Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Actualiteiten Ruimtelijke Ordening 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Actualiteiten Ruimtelijke Ordening 2

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

IN EEN PERIODE VAN ZO'N TWEE JAAR KRIJGEN GEMEENTEN TE MAKEN MET DI­ VERSE WIJZIGINGEN IN DE VROM-WETGEVING. DENK DAARBIJ AAN DE GEWIJ­ ZIGDE WONINGWET (2007), DE WET GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ (2007), DE NIEUWE WET RUIMTELIJKE ORDENING (JULI 2008) EN DE OMGEVINGSVERGUN­ NING (JANUARI 2009). VOOR EEN DEEL HEEFT DIT OOK GEVOLGEN VOOR DE GEMEENTERAAD: WELKE (GEWIJZIGDE) POSITIE MOET ZIJ INNEMEN?

In dit artikel zal meer informatie over de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) gegeven worden. In de volgende twee artikelen zal worden ingegaan op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), deWet Geurhinder en handhaving/vrijstelling onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen.

1. Wet ruimtelijke ordening (Wro)

1.1 Inleiding

De huidige Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) dateert uit 1965. In de afgelopen ruim 40 jaar is deze wet regelmatig aangepast. Door deze wijzigingen is de kwaliteit van de wet niet toegenomen. Mede daarom leefde er in bestuurlijk Nederland de wens tot een herziening van de huidige Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Zoals het er nu naar uitziet, is er vanaf I juli 2008 geen WRO meer maar een Wro. Er wijzigt echter meer dan alleen de kapitale letters in kleine letters. In dit artikel in het kort de aanleiding tot de wetswijzigingen en een beknopte beschrijving van wat er gaat veranderen.Tot slot meer specifiek aandacht voor de positie van de gemeenteraad.

1.2 Aanleiding nieuwe wetgeving

Vanuit de Tweede Kamer, de Raad van State en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) kwam er in de loop van de jaren '90 steeds meer kritiek op de huidige WRO. De Raad van State noemde de WRO bijvoorbeeld een 'lappendeken'. De WRR kwam tot de constatering dat maatschappelijke ontwikkelingen een wijziging in het ruimtelijk beleid noodzakelijk maakten. Uitgangspunten zouden moeten zijn, dat de ruimtelijke ordening meer dynamisch benaderd moet worden en dat er een directe koppeling tussen ruimtelijke plan­ vorming en ruimtelijke investeringen moeten komen.Vanuit de Tweede Kamer was er de wens om een meer prominente plaats te geven aan bestemmingsplannen.

1.3 Uitgangspunten

Belangrijke uitgangspunten, naast de genoemde 'wensen' vanuit de WRR en de Tweede Kamer, zijn onder andere: • Decentraal wat decentraal kan (gemeentelijke bevoegdheden moeten ook bij gemeenten liggen); • Een effectievere besluitvorming (ruimtelijke procedures moeten sneller gevold kunnen worden); • Vereenvoudiging van procedures; • Betere afstemming ruimtelijk beleid engrondbeleid; • Effectief toezicht en handhaving vanbeleid.

1.4 Besluitvorming parlement

In de zomer van 2001 is het voorontwerp van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) naar de Tweede Kamer gezonden. Op 23 februari 2006 heeft de Tweede Kamer de Wro vastgesteld. De Eerste Kamer heeft dat op 17 oktober 2006 gedaan. Het is de bedoeling dat op I juli 2008 de nieuwe Wro in werking zal treden.Voor die tijd moeten echter nog de invoeringswet en het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden vastgesteld. Gecombineerd met de Wro zal ook de zogenoemde Grondexploitatiewet (hoofdstuk 6 Wro) en het project Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen (DURP) per I juli 2008 van kracht worden.

1.5 Hoofdlijnen nieuwe Wro

Samengevat zijn de hoofdlijnen van denieuwe Wet ruimtelijke ordening de volgende: • Rijk en provincie beperken zich tot uitoefening van bevoegdheden die bij de taak van deze overheden horen. Rijk, provincie en gemeenten krijgen gelijke instrumenten en kunnen die inzetten voor de eigen taken (structuurvisie, bestemmingsplan en projectbesluit).• Rijk en provincie kunnen via een verordening bepaalde onderwerpen voor een gemeente dwingend regelen. • Voor gebieden waar geen ruimtelijkeontwikkelingen verwacht worden, kan de gemeente kiezen om in plaats van het reguliere bestemmingsplan een zogenoemde 'beheersverordening' op te stellen.

• Gemeenten moeten bestemmingsplannen meer op orde houden.Wanneer er een verouderd bestemmingsplan is (ouder dan 10 jaar) dan kunnen er geen leges meer in rekening worden gebracht.

• Voor de realisering van projecten kan een projectbesluit worden genomen. Een dergelijk projectbesluit moet echter wel gevolgd worden door een bestemmingsplan. Het projectbesluit vervangt de vele vrijstellingen.

• De mogelijkheden van kostenverhaalbij grondexploitatie worden verbeterd. • Het college is verplicht een handhavingsprogramma op te stellen en daar jaarlijks verantwoording over af te leggen aan de gemeenteraad.

• De huidige (vrij recente) voorschriften met betrekking tot planschade blijven. Nieuw is dat er geen planschadeclaim wordt toegekend bij 'normaal maatschappelijk risico' en wanneer de planschade minder is dan 2%.

2. En[< ele onderdelen uitgewerkt

In de volgende paragrafen worden enkele specifieke onderdelen van de nieuwe Wro uitgewerkt.

2.1 Structuurvisie

Op grond van de nieuwe Wro moeten rijk, provincies en gemeenten hun (ruimtelijk) beleid vastleggen in een structuurvisie. Deze structuurvisies vervangen op verschillende niveaus de volgende beleidsstukken: het structuurplan (gemeente/regio), het streekplan (provincie) en de Planologische Kernbeslissing (rijk).

De structuurvisie kan het beste omichreven worden ais een strategisch oeieidsdocument voor de lange ternijn. Een dergelijke visie is, in tegentelling tot een bestemmingsplan, niet uitvoeringsgericht en niet juridisch bindend.

2.2 Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan wordt het belangijkste ruimtelijke beleidsstuk voor de uimtelijke ordening. Nieuw is dat de /erplichting tot het vaststellen van betemmingsplannen nu geldt voor het geiele grondgebied van de gemeente. Onder 'grondgebied' kan overigens zowel de ondergrond als de bovengrond worden verstaan. De provincie kan gemeentelijke bestemmingsplannen niet meer goed of ifkeuren. Dit betekent niet dat de provincie er'niets van kan vinden'. Integendeel.Wanneer bepaalde beleidsvoornemens het provinciale beleid of regionale belang doorkruisen dan kan de provincie het bestemmingsplan voor dat onderdeel •/ervangen door een inpassingsplan. Het /ooroverleg met de provincie wordt daarom nog belangrijker dan thans het geval is.

Bestemmingsplannen moeten actueel Jonger dan 10 jaar) zijn. Op basis van de Wro kan de gemeenteraad wel een verlengingsbesluit nemen. Deze verplichting tot actueel houden van bestemmingsplannen is van toepassing vanaf 2013. In de periode tot 2013 kunnen gemeenten een inhaalslag maken op gebied van actualisatie van deze plannen.Wanneer een bestemmingsplan ouder is dan 10 jaar kan de gemeente voor de behandeling van een bouwaanvraag of het verlenen van een andere dienst geen leges meer in rekening brengen. Deze sanctie is overigens pas vanaf 2013 van toepassing.

Gemeenten kunnen in plaats van een bestemmingsplan ook een beheersverordening vaststellen. Deze mogelijkheid is er bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer bij amendement ingevoegd. Een beheersverordening is alleen toegestaan voor die gebieden van de gemeente waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden of worden voorzien. Een beheersverordening legt dus alleen de bestaande bestemmingen vast.

2.3 Projectbesluit

Onder de nieuwe Wro kunnen projecten sneller in voorbereiding worden genomen en uitgevoerd worden. Dit kan door het zogenoemde 'projectbesluit'. Een dergelijk projectbesluit moet wel altijd gevolgd worden door een bestemmingsplan. In een projectbesluit moeten de belangrijkste onderdelen van het te realiseren project benoemd worden. Een bestemmingsplan moet binnen één jaar na onherroepelijk worden van het projectbesluit, aangepast worden. Zolang het bestemmingsplan niet is aangepast, kunnen geen leges worden geheven voor diensten die betrekking hebben op het projectbesluit. Eén en ander zal naar verwachting extra bestuurlijke lastendruk tot gevolg hebben.

2.4 Grondexploitatie

De Grondexploitatiewet wordt als hoofdstuk 6 opgenomen in de Wro. Gemeenten krijgen een publiekrechtelijk instrument waardoor zij, als het ware met een 'stok achter de deur', verhaal van kosten kunnen afdwingen (publiekrechtelijk). In de Grondexploitatiewet is geregeld, dat gemeenten 100% van de kosten voor aanleg van openbare voorzieningen kunnen verhalen. Gemeenten die nu een actieve grondpolitiek toepassen, kunnen daarom overwegen om een iets minder actieve houding aan te nemen. Eén en ander is natuurlijk afhankelijk van de plaatselijke situatie en politieke besluitvorming.Als een gemeente meer uit een grondexploitatie wil halen, dan zal zij toch een actieve grondpolitiek moeten voeren. Wanneer gemeenten publiekrechtelijk kostenverhaal willen regelen dan moeten beleid en regelgeving daar wel op toegepast zijn. Dat betekent een daarop toegespitste Structuurvisie, nota Grondbeleid, Nota Bovenwijkse Voorzieningen en dergelijke. Actueel beleid betekent ook regelmatige evaluatie en, al dan niet gewijzigde, nieuwe vaststelling.

3. Positie gemeenteraad

De gemeenteraad heeft een kaderstellende, controlerende en volksvertegenwoordigende taak.Wat betekent de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) nu voor de gemeenteraad?

3.1 Kaderstelling

In een structuurvisie worden keuzes gemaakt en visies voor de lange termijn vastgelegd. De gemeenteraad kan er voor kiezen om juist in te zetten op vaststelling en periodieke evaluatie/aanpassing van een dergelijke structuurvisie. Op deze wijze kan uitvoering gegeven worden aan de kaderstellende taak van de gemeenteraad.Vervolgens zal, bij het opstellen van bestemmingsplannen (ook kaderstellend) getoetst kunnen worden of deze bestemmingsplannen passen binnen de kaders zoals deze in de structuurvisie zijn opgenomen.

Andere keuzes die de gemeenteraad kan nemen zijn de volgende: • willen wij wel/geen beheersverordening in de gemeente; • willen we veel kleine (in omvanggrondgebied) bestemmingsplannen of juist enkele grote; • wat doen we met het projectbesluit? Willen we projecten (vaak) mogelijk maken via een projectbesluit of willen we in principe altijd eerst een bestemmingsplan; • De vrijstellingsprocedures die er zijn, laten we die aan de gemeenteraad of aan het college? Wanneer ze bij gemeenteraad blijven, betekent dat besluitvorming minder snel verloopt maar doet wel meer recht aan kaderstellende taak van de raad.

3.2 Controle

Aan de hand van de gemeentelijke of regionale structuurvisie kan de gemeenteraad bepalen of bestemmingsplannen in lijn zijn met deze visie. Wanneer het bestemmingsplan niet in lijn is met de structuurvisie kan dit onderdeel van het raadsdebat zijn.

Er zijn diverse bevoegdheden, denk aan vrijstellingen, die gemandateerd kunnen worden aan het college. Leg in die situaties vast dat het college periodiek (bijvoorbeeld ieder jaar) rapporteert over in mandaat genomen besluiten. Bij de behandeling van die rapportages kan bekeken worden of het afgegeven mandaat goed is uitgeoefend of dat de gemeenteraad toch weer de bevoegdheid naar zich toe wil trekken.

mr. C.P.W. (Peter) van den Berg

Gemeenteraadslid in Waddinxveen namens de Protestantse Combinatie Waddinxveen (PCW)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 2008

De Banier | 24 Pagina's

Actualiteiten Ruimtelijke Ordening 2

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 2008

De Banier | 24 Pagina's