een intensieve samenwerking tussen vele actoren. Ook hiervoor geldt: voorkomen is beter dan genezen. Een verantwoord stoffenbeleid kan veel verontreiniging voorkomen. Overheden zullen het voorbeeld moeten geven en onverkort programma's als bijv. duurzaam bouwen moeten implementeren.

Eind 2000 heeft het Europees Parlement de Kaderrichtlijn Water vastge-­ steld. Doel ervan is een kader voor de bescherming van de verschillende soorten water te scheppen. De Europese Kaderrichtlijn Water biedt een goede mogelijkheid om de aanpak van de verontreiniging door diffuse bronnen aan te pakken.Wel dient ervoor gewaakt te worden dat met name voor niet-milieuvreemde stoffen de normen niet te streng worden gesteld.

Organisatie waterbeheer

Nederland kent diverse organisaties die zich met waterbeheer bezig houden.Winning en distributie van drinkwater zijn in handen van publieke waterleidingbedrijven. Aandeelhouders zijn de provincies en gemeenten, toezichthouders zijn het ministerie van VROM en de provincies.

Inzameling en het transport van afval en rioolwater is een verantwoordelijkheid van gemeenten. Het ministerie van VROM en de provincies zijn voor deze specifieke gemeentelijk taak toezichthouders.Waterschappen hebben als taak rioleringsplannen te beoordelen op waterkwaliteitsaspecten en de afvoer naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie en verlenen aan gemeenten Wvoen aansluitvergunningen.

Landelijke hoofdwatersystemen, Noordzee, rivieren en meren zijn bij de regiodirecties van Rijkswaterstaat in beheer Regionaal waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief) in zowel het landelijk als het stedelijk gebied is een waterschapstaak, waarop de provincies formeel het toezicht hebben. Zuivering van afval- en rioolwater is toevertrouwd aan waterschappen, de provincies hebben het repressieve toezicht, het oppertoezicht is een verantwoordelijkheid van het ministerie van verkeer en waterstaat.

Waterkeringbeheer is de oudste waterschapstaak, de provincie is toezichthouder en bij versterkingswerken wordt 100 procent door het rijk gefinancierd vanwege het algemeen belang van een goede waterkering.Vijfjaarlijks rapporteert het waterschap via de provincies aan de minister over de toestand van de primaire waterkeringen.

Deze en andere ontwikkelingen stellen de besturen voor beleidskeuzes inzake integraal waterbeheer. Daarover de volgende keer na een korte introductie over grondbeleid meer.

J. Mulder, directeur

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 2003

De Banier | 32 Pagina's

Studiecentrum · Beleid met water en grond (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 2003

De Banier | 32 Pagina's