Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERBOND — DOOP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERBOND — DOOP

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(vervolg)

“Uit het gevoel en de verzekerdheid van deze verkiezing nemen de kinderen Gods dagelijks meerder oorzaak om zichzelven voor God te verootmoedigen, de diepte van Zijne barmhartigheden te aanbidden, zichzelven te reinigen, en Hem, Die hen eerst zoo uitnemend heeft liefgehad, wederom vuriglijk te beminnen. Zoo verre is het van daar, dat zij door deze leer van de verkiezing, en door de overdenking daarvan in het onderhouden van Gods geboden vertragen, of vleeschelijk zorgeloos zouden worden. Hetwelk door Gods rechtvaardig oordeel dengenen pleegt te gebeuren, die, of zichzelven van de genade der verkiezing lichtvaardiglijk vermetende, of ijdelijk en dartellijk daarvan klappende, in de wegen der uitverkorenen niet begeeren te wandelen.”

“Voorts gelijk deze leer van de Goddelijke verkiezing naar Gods wijzen raad, door de Profeten, Christus Zelf en de Apostelen, zoowel in het Oude als Nieuwe Testament gepredikt is, en daarna in de H. Schriften voorgesteld en nagelaten, alzoo moet zij ook ten huldigen dage, te zijner tijd en plaats, in de Kerke Gods (dewelke zij bijzonderlijk is toegeëigend) voorgesteld worden, met den geest des onderscheids en met Godvruchtige eerbiedigheid, heiliglijk, zonder nieuwsgierige onderzoeking van de wegen des Allerhoogsten, ter eere van Gods H. Naam en tot eenen levendigen troost van Zijn volk (Hand. 20:27; Rom. 12:3 en hoofds. 11:33, 34; Hebr. 6:17, 18.).”

“Deze eeuwige en onverdiende genade van onze verkiezing wijst en prijst ons de H. Schrift allermeest daarmede aan, dat zij wijders getuigt, dat niet alle menschen zijn verkoren, maar sommigen niet verkoren, of in Gods eeuwige verkiezing voorbijgegaan, namelijk die, welke God naar Zijn gansch vrij, rechtvaardig, onberispelijk en onveranderlijk welbehagen besloten heeft in de gemeene ellende te laten, in dewelke zij zichzelven door hunne eigene schuld hebben gestort, en met het zaligmakend geloof en de genade der bekeering niet te begiftigen, maar hen, in hunne eigene wegen en onder Zijn rechtvaardig oordeel gelaten zijnde, eindelijk niet alleen om het ongeloof, maar ook om alle andere zonden, tot verklaring van Zijne gerechtigheid, te verdoemen en eeuwiglijk te straffen. En dit is het besluit der verwerping, hetwelk God geenszins maakt tot een auteur van de zonde (hetwelk godslasterlijk is te denken), maar Hem stelt tot haren verschrikkelijken, onberispelijken en rechtvaardigen Rechter en Wreker.”

“Die het levend geloof in Christus, of het zeker vertrouwen des harten, den vrede der consciëntie, de betrachting van de kinderlijke gehoorzaamheid, den roem in God door Christus in zich nog niet krachtiglijk gevoelen, en nochthans de middelen gebruiken, door welke God beloofd heeft deze dingen in ons te werken, die moeten niet mismoedig worden, wanneer zij van de verwerping hooren gewagen, noch zichzelven onder de verworpelingen rekenen, maar in het waarnemen der middelen vlijtig voortgaan, naar den tijd van overvloediger genade vuriglijk verlangen, en dien met eerbiedigheid en ootmoedigheid verwachten. Veel minder behooren voor deze leer van de verwerping verschrikt te worden degenen, die ernstiglijk begeeren zich tot God te bekeeren, Hem alleen te behagen en van het lichaam des doods verlost te worden, en nochthans in den weg der godzaligheid en des geloofs zoover nog niet kunnen komen als zij wel wilden; aangezien de barmhartige God beloofd heeft, dat Hij de rookende vlaswiek niet zal uitblusschen en het gekrookte riet niet zal verbreken. Maar deze leer is met recht schrikkelijk voor degenen, die God en Christus den Zaligmaker niet achtende, zichzelven aan de zorgvuldigheden der wereld en de wellusten des vleesches geheel hebben ovrgegeven, zoolang zij zich niet met ernst tot God bekeeren.”

“Tegen degenen, die over deze genade der onverdiende verkiezing en gestrengheid der rechtvaardige verwerping murmureeren, stellen wij deze uitspraak des Apostels: O mensch, wie zijt gij die tegen God antwoord? (Rom. 9:20) en deze van onzen Zaligmaker: Is het Mij niet geoorloofd, te doen met het Mijne wat Ik wil? (Matth. 20:15). Wij daarentegen, deze verborgenheden met een Godvruchtige eerbiedigheid aanbiddende, roepen uit met den Apostel: O diepte der wijsheid en der kennise Gods! Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijne oordeelen, en onnaspeurlijk Zijne wegen! Want wie heeft den zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem wedervergolden worden! Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (Rom. 11:33-36).

Hoe heerlijk wordt de souvereine en genadige uitverkiezing in voornoemde artikelen door onze Dordtsche vaderen uiteen gezet!

De gouden draad der verkiezing loopt door de gansche H. schrift. Het grootste gedeelte van het z.g.n. christendom onzer dagen wil die niet zien, die er uitnemen of verbreken. Het zal echter niet gelukken, want God houdt Zijn Woord in stand tot in eeuwigheid. De blindheid en vijandschap des menschen, doet Gods Woord niet te niet.

Is het niet een teeken van grooten achteruitgang en verval, dat de meeste predikers onzer dagen, dit Bijbelsche leerstuk niet meer willen of durven voorstellen en verdedigen? Die door God geleerd zijn hebben het lief, en onderwerpen zich Gode en Zijn Woord. Welk een troost en vastigheid ligt er in voor hen, die den vuurdoop des Geestes deelachtig zijn, en onder den band des Verbonds kwamen. Die moeten ervaren, dat, wanneer ze in afwijking bezig zijn dien band te verbreken, God dan met de roede komt om hen dat dwaze en snoode werk af te leeren. “Zoo wie Ik lief heb, bestraf en kastijd Ik.”

Voorzichtigheid is noodig, om met het leerstuk der Verkiezing recht werkzaam te zijn. Het moet in de prediking, wanneer het woord gericht wordt tot onbegenadigden niet voorop geplaatst worden, maar wel wat God naar recht van den zondaar eischt, hoe Hij hem laat noodigen en waarschuwen voor de gevaren die dreigen. Steeds moet het woord overtuigend en ontdekkend zijn, opdat zondaren tot de ontdekking zullen komen wat hun ziel noodig heeft om welgetroost te leven en zalig te sterven; wat de Heere zal geven aan hen die met al hun armoede en ledigheid tot Hem in oprechtheid de toevlucht nemen, enz. Zoo hebben de Profeten en Apostelen werkzaam geweest.

Het is een list van den duivel om het bedorven hart van een mensch, meer te doen rekenen met de verkiezing vóór de bekeering, dan met hetgeen hij noodig heeft ter zaligheid. Een zondaar tot God bekeerd, vraagt in de eerste plaats niet, ben ik verkoren en is niet dadelijk werkzaam met de dingen in de eeuwigheid geschied, maar hoe wordt mijn ziel gered, hoe kom ik met God in vrede, enz. (Hand 2:37).

God biedt in den weg des Evangelies alles aan wat een zondaar voor tijd en eeuwigheid noodig heeft, maar hij veracht en verwerpt in blindheid en dwaasheid de weldaden Gods. Wat komt dit ook tot openbaring onder onze gedoopte Verbonds-kinderen! O, is het niet te vreezen, dat, indien er geen verandering komt, de meesten hunner na den dood zullen spreken als de rijke man: “Vader Abraham, ontferm u mijner en zend Lazarus, dat hij het uiterste zijns vingers in het water doope, en verkoele mijne tong; want ik lijd smarten in deze vlam?” En vader Abraham zal zeggen: “Kind, gedenk dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lazarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt smarten?” Overdenk deze woorden eens, gesproken uit kracht der Verbondsbetrekking: “Vader Abraham” en “kind.”

Laat niemand onzer ook denken dat een zondaar verloren gaat, omdat hij niet uitverkoren is. Gods Woord leert ons anders. Een zondaar gaat door eigen schuld en zonde verloren. Op het sterfbed, heeft menigeen het getuigd. Men heeft niet gewild, dat Jezus Koning over ons zou zijn!

Hoog bevoorrecht zijn ze, die, door de genade Gods, Hem boven alles mogen liefhebben, Hem steeds recht en gerechtigheid toekennen, en getuigen:

“Een stroom van ongerechtigheden
Had d’ overhand op mij;
Maar ons weerspannig overtreden
Verzoent en zuivert Gij.
Welzalig, dien Gij hebt verkoren,
Dien G’ uit al ’t aardsch gedruisch
Doet naad’ren, en Uw heilstem hooren,
Ja, wonen in Uw huis.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1936

The Banner of Truth | 6 Pagina's

VERBOND — DOOP

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1936

The Banner of Truth | 6 Pagina's