Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toren van Babel staat in Brussel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toren van Babel staat in Brussel

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De toren van Babel staat in Brussel. Onder deze uitdagende titel verscheen eind vorig jaar een boek van Europarlementariër Derk Jan Eppink. Zoals de titel doet verwachten, is dit niet het gebruikelijke loflied op alles wat Europa is. Integendeel, Eppink onderwerpt in zijn boek de ontwikkeling en het functioneren van de Europese Unie aan een zeer kritische analyse.

Eppink is tot oordelen bevoegd. Hij schrijft namelijk niet als toeschouwer, maar als deelnemer. Zelf is hij sinds 2009 lid van het Europees Parlement (EP), als Nederlander gekozen op een Vlaamse lijst, en was voordien werkzaam in verschillende functies binnen de Europese Commissie. De kern van zijn boodschap is dat er een eind moet komen aan de huidige praktijk van uitdijende bureaucratie en groeiende subsidies, wil de Europese Unie (EU) in politiek en economisch opzicht overleven op het wereldtoneel te midden van de VS en opkomende landen als China, India en Brazilië.

Omslag

Eppink stelt vast dat er met het Verdrag van Maastricht in 1992 binnen de EU een duidelijke koerswijziging is ingezet. De oorspronkelijke doelstelling van 1957 om een verzoening tussen de volkeren van Europa tot stand te brengen, was rond dat jaar bereikt. En met de instelling van de interne markt zonder binnengrenzen was de basis gelegd voor vrede en economische groei. Maar geleidelijk breidde de EU uit, oostwaarts, in ledental, in bevoegdheden en arbeidsterreinen. Het oorspronkelijke doel om één grote, ongedeelde markt tot stand te brengen, werd uitgebreid met het streven naar gelijkheid en solidariteit tussen de lidstaten. Daartoe werden enorme fondsen in het leven geroepen en een stelsel van subsidies om de minder welvarende landen te steunen om hun achterstand in te halen. Het oorspronkelijke ideaal van vrijheid werd zo meer en meer vervangen door een centraal geleid gelijkheidsideaal, met als gevolg een alsmaar groeiende bureaucratie en dito rondpompen van geldstromen. In plaats van te leunen op de subsidies van Brussel moet Europa, aldus Eppink, zijn kracht zoeken in produceren, vernieuwen en ondernemen. En het menselijk kapitaal aanspreken waarover Europa in ruime mate de beschikking heeft. Kortom: Europa moet zich concentreren op zijn kerntaken. Alleen zo is er een economisch houdbare basis voor de sociale stelsels.

Geloof

Als grootste boosdoener van het foutieve beleid ziet Eppink de drang van de beleidsmakers om een groot federaal Europa te willen bouwen, gedragen door het geloof ‘hoe meer Europa hoe beter’. Eppink aarzelt niet te spreken van een overtuiging met welhaast religieuze trekken. Hij ziet het EP als een van de beste vertegenwoordigers van deze ‘religie’. Deze houding komt het meest tot uitdrukking in het feit dat er geen ruimte is voor kritiek. Afwijkende meningen worden in het parlement eigenlijk niet getolereerd en als anti-Europa weggezet. En dit terwijl er in een parlement, als democratisch gekozen volksvertegenwoordiging, juist bij uitstek de ruimte zou moeten zijn om fundamentele politieke keuzes in debat te stellen. In het EP wordt nog altijd gedroomd van een Europese federatie die de zelfstandigheid van de lidstaten als achterhaald beschouwt. En dit terwijl de heersende publieke opinie in de meeste landen haaks staat op verdere overheveling van macht naar Brussel.

Bureaucratie

Een en ander gaat gepaard met een groeiende bureaucratie en een alsmaar ingewikkelder regelgeving die steeds verder doordringt in de lidstaten. De drang hiertoe komt voort uit het systeem zelf. “Als er geen afremmend mechanisme is, wordt regelgeving in een bureaucratie een zelfvoedend proces en ontwikkelt zij haar eigen dynamiek.” De Europese Commissie heeft het monopolie om wetgeving voor te stellen. In plaats van het benodigde aantal van 18 commissarissen zijn er 27, uit elke lidstaat één. En ieder wil wel een initiatief op zijn naam hebben.

Niet alleen in zaken die de economische samenwerking betreffen, dringt de Europese regelgeving ver door. Ook in zaken die vanwege de verscheidenheid van sociale omstandigheden en cultuur niet gelijk te maken zijn. Te denken valt aan de bemoeienis met de tijdsduur van betaald zwangerschapsverlof, de commotie over de terughoudende politiek van Litouwen betreffende voorlichting over homoseksualiteit op scholen en “de milieuvoorschriften waaronder de boeren en tuinders begraven worden”.

Europese belasting

Intensieve overheidsinterventie creëert behoefte aan veel geldmiddelen. Momenteel wordt de Europese begroting voor ruim 75 procent gefinancierd door bijdragen van de lidstaten. Jaarlijks moet het EP met de lidstaten de strijd aangaan voor voldoende bijdragen om de Europese begroting rond te krijgen. Om daar losser van te komen, is nu door het parlement de gedachte geopperd om een rechtstreekse Europese belasting in te voeren. Met een eigen Europese inkomstenbron zou het EP immers minder door de lidstaten geremd zijn in zijn financiële ambities. Gedacht wordt dan aan een algemene heffing op bijvoorbeeld het milieu, elektronisch verkeer of bankverkeer. De Europese burgers betalen zo zonder er veel van te merken en de ministers van financiën van de lidstaten zien dat hun bijdrage aan de EU-begroting wordt gereduceerd. Dat klinkt goed, aldus Eppink, maar zo is de rem van de netto betalende landen op de omvang van de Europese begroting weggevallen en de Commissie heeft dan het instrument in handen van een eigen bron van inkomsten die men naar eigen believen kan vergroten. Bovendien, met meer geld is niet alleen meer macht uit te oefenen, maar een Europese belastingheffing is ook een principiële inbreuk op het oudste prominente recht van een nationale staat. Niet verwonderlijk dat Eppink spreekt van een ultieme machtsgreep.

Afremmen?

Is er een mogelijkheid om dit proces van verdere concentratie van bevoegdheden en groei van de bureaucratie te stoppen en te zorgen dat de EU zich alleen op kerntaken concentreert? Eppink is van mening dat die mogelijkheid er is via beheersing van de Europese begroting. In verband hiermee wijst hij erop dat in het Verdrag van Lissabon de mogelijkheid van een zogenaamd burgerinitiatief is geboden. Wanneer daarvoor binnenkort de weg is geopend, kan met één miljoen handtekeningen uit negen lidstaten een tegenactie worden ondernomen. Daarmee zou voorkomen kunnen worden dat in de komende budgetperiode van 2013 tot 2020 de begroting meer stijgt dan met 1 procent van het Europees bruto nationaal product. Op die wijze zou via het budget een rem gezet kunnen worden op de groei van de bureaucratie en het rondpompen van subsidiestromen.

Conclusie

Eppink heeft een prikkelend boek geschreven. Ongenuanceerd geeft hij zijn mening, met een vleugje spot en niet altijd vrij van enige overdrijving. Maar met een duidelijke boodschap. Het lijdt inderdaad geen twijfel dat er als gevolg van opkomende landen als China in toenemende mate verschuivingen in de wereldeconomie en -politiek zullen plaatsvinden, die voor Europa met zijn schuldencrisis een krachtige aansporing moeten zijn om zijn concurrentiepositie te bewaken. Het EP zal dan ook in de beperking van zijn uitgaven niet achter kunnen blijven bij de bezuinigingen die in de lidstaten plaats moeten vinden. Als de burgers, om dit te bereiken, warm te krijgen zijn voor een burgerinitiatief om hier druk op te zetten, rijst wellicht nog de vraag of de strijd over de hoogte van het budget zich dan niet zal gaan verplaatsen naar een strijd binnen het budget over prioriteiten die het EP wel en de lidstaten niet welgevallig zijn. Niettemin zou zo’n burgerinitiatief symbolisch en politiek van belangrijk gewicht zijn. Vanuit constitutioneel oogpunt vertoont Eppinks betoog veel overeenkomst met speerpunten van de ChristenUnie/SGPprogramma’s. Het motto van de ChristenUnie/ SGP-campagne in 2009 was immers: ‘Samenwerking ja, Superstaat nee’. Of, om het met de ondertitel van het boek van Eppink te zeggen, niet een Verenigde Staten van Europa, maar een ‘Pleidooi voor een Verenigd Europa van Staten’. Het betoog van Eppink en het Christen- Unie/SGP-programma maken duidelijk dat dit concept niet gericht is tegen Europese integratie, maar dat het inhoudt dat de lidstaten nauw samenwerken op hoofdzaken als de interne markt, energievoorziening, immigratie, vervoer en milieu. En dat beleidsterreinen die nauw verband houden met de identiteit van de lidstaten, zoals sociaal beleid, familierecht, onderwijs en cultuur, maximaal tot de bevoegdheid van de staten blijven behoren. In het beleid van ‘hoe meer Europa hoe beter’ pretendeert Brussel alles te moeten doen. De publicatie van Eppink zou door alle kiesgerechtigde burgers gelezen moeten worden. Niet om zich op grond van de forse kritiek van de Europese politiek af te wenden. Integendeel. Juist om ervan doordrongen te worden hoe belangrijk het is dat er een alternatief geluid wordt gehoord, zoals volgens dit boek en via de eigen boodschap van ChristenUnie/SGP. Want uiteindelijk is de Europese politiek niet maar een optelsom van incidentele, op zichzelf staande beslissingen. Er ligt al of niet uitgesproken een patroon aan ten grondslag, gebaseerd op het geloof in het vermogen van de mens om door concentratie van macht een betere wereld tot stand te kunnen brengen. De Bijbel geeft daarvoor geen grond. De wereldgeschiedenis is niet een proces van goed naar beter, maar een strijd van het Rijk van het Licht tegen de machten van de duisternis. Daarom is er reden om machtsconcentraties te wantrouwen en om die reden werkt de ChristenUnie/ SGP-politiek niet met grootse concepties betreffende de toekomstige architectuur van Europa. Elk menselijk machtsstreven dreigt uit te lopen op een symbool van zelfverheffing. Ook het streven naar een liberaal economisch machtsblok, dat de normerende waarden van het geestelijk erfgoed van Europa verwaarloost, kan de kenmerken van een toren van Babel krijgen. De geschiedenis laat zien dat aardse rijken komen en gaan. Daarover wordt ook in de Bijbel gesproken. In het boek Daniël lezen we echter dat aan dit proces een einde komt. Dat is wanneer God Zelf de grens trekt met de komst van Zijn Koninkrijk. Daarvan zal christelijke politiek zich altijd bewust moeten zijn.

N.a.v. De toren van Babel staat in Brussel. Pleidooi voor een Verenigd Europa van Staten Derk Jan Eppink Uitgeverij Lannoo, 2010 Prijs: €19,99

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 2011

De Banier | 24 Pagina's

De toren van Babel staat in Brussel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 2011

De Banier | 24 Pagina's