Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GESCHIEDENIS VAN TITUS KLOSE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GESCHIEDENIS VAN TITUS KLOSE

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen Klose den predikant op den stoel zag komen, ontving hij echter een indruk, gelijk hij zich niet herinnerende ooit ondervonden te hebben. De gebogene houding van dien knecht des Heeren, dien een diep verborgen kommer ter neder drukte, dat vroom gelaat, waarop de nederigheid en zachtmoedigheid met droefheid doormengd, uitgedrukt was, dat sprekend oog, waaruit de innigste liefde en diepste behoefte aan hemelsche vertroosting hem tegenblonken, dat alles had op den woesten jager reeds dadelijk eene uitwerking, niet ongelijk aan die van de lentezon, die de ijs-schotsen der rivieren smelten doet. Er ontstond iets in zijn hart, ’t welk hem zeide: “Gij zoudt toch een waar hellewicht moeten zijn, ja alle gevoel moeten uitgebluscht hebben, zoo gij dit onschuldig lam eenig leed kondet doen.”

Inmiddels gaf de leeraar het gezang op, ’t welk een berijmde vertaling was van den 68sten Psalm, die in onze bundel aldus luidt:

“De Heer zal opstaan tot den strijd;
Hij zal Zijn haters wijd en zijd,
Verjaagd, verstrooid doen zuchten.
Hoe trotsch Zijn vijand wezen moog,
Hij zal voor Zijn ontzagg’lijk oog,
Al sidderende vluchten.
Gij zult hen, daar G’ in glans verschijnt,
Als rook en damp, die ras verdwijnt,
Verdrijven en doen dolen,
’t Godlooze volk wordt haast tot asch,
’t Zal voor Uw oog vergaan, als was,
Dat smelt voor gloeiende kolen.”

Een der hoorders die naast Klose stond, bemerkende dat hij geen boek bij zich had, hield hem

het zijne voor, en noodigde hem vriendelijk uit mede te zingen. Zijns ondanks sloeg hij zijn oogen in het boek, en ofschoon hij niet medezong, hij las toch den triomfzang, die de kinderen des lichts in dit lied reeds bij voorbaat aanheffen over de werkers der ongerechtigheid. Nu herinnerde Klose zich uit zijn vroegste kindsheid, dat hij zijn vrome moeder menigmaal hetzelfde lied had hooren zingen, en er welden uit den diep verscholen bodem des harten gedachten op, die zijn ouders toen in hem gezaaid hadden, maar die door den maalstroom des zondigen levens geheel vernietigd waren en hij zorgvuldig alles vermeden en tegengewerkt had, dat hem tot eenig nadenken kon brengen. Maar als de tijd der minne daar is, staat den Heere niets in den weg; dan roept Hij degenen die in de duisternis zitten te voorschijn.

Onder het zingen van dit lied, greep de Onzichtbare hem in de ziel. Diep bewogen stond hij daar en onwillekeurig neigde hij zijn hoofd tot het gebed, waartoe de predikant de vergadering uitnoodigde. Ook nu wist Klose niet, wat hij hoorde. Dat roepen van een diepbedrukte ziel om hulp en troost tot den God haars heils; niet met doode klanken en aangeleerde termen eener stelselmatige nederigheids-vertooning, maar op een toon, die zoo voelbaar en duidelijk het kenmerk is van een in waarheid arm, behoeftig, naar hulp en troost smachtend hart—dat pleiten van dien in zichzelf hopeloozen, maar van de genade en liefde zijns Ontfermers alles hopenden en smeekenden zondaar, tastte hem diep in het gemoed van den wilden en verwoesten mensch. En toen de predikant den tekst voorlas: “Ga in door de enge poort, want wijd is de poort en breed is de weg, die ten verderve leidt, en velen zijn er die door dezelve ingaan, want de poort is eng, en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er die dezelve vinden;—toen hij in het vuur des Geestes,—dat hij niet tevergeefs van den Heere had afgebeden — het ontzettend verlies schetste van een ziel die verloren gaat, tegenover het onuitsprekelijk gewin, dat een eeuwige zaligheid aanbiedt,—toen werd de tegenstander geheel ontwapend, en de leeuw veranderde in een lam, dat aan den rand eens afgronds tot den eenigen Herder om hulp schreeuwde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1935

The Banner of Truth | 6 Pagina's

GESCHIEDENIS VAN TITUS KLOSE

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1935

The Banner of Truth | 6 Pagina's