Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SAMENSPRAAK TUSSCHEN WAARHEID EN GERECHTIGHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SAMENSPRAAK TUSSCHEN WAARHEID EN GERECHTIGHEID

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg)

Waarh.: Ik ben van al deze dingen niet onwetende en ik wil u al dadelijk zeggen, vriend Gerechtigheid, dat ik mij liever steeds ziekelijk, onkundig en bekrompen laat noemen, dan zonder geestelijke zielsbevinding te zijn op weg naar de groote eeuwigheid, want ik moet uit Paulus’ woord dan afleiden dat ik dan zonder een levende hoop ben, waar hij getuigt: “En niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, wetende dat de verdrukking lijdzaamheid werkt, en de lijdzaamheid bevinding, en de bevinding hoop; en de hoop beschaamt niet, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door den Heiligen Geest, die ons is gegeven.” Rom. 5:3-5.

Er is een natuurlijke ervaring op den levensweg. Wat kan een oude van dagen lang en veel spreken over zijn natuurlijke ervaringen. Er is een geestelijke ervaring op den levensweg bij het kind des Heeren. Hoe aangenaam kan de oude pelgrim, grijsgeworden in den dienst van Koning Jezus, verhalen, wat hij in- en uitwendig mocht ervaren op weg naar den Hemel. Het is te begrijpen, dat zij die de zielservaring bestrijden en vijandig gezind zijn, daar niet over willen en kunnen spreken. Ik heb dikwijls gedacht, wat zijn dat toch koude en drooge christenen, indien ze dien naam mogen dragen. Men kan zeer druk zijn over allerlei verschilpunten in den godsdienst en allerlei we-

tenschappelijke dingen, maar van de ware zielservaring hoort men niet. Hier op ziende, is het te begrijpen, dat zulke menschen hoe godsdienstig ook, het liefst niet omgaan met dat volk, dat zoo gaarne eens ter verheerlijking Gods wil vertellen wat God hun ziel deed ondervinden. Ik verblijd mij dat David ook bij dat volk behoorde. Hoor maar eens:

“Komt, luistert toe, gij Godgezinden,
Gij, die den HEER van harte vreest,
Hoort, wat mij God deed ondervinden,
Wat Hij gedaan heeft aan mijn geest.
’k Sloeg heilbegeerig ’t oog naar Boven;
Ik riep den HEER ootmoedig aan;
Ik mocht met mond en hart Hem loven,
Hem, die alleen mij bij kon staan.”

Paulus behoorde ook bij dat volk. Hoe gaarne heeft hij er over gesproken, wat de Heere gedaan had aan zijn ziel en wat hij nog gedurig mocht ondervinden. Zelfs in zijn brieven kon hij niet nalaten hier en daar er iets van mede te deelen.

Ger. Het zou nuttig kunnen zijn, indien ge de waarheid daarvan eens aantoonde, daar de bestrijders van de bevinding zich gewoonlijk op Paulus beroepen om hun gevoelen te staven. Daar Paulus, door de genade Gods, een groot en sterk geloof bezat, denkt men, dat hij een man was zonder zielservaring.

Waar.: Dikwijls heb ik opgemerkt, dat zij die zooveel spreken over geloof zonder zielsbevinding, geen of weinig bevatting hebben van de natuur des waren geloofs en het geloofsleven van het kind Gods. Het kind des Heeren doorleeft onderscheidene toestanden op den Hemelweg. Een der oorzaken daarvan is, dat men niet steeds diezelfde mate des geloofs toegedeeld wordt door den H. Geest. Laten wij, in het voorbijgaan, dat aantoonen uit Psalm 30. David zegt: “Ik zeide wel in mijnen voorspoed: Ik zal niet wankelen in eeuwigheid, want, HEERE, Gij hadt mijnen berg door Uwe goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verborgt, werd ik verschrikt. Tot U, HEERE, riep ik, en ik smeekte tot den HEERE: Wat gewin is er in mijn bloed, in mijn nederdalen tot de groeve? Zal U het stof loven, zal het Uwe waarheid verkondigen? Hoor, HEERE, en wees mij genadig; HEERE, wees mij een helper.” Dat is zielservaring.

Maar laat mij aan uw verlangen voldoen. Paulus moet Timotheus eens toeroepen: “Die te voren een godslasteraar was en een vervolger en een verdrukker; maar mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het onwetend gedaan heb in mijne ongeloovigheid: doch de genade onzes Heeren is zeer overvloedig geweest, met geloof en liefde die daar is in Christus Jezus. Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben; maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijne lankmoedigheid zoude betoonen, tot een voorbeeld dergenen die in Hem gelooven zullen ten eeuwigen leven.” 1 Tim. 1:3-16.

“Maar hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus wil schade geacht. Ja gewis, ik acht ook alle dingen schade te zijn om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus mijnen Heere, om wiens wil ik alle die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen, en in Hem gevonden worde, niet hebbende mijne rechtvaardigheid die uit de wet, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid die uit God is door het geloof; opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijnen dood gelijkvormig wordende: ok if eenigszins moge komen tot de wederopstanding der dooden. Niet dat ik het aireede gekregen heb of aireede volmaakt ben; maar ik jaag daarnaar of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben.” enz. Filip. 3:7-14.

“Want het leven is mij Christus, en het sterven is mij gewin. Want ik wordt van deze twee gedrongen, hebbende begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn; want dat is zeer verre het beste.” Filip. 1:21, 23.

“Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zoude. Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vleesch leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor mij overgegeven heeft.” Gal. 2:19, 20.

“Door eer en oneer, door kwaad gerucht en goed gerucht; als verleiders en nochthans waarachtigen Als onbekenden en nochthans bekend, als stervende en zie, wij leven, als getuchtigd en niet gedood, als droevig zijnde doch altijd blijde, als armen doch velen rijk makende, als niets hebbende en nochthans alles bezittende.” 2 Cor. 6:8-10.

“Want ook wij die in dezen tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde; nademaal wij niet willen ontkleed, maar overkleed worden, opdat het sterfelijke van het leven verslonden words.” 2 Cor. 5:4.

“Want ik heb ulieden uit vele verdrukking en benauwdheid des harten met vele tranen geschreven, niet omdat gij zoudt bedroefd worden, maar opdat gij de liefde zoudt verstaan die ik overvloediglijk tot u heb.” 2 Cor. 2:4.

“En ten laatste van allen is Hij ook van mij, als van een ontijdig geborene, gezien.” 1 Cor. 15:8.

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1936

The Banner of Truth | 6 Pagina's

SAMENSPRAAK TUSSCHEN WAARHEID EN GERECHTIGHEID

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1936

The Banner of Truth | 6 Pagina's