Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BEKOMMERING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEKOMMERING

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Ik ben bekommerd vanwege mijne zonde.” Ps. 38:19b

HET is David, de beminde des Heeren, die deze belijdenis uitspreekt. Het was niet de eerste en eenige keer dat hij bekommerd was over zijn zonde. In menige psalm wordt er op gedoeld dat David met de zonde had te kampen, dat de zonde hem bekommerd deed zijn, dat hij de zonde moest beweenen en moest belijden. Het was inzonderheid door de zonde dat David, niettegenstaande al de heerlijke genade-weldaden ontvangen, zich menigwerf zeer ellendig gevoelde. Was het ook zoo niet bij Paulus, niettegenstaande dat de Heere hem bewaard heeft voor groote openbare zonden. In Rom. 7:21 en 24 zegt hij ons: “Zoo vind ik dan deze wet in mij, als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt. — Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?” Zullen allen, die zonde als zonde hebben leeren kennen, en bij wien de zonde een last en kwelling der ziel is geworden, David en Paulus niet verstaan? Het is waar, er kan veel bekommering in het hart zijn omtrent personen, zaken, enz., zooals wij dat duidelijk vinden in de H. Schrift en wellicht kunt gij dat, lezer, ontdekken in eigen levenservaring, maar zou de meeste bekommering bij den reizenden pelgrim niet zijn over de zonde?

Maar zegt gij: Indien wij nu vergeving van zonde verkregen door het bloed des Lams, en wij met Hizkia mochten juichen: “Gij hebt alle mijne zonden achter Uwen rug geworpen,” is het dan nog mogelijk bekommerd te zijn over de zonde? Menigeen uit het lichtzinnig Christendom onzer dagen zal antwoorden: Neen, weg met alle bekommering; ik weet mijn zonden zijn vergeven, Jezus heeft Zijn bloed er voor gestort, de straf mijner zonde gedragen, God is mijn Vader, waarom zou ik nu nog bekommerd zijn? ik mag en zal blijmoedig leven en als de tijd daar is ook blijmoedig sterven.

Merkt gij het niet lezer, wie het is die hier spreekt! Zou dat een ootmoedig mensch zijn die in alles zijn afhankelijkheid van God gevoelt, die ware Gods- en zelfkennis bezit? Zulk een christen kan ik als een christen, gezalfd met den Geest van Christus, in mijn Bijbel niet vinden. Menig oprecht kind des Heeren heeft wel gedacht, wanneer men met Luther voor eigen persoon en hart, zou mogen gelooven en roemen in de vergeving der zonde, het dan voor goed gedaan was met deze benauwde uitroep der ziel: “Ik ben bekommerd vanwege mijne zonde,” maar na de vergeving der zonde ervarende dat de zonde niet dood was, kwam men tot andere gedachten, ging men recht denken.

David jubelde eens in blijdschap des harten:
“Zoo ver het West verwijderd is van ’t Oosten,
Zoo ver heeft Hij, om onze ziel te troosten,
Van ons de schuld en zonden weggedaan;”

maar moest daarna nog meer dan eens getuigen: “Ik ben bekommerd vanwege mijne zonde.”

Al is de schuld der zonde, die zware en drukkende last bij Golgotha’s kruis weggenomen, de smet der zonde blijft tot den natuurlijken dood, die een afsterven is van de zonden en een doorgang tot het eeuwige leven. Wat kan het menigmaal tot droefheid en smart zijn bij het zondehatende kind des Heeren, dat hij tegen zijn geheiligde wil, in bestaan en openbaring zondig is en blijft gedurende dit gansche leven. Jacobus zegt zoo terecht: “Wij struikelen allen in vele,” en elke zaligmakend verlichte ziel zal Paulus leeren verstaan, als hij schrijft: “Is dan het goede mij de dood geworden? Dat zij verre; maar de zonde is mij de dood geworden, opdat zij zoude openbaar worden zonde te zijn, werkende mij door het goede den dood; opdat de zonde bovenmate wierd zondigende door het gebod. Want wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleesche-lijk, verkocht onder de zonde. Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet, want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik. En indien ik hetgene doe dat ik niet wil, zoo stem ik der wet toe dat ze goed is: ik dan doe dat-zelve nu niet meer, maar de zonde die in mij woont.” Rom. 7:13-17.

“Ik ben bekommerd vanwege mijne zonde.”

Bekommering wijst op onrust, een angstige aandoening des gemoeds. Er is vrees in het hart, men ziet gevaar, er is een gemis. Men kan bekommerd zijn over zichzelf, over een ander die men liefheeft. David was bekommerd over Jonathan, over Absalom. Martha bekommerde zich over vele dingen. David was bekommerd over zijn zonde. Deze bekommering over de zonde kan twee-erlei zijn: 1. Een bekommering over de zonde in ons. Hoe krachtig, hoe werkzaam, hoe zondigend kan de zonde inwendig zijn! Die zielsvijand doet de godvruchtige ziel menige zucht slaken. 2. Een bekommering over de zonde die men bedreven heeft. Men ziet de zonde zoo groot, zoo vreeselijk, men is er door ontrust, men vreest er door verslonden te zullen worden. Men ziet de zonde als een vreeselijk kwaad, ze maakt scheiding tusschen God en den mensch, ze maakt den zondaar hel- en doemwaardig.

Davids bekommering vanwege zijn zonde, bracht hem op de rechte plaats, tot de fontein geopend voor het huis van David en de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en de onreinigheid. Hij zegt in dezen zelfden Psalm: “Heere, voor U is al mijn begeerte, en mijn zuchten is voor U niet verborgen. Ik maak U mijne ongerechtigheid bekend. Haast U tot mijne hulp, Heere, mijn heil!” Zoo werd de bekommerde David verlost en getroost; niet zonder roepen van zijn bekommering verlost.

Wat hoort men deze taal weinig in onze dagen: “Ik ben bekommerd vanwege mijne zonde.” Al toornt God van den hemel alom over de zonde der menschen, wat blijft men algemeen ongevoelig en onbekommerd omtrent de zonde.

Lezer! was dit ooit de uitroep uwer vreezende ziel? Niet? O, de Heere Die goed is, schenke u schuld- en zonde-ontdekkende genade, opdat gij als een bekommerde aan de voeten van Hem moogt komen, Die Zijn volk zalig maakt van hunne zonden.

Was het menigwerf de taal uwer ziel: “Ik ben bekommerd vanwege mijne zonde;” Hij doe u voor het eerst of bij vernieuwing ervaren dat het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt van alle zonden, dat Zijn bloed een van vredesprekend, een rustgevend bloed is, en dat Zijne goddelijke kracht, sterker is dan de zonde in u. Zijt bemoedigd, zuchtend en strijdend volk! Eenmaal zal schor vervuld worden:

“Hij maakt, op hun gebeden,
Gansch Israël eens vrij,
Van ongerechtigheden;
Zoo doe Hij ook aan mij.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 1934

The Banner of Truth | 4 Pagina's

BEKOMMERING

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 1934

The Banner of Truth | 4 Pagina's