Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SAMENSPRAAK TUSSCHEN WAARHEID EN GERECHTIGHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SAMENSPRAAK TUSSCHEN WAARHEID EN GERECHTIGHEID

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarheid: De Heere zegt in Zijn Woord: “Alleen ken uwe ongerechtigheid, dat gij tegen den HEERE uwen God hebt overtreden.”

Noodig is het, niet alleen onze dadelijke zonden door Geesteslicht te kennen, maar ook de schuld en verdorvenheid waarmede wij in de wereld zijn gekomen. Dit is niet alleen noodig om met berouw en met belijdenis van alle zonden tot God te komen, behoefte te hebben aan vrije genade en het alreinigend bloed van Christus Jezus, maar ook om in het stuk van de verdorvenheid des menschen en zijn bekeering tot God, zuiver gereformeerd te zijn. Zoo’n mensch kan geen aanhanger zijn van “de verzwakte natuur en vrijen wil” der Remonstranten, en ook niet van “een zondigen slechts door navolging” der Pelagianen.

Gerechtigheid: Wij weten dat God den mensch volkomen rechtvaardig en heilig schiep, maar hij heeft moed- en vrijwillig, door de verleiding des duivels, God verlaten. Hij heeft zich door de zonde van God gescheiden en werd de duivelsche natuur deelachtig. Heeft Adam als verbondshoofd en natuurlijk hoofd van het gansche menschelijke geslacht zich schuldig gemaakt en verontreinigd, daarvan is het droeve en noodzakelijke gevolg, dat alle zijne nakomelingen onder schuld en smet besloten liggen. “Wie zal een reine geven uit den onreine? Niet een.” De zonde van Adams nakomelingen is door voortplanting en besmetting.

Dit is ook de leer van Paulus in Romeinen 5: “Gelijk door eenen mensch de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood, en alzoo de dood tot alle menschen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben”; en: “Gelijk dooide ongehoorzaamheid van dien eenen mensch, velen tot zondaars zijn gesteld geworden.” In Rom. 3:23, doet hij ons hooren: “Zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods.”

Waarh.: Hoe vreeselijk was Adams val! Hoe ontzettend zijn de gevolgen! Het gansche menschdom verontreinigd, doortrokken van de melaatschheid der zonde. Te zamen zijn zij stinkende geworden, Ps. 14. Van de smet der zonde komt zelf het geheiligde kind Gods nooit vrij in dit leven, Rom. 7. Van de schuld der zonde verlost, kleeft de smet nog aan, zelfs in de allerheiligste verrichtingen.

In de verdorvenheid des menschen zie ik zijn doodstaat. Zoo verdorven is hij dat hij geen goed meer kan doen, Ps. 14. Hij is geneigd God en zijn naasten te haten. Dood door de zonden en misdaden, Efeze 2.

Onze Dordtsche vaderen hebben terecht geschreven:

“Overzulks worden alle menschen in zonden ontvangen, en kinderen des toorns geboren, onbekwaam tot eenig zaligmakend goed, geneigd tot kwaad, dood in zonden en slaven der zonde. En willen noch kunnen tot God niet wederkeeren, noch hun verdorvene natuur verbeteren, noch zichzelven tot de verbetering daarvan schikken, zonder de genade des wederbarenden Heiligen Geestes.

Wel is waar, dat na den val in den mensch eenig licht der natuur nog overgebleven is, waardoor hij behoudt eenige kennis van God, van natuurlijke dingen, van het onderscheid tusschen hetgeen eerlijk en oneerlijk is, en ook betoont eenige betrachting tot de deugd en tot uiterlijke tucht; maar zoo ver is het van daar, dat de mensch door dit licht der natuur zou kunnen komen tot de zaligmakende kennis van God, en zich tot Hem bekeeren, dat hij ook in natuurlijke en burgerlijke zaken dit licht niet recht gebruikt; ja, veel meer ditzelve, hoedanig het ook zij, op verscheidene wijze geheel bezoedelt en in ongerchtigheid ten onder houdt; en omdat hij zulks doet, zoo wordt hem alle onschuld voor God benomen.”

Ger.: Als wij zoo den doodstaat des menschen in het licht van Gods Woord bezien, zoo is het duidelijk dat er een Godsdaad in hem moet plaats hebben, zal hij weer als een goede boom vruchten voortbrengen. Deze Godsdaad wordt beschreven te zijn een wedergeboorte, een levendmaking, het steenen hart wegnemen en een vleeschen hart schenken, een geestelijke opwekking en opstanding, geroepen en getrokken te worden uit de macht der duisternis, enz.

Dit wonderwerk geschiedt naar het welbehagen des Vaders, op grond van Christus verdiensten, door de krachtige werking van Woord en Geest in de uitverkorenen: “Die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen,” Rom. 8:30.

In die levendmakende daad Gods of wedergeboorte in engen zin, is de zondaar geheel lijdelijk gelijk een kind dat in de natuur geboren wordt. God werkt en niet den zondaar. Levendgemaakt, is de zondaar niet langer lijdelijk volgens Paulus woord en de ervaring: “Werkt uw zelfs zaligheid uit met vreeze en beven; want het is God die in u werkt, beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen,” Fil. 2:13.

God openbaart Zijn vrijmacht in den tijd van het wederbaren des zondaars. Op verschillenden leeftijd wederbaart God het hart des zondaars, volgens de H. Schrift.

Hij is ook de machtige om voor- met- of spoedig na de geboorte te wederbaren door den Heiligen Geest. We denken om Samuel, Johannes den Dooper, Jeremia, het kind van Jerobeam en Timotheus.

Hij kan ook het hart van den ouden grijsaard wederbaren. Zou voor Hem iets te wonderlijk zijn? Enkele jaren geleden lazen we iets, omtrent een honderdjarigen grijsaard. Op zijn honderdste verjaardag zou hij toch eens ter kerk gaan. De leeraar, die bij die gelegenheid optrad, was het in het hart gegeven om te prediken over deze woorden: “Een jongeling zal sterven honderd jaar oud zijnde, maar een zondaar honderd jaar oud zijnde, zal vervloekt worden”, Jes. 65:20. Door deze woorden werd hij met vreeze en beven vervuld, kwam met de verloren zoon tot zich zelf, was van dood levend geworden en van verloren gevonden. Voor zijn dood, die, zoo wij meenen, twee jaren later plaats had, had hij vele blijken gegeven dat de Heere zaligmakend in Zijn hart werkte.

Wanneer wij spreken over den tijd der wedergeboorte, verschil ik met zeker Chr. Geref. schrijver in de “Wachter”, die onlangs schreef: “Ook volgens onze Dordtsche vaderen wordt hier (Jes. 46:3, 4 en kantteekening) duidelijk geleerd, dat het genadewerk des Heeren in Zijn uitverkorenen begint van af hun geboorte.” Daarna schrijvende over Ezech. 16:1-6, concludeert hij: “De wedergeboorte van Gods uitverkoren verbondskinderen grijpt plaats, neen, niet eerst op lateren leeftijd, maar op den dag hunner geboorte.

Dat is gewone regel.
Volgens het Verbond der genade.

Onze Dordtsche vaderen hadden dat wel goed begrepen.”

Hoe dat deze schrijver zich durft te beroepen op de Dordtsche vaderen, kan ik nog niet begrijpen. Hoe leven Gods uitverkorenen menigwerk niet in groote goddeloosheid voor hun bekeering, en dan is er toch een genadewerk in het hart. De drie duizend op den Pinksterdag bekeert door Woord en Geest, toch al wedergeboren, ja van hunne geboorte aan. Gingen de oogen eens open voor zulk een onbijbelsche verleidende leer!

Dus kan een uitverkorene een goede boom zijn van de geboorte door de wederbarende genade in het hart, en dan toch nog vele jaren stinkende vruchten voortbrengen. Heeft Jezus niet geleerd, dat een goede boom goede vruchten zal voortbrengen, en dat men ze aan hun vruchten zal kennen?

(Wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1938

The Banner of Truth | 6 Pagina's

SAMENSPRAAK TUSSCHEN WAARHEID EN GERECHTIGHEID

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1938

The Banner of Truth | 6 Pagina's