Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SAMENSPRAAK TUSSCHEN WAARHEID EN GERECHTIGHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SAMENSPRAAK TUSSCHEN WAARHEID EN GERECHTIGHEID

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gerechtigheid: Men hoort de menschen nog al eens spreken van “overjarig koren,” en wellicht kunt gij, Vriend Waarheid, mij wel eens verklaren waar men die uitdrukking vandaan haalt en wat men daardoor bedoelt. Ik heb opgemerkt dat, wanneer ’s Heeren kinderen saam komen, de uitdrukking “overjarig koren” nog al eens gebezigd wordt.

Waarheid: Dat is waarlijk een aangenaam onderwerp, om eens eenige oogenblikken over te spreken, en mogen wij den God des hemels en der aarde wel dankbaar erkennen, wanneer er natuurlijk overjarig koren voor het lichaam, en geestelijk overjarig koren voor de ziel is.

In Jozua 5:11 lees ik de uitdrukking “overjarig koren”: “En zij aten van het overjarig koren des lands, des anderen daags van het Pascha, enz.” Die uitdrukking is dus Bijbelsch.

Ger.: Het verblijdt mij dat het een Bijbelsche uitdrukking is en zal die dan ook nog al wat te zeggen hebben, want Gods Woord is zeer rijk van inhoud. Ach, waren wij steeds Bijbelsch in ons denken, spreken en doen! Dan zou de Waarheid en gerechtigheid Gods meer verheerlijkt worden. Hoe noodig dat Hij Wiens naam “Waarheid” is, ons tot dat einde steeds uit Zijne volheid bediene, met genade voor genade.

Waarh.: Diezelfde barmhartige en weldadige Jezus was het, Die Israël in Kanaän bracht en hen daar deed eten van het overjarig koren, nadat het Manna had opgehouden.

Dat overjarig koren was koren dat het vorige jaar door het land was voortgebracht en dat zeker door de bewoners was achtergelaten, toen zij voor de Israëlieten de vlucht hadden genomen naar de steden.

Toen de zeven vette jaren in Egypte voorbij waren, moesten de menschen in en rond Egypte zeven jaren lang overjarig koren eten, dat door Jozef uit de volle voorraadschuren hen werd toegediend. Wat waren ze blij met dat overjarig koren; wat smaakte het goed gedurende die zeven magere jaren! Er was niets anders en het behaagde Jacobs God om door dat overjarig koren de menschen in het leven te behouden.

Ger.: Met hetgeen gij gezegd hebt van het natuurlijk overjarig koren ben ik voldaan en acht dit genoegzaam; maar gaarne hoorde ik nu iets over het geestelijk overjarig koren. Mij dunkt, het begon mij onder uw spreken al wat te lichtten.

Waarh.: Wanneer men over geestelijk overjarig koren spreekt, bedoelt men daardoor gewoonlijk de geschriften onzer rechtzinnige vaderen, zoo bemind door allen die met die vaderen door God geleerd zijn. Hoe ijverig waren velen van die mannen om het Woord Gods zuiver te prediken, te schrijven, maar ook te beleven. Hoevele geschriften hebben zij niet nagelaten, en dat in onderscheidene talen! Hier en daar ontdek ik nog al eens een kast vol van dat “overjarig koren.”

Ger.: Dan denkt ge zeker wel: Daar zal wel geestelijke honger in de ziel zijn, dat men de kast zoo vol heeft.

Waarh.: Dat heb ik wel eens gedacht; en niet altijd, maar toch ben ik met die gedachte somtijds zeer bedrogen uitgekomen. Om slechts een paar voorbeelden te noemen: Een oud vrouwtje had de gewoonte, wanneer de dominé met een ouderling huisbezoek deed, heel wat van dat overjarig koren uit de kast te halen en op de tafel te brengen, en deed het dan voorkomen alsof ze o zoo’n hongerige ziel was. Maar helaas! het was maar oogenverblinding—huichelarij; zij kende geen geestelijken honger, dat wel duidelijk werd uit haar handel en wandel.

Een oude man had veel de gewoonte, heel wat uit die geschiften der vaderen te verzamelen en er dan mede op stap te gaan, opdat de menschen zijn liefde voor het overjarig koren zouden bewonderen en hem prijzen vanwege zijn kennis.

Menigeen prijst die geschriften en dweept er mede, maar zal in den dag der eeuwigheid moeten ervaren dat die tegen hen zullen getuigen, terwijl zij vreemdelingen waren van waarheid en gerechtigheid, zoo krachtig daarin aanbevolen.

Die alleen het “overjarig koren” maar in de kast, op de tafel of in de boeken heeft, er nooit als een geestelijke hongerige van eet en alzoo nooit de kracht er van ervaart, zal zeker straks gebrek lijden.

Ger.: Ik ben het goed met u eens, mijn broeder. Ja waarlijk, wij zijn broeders, door een Geest geleid; zoodat wij hetzelfde gevoelen en bedoelen, zooals Paulus daartoe vermaant.

Maar ik heb wel eens opgemerkt, dat er hier en daar “overjarig koren” wordt gevonden dat zeer oud is, 2—, 3—, ja ik weet niet hoeveel honderd jaren, en toch smaakt het nog goed voor hongerige zielen. Het schijnt nooit te beschimmelen.

Waarh.: Hoe kan dat ook, want dat “overjarig koren” is het Woord van den levenden God dat nooit vergaat, zelfs nooit veroudert, het blijft altijd hetzelfde. Hoe heerlijk wordt Hij in al Zijn dierbaarheid, gepastheid, onmisbaarheid en noodzakelijkheid daarin voorgesteld, Die eenmaal sprak: “Ik ben het brood des levens: die tot Mij komt zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft zal nimmermeer dorsten.” Joh. 6:35.

Hoe zuiver vinden wij de waarheid Gods in de geschriften onzer vaderen: God op het hoogst verhoogd en den zondaar op het diepst vernederd, zooals hij in Adam den gevallene geworden is. Hoe heerlijk voor- en onderwerpelijk, hoe separeerend, hoe zuiver wordt het snoode van het kostelijke gescheiden! Ofschoon in ondergeschikte punten somtijds verschillend, men ontdekt eenheid in het voorstellen hoe dat God een zondaar zaligt.

Ger.: Maar ik heb wel eens hooren zeggen dat de waarheid in de geschriften onzer vaderen wel goed was in hun tijd maar thans niet meer; men is thans wijzer, meer verlicht; men krijgt thans beter voedsel van kansel en drukpers. Voedsel dat christenen niet ziekelijk houdt, maar gezonde geloovigen maakt.

Waarh.: Het is waar, menigeen die zelfs den naam van gereformeerd draagt, spreekt thans aldus. De letterknechten en dwaze bouwers (Matth. 6), zijn geen liefhebbers van de oude schrijvers. En ge zult wel begrijpen waarom niet. Onlangs zeide een predikant tot een zijner leden, dat hij die oude schrijvers niet meer moest lezen, dan zou hij hem wel weer kunnen stichten. Bedoeld persoon had zijn leeraar gezegd, dat hij onder zijn oppervlakkige prediking geen voedsel voor zijn ziel ontving, maar wel in het lezen der oude schrijvers.

Wel is het te betreuren, dat zelfs menig prediker een afkeer van die geschriften heeft, de menschen afraadt ze niet te lezen, en dat er zoo weinig behoefte en begeerte is om die zuivere waarheden te onderzoeken. Wat is er veel honger naar de dingen dezer wereld, naar een oppervlakkige prediking waarin men ook allen als broeders en zusters in den Heere aanspreekt, maar niet naar de zuivere woorden des levens.

Ger.: Zeker persoon zeide mij ook eens, en het scheen nog al een wijze man te zijn, dat men genoeg had aan den Bijbel alleen, en daarom: Weg met al die oude schrijvers.

Waarh.: Er zijn menschen die wijzer willen zijn dan God, en daarin openbaren ze juist hun onkunde en dwaasheid. De Moorman had ook den Bijbel, tenminste een gedeelte er van, maar de Heere zond Filippus tot den Moorman als een uitlegger. Waarom zendt dan God Zijn dienaren uit om te prediken? De geschriften onzer vaderen nevens onzen dierbaren Bijbel recht gebruikt, zijn duizenden ten zegen geweest.

Ger.: Wat een voorrecht dat er zoo’n overvloed van “overjarig koren” is, nu er in onze dagen zooveel herderlooze kudden zijn, en ook voor menig oudje of zieke die niet in staat is de woning te verlaten.

Waarh.: Ja, vriend Gerechtigheid, die God, Die het eenmaal zoo wonderlijk bestuurde dat er veel overjarig koren was in Egypte gedurende de zeven magere jaren, Die heeft het ook zoo bestuurd dat er in deze tijden een overvloed van geestelijk overjarig koren is. Mochten wij den Heere er voor erkennen, maar Hem ook tevens ernstig bidden, dat Hij getrouwe herders schenke aan de herderlooze kudden, die dezelfde spijze zullen opdisschen als die vaderen, die nog tot ons spreken nadat zij gestorven zijn.

Ger.: Ik heb eens een voorrede gelezen van Prof. Dr. H. Bavinck in een boek getiteld: “Levensgeschiedenis en werken van Ralph en Ebenezer Erskine.” Het verwonderde mij dat die professor zulke dingen schreef. Ik wil er u iets van voorlezen en daarmede zullen wij besluiten:

“Er is een belangrijk element in, dat ons heden ten dage veelzins ontbreekt. Het treffendst komt dat uit, als wij preeken als van de Erskines vergelijken met de stichtelijke lectuur, die tegenwoordig, vooral in de christelijke verhalen en romans, op de markt wordt gebracht. De geestelijke zielekennis wordt er in gemist. Het is alsof wij niet meer weten, wat zonde en genade, wat schuld en vergeving, wat wedergeboorte en bekeering is. In theorie kennen wij ze wel, maar wij kennen ze niet meer in de ontzaglijke realiteit van het leven. En daarom maakt de stichtelijke literatuur uit vroeger dagen altijd een gansch anderen indruk dan die uit den jongsten tijd. Want, al staat ze ver van ons af en al is haar vorm voor ons verouderd, zij is en blijft natuurlijk in den echten zin des woords, terwijl die uit onze dagen, als zij aan de zielsproblemen toekomt, onnatuurlijk en gekunsteld wordt. We voelen, bij het lezen der oude schrijvers, dat ons een stuk uit het leven wordt aangeboden; het is de realiteit zelve, die ons te aanschouwen wordt gegeven. Als het ons niet om phantasie maar om werkelijkheid, ook in de dingen van Gods Koninkrijk, te doen is, kunnen, inzonderheid ook de schrijvers van christelijke verhalen, niet beter doen, dan een tijd lang bij mannen als de Erskines ter schole te gaan en in hun geschriften zich te verdiepen. En het is het minste deel van ons volk niet, dat in die stichtelijke lectuur van vroeger dagen nog altijd zich de ziel verkwikt.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1935

The Banner of Truth | 6 Pagina's

SAMENSPRAAK TUSSCHEN WAARHEID EN GERECHTIGHEID

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1935

The Banner of Truth | 6 Pagina's