Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DIE VOLHARDEN ZAL TOT HET EINDE, DIE ZAL ZALIG WORDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DIE VOLHARDEN ZAL TOT HET EINDE, DIE ZAL ZALIG WORDEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(vervolg)

“Ik ben bereid, indien het u goeddunkt deze gebeden te hooren, dezelve voor u op te zeggen.”

Eenigen gaven te kennen, dat zij bereid waren die gebeden te hooren; en toen knielde Boudewijn en bad overluid met zulk eene vrijmoedigheid en vurigheid des geestes, dat eenige rechters bewogen werden. “Dit zijn,” vervolgde Boudewijn, na het gebed opstaande, “de dingen, die in onze vergaderingen geschieden.”

Zij werden naar den kerker teruggebracht en den volgenden morgen vreeselijk op de pijnbank uitgerekt en gegeeseld, opdat zij hunne broeders en zusters zouden aanwijzen. Maar neen, niettegenstaande zij ontzettend veel leden, noemden zij geen enkelen naam.

Vijf dagen later werd Robert met zijne vrouw en beide zonen weder voor de rechters gebracht en in verhoor genomen. Maar hunne belijdenis bleef dezelfde; en hoewel zij de teekenen der pijniging nog in het lichaam droegen, waren zij toch vroolijk en goedsmoeds. Zij sterkten zich in den Heere, hunnen God.

De jongste zoon, Maarten, en de vrouw van Oquier, werden weder naar den kerker gevoerd. De oude Robert en Boudewijn werden veroordeeld om levend verbrand te worden.

Met blijdschap hoorden zij het wreede vonnis aan. “Nog eenige dagen en wij zijn in den Hemel!” zeide Boudewijn tot zijn vader, “laat ons getrouw zijn en Hem, Die ons kocht met Zijn bloed, tot onzen jongsten snik blijven liefhebben.”

“Ja, dat zullen wij!” antwoordde de oude.

“Wat praat gij van den Hemel?” viel de rechter hem in de rede; “gij zult spoedig bij de duivelen in het heische vuur zijn!”

“Neen!” was het antwoord, “daar zal God voor zorgen. Gij kunt wel onze lichamen dooden, doch over ons geestelijk leven hebt gij geen macht.”

Eindelijk was hun sterfdag aangebroken. (Dit verhaal is wat verkort, Red.)

Vader en zoon waren in één kamer te zamen. Men sleepte den zoon de kamer uit.

“Ach, mijne vrienden!” sprak Boudewijn, zich nog eenmaal tusschen de gerechtsdienaars en de minderbroeders omwendende—“handelt toch niet zoo wreed met mijnen ouden, grijzen vader! Verhindert hem niet, om de kroon der martelaren te dragen; pijnigt hem niet te zeer; valt hem met uwe gesprekken niet meer lastig, maar laat hij sterven als Christen.”

“Weg, schelm!” schreeuwde de pater. “Beul! doe uw werk; ontzie noch de grijsheid van den ouden, noch de jonkheid van den jongen ketter! Beiden zijn zoo onder de macht des duivels, dat niets in staat is, om hen te bekeeren.”

Nu werd Boudewijn in een andere kamer gebracht, ontkleed, hem een zak buskruit om den hals gehangen en zoo voor de houtmijt gereed gemaakt. Eenige minderbroeders konden hunne blijdschap niet bedwingen. “Als ik uw broeder was,” zeide een hunner, “dan zou ik liever al mijne bezittingen verkoopen dan u als den zoon mijner moeder erkennen.”

“De Heere schenke u barmhartigheid, vriend!” was Boudewijns antwoord.

Nu was de vader aan de beurt. Onder het onzinnigst gelach en gesnap der halfdronken beulen en monniken werd de grijsaard ontkleed en evenals zijn zoon behandeld.

“Gij zijt toch niet zoo verstokt als uw zoon, niet waar?” zeide de pater zoetsappig. “Gij zult toch wel als Christen willen sterven en het Christusbeeld in uwe handen nemen? Dan murmureert het volk niet. Gij hebt immers uw hart tot God opgeheven, en dit kruis is immers maar van hout?“

“Ik wil uw kruis niet!” riep de grijsaard, “met uwe afgoderij heb ik niets te maken.”

Toen werd, ondanks zijn worstelen, het crusifix tusschen zijne handen gebonden. Maar toen zij weggeleid werden, rukte Boudewijn zich van de dievenleiders af, wrong zijn vader het kruis uit de handen en wierp het ver weg, met de luide betuiging: “Wij sterven als Christenen! Lieve vader! laat u in de laatste ure uws levens toch niet tot afgoderij verleiden!”

Het volk, dat in grooten getale opgekomen was, om den dood van Jezus’ getrouwen te zien, hoorde die woorden aan en zuchtte, doch zweeg.

Daarna werd Boudewijn het eerst aan den paal gesnoerd. “Vergunt mij, om voor het volk belijdenis van mijn geloof te doen!” vroeg hij zijnen beulen.

Het werd hem echter niet toegestaan. “Belijd uwe zonden aan uwen biechtvader!” was het antwoord; en zoo ruw mogelijk werden de touwen aangehaald.

Zwijgen kon hij toch niet; het gebed van David (Psalm 17) klonk uit volle borst de menigte in de ooren; en zijn grijze vader zong mede.

“Zou dat een ketter zijn?” vroeg het volk zich af. “Zou die jonge, krachtige man iets gedaan hebben, dat des doods waardig was?“

Het scheen, alsof een minderbroeder dat begreep. “Ja!” schreeuwde hij het volk toe. “Deze beide mannen willen u verleiden tot ketterij. Zij zijn afvalligen en beleedigden de Kerk, onze moeder en de heiligen.”

Nu verhief Boudewijn zijne stem en riep: “Arme man! wij zingen een lied van David. Noemt gij de liederen van Israëls zanger dwalingen? Het is Psalm 17, dien wij aanhieven; maar monniken, gijlieden weerstaat altijd den H. Geest.”

Toen werd de vader aan den paal gebonden.

“Houd moed, lieve vader!” riep Boudewijn hem bemoedigend toe. “Het is haast gedaan.”

“Ja!” antwoordde de grijsaard blijmoedig, met een hemelschen glimlach op het gelaat.

Daarna werd het vuur ontstoken.

“O, God! eeuwige Vader! laat toch de offerande van ons lichaam U welbehagelijk zijn, in den Naam van Uwen geliefden zoon!” zoo bad Boudewijn eenige malen. En toen hij het ten vierden male wilde doen, schreeuwde een minderbroeder, aan wien het te zien was, dat hij meer dan genoeg den bierkroes had aangesproken: “Gij liegt, schelm! God is uw Vader niet; de duivel is uw vader!”

Boudewijn antwoorde niet, maar wendde het hoofd een weinig ter zijde en sprak met een blij gelaat tot zijn vader: “Lieve vader ik zie den hemel geopend, en duizend millioenen engelen zweven rondom onze houtmijt. Zij ververblijden zich over de belijdenis, die wij voor de wereld hebben afgelegd, en zullen onze zielen straks dragen voor den troon des Lams. O, lieve vader! laten wij ons verblijden in de heerlijkheid, die ons door God is bereid!”

“Hoe?” riep dezelfde monnik weer. “Gij ziet mis! Ik ben een geestelijke, en ik zie de hel geopend, en duizend duivelen staan gereed, om uwe booze ziel in de plaats der pijniging te sleepen.”

Een eenvoudig ongeletterd lid der Hervormde gemeente, die nooit in de vergaderingen sprak en geen vrijmoedigheid had, om overluid in het gebed voor te gaan, werd, toen hij het lijden zijner vrienden zag en hunne belijdenis hoorende, in heiligen ijver ontstoken. Weldra staat hij achter de gewapenden, en verheft zich op zijne teenen, en blikkend over hunne schouders, schreeuwt hij zoo hard hij kan: “Die monnik liegt, lieve broeders! Ik ben een der uwen. Hier onder het volk staan er nog méér. Ook uit hunnen naam roep ik u toe: Strijdt vromelijk tot den einde! God is met u!”

“Grijpt hem!” schreeuwde de monnik; maar het was te laat. Vóór de wachters de hand op hem konden leggen, was hij onder de menigte verdwenen. Blijkbaar hadden zijne woorden de martelaren gesterkt. Aanhoudend vermaande de zoon den vader: “Houd goeden moed, lieve vader! Nog een kort lijden, en wij zijn in ons eeuwig huis.” En gedurig antwoordde de grijze: “Ja, Boudewijn! O! hoe zullen wij juichen, als wij bij Hem zijn!”

Eindelijk steeg de vlam op en verhief zich al hooger en hooger. Nog eenige malen riepen de martelaren: “Jezus Christus! Zone Gods! U bevelen wij onzen geest!” En toen lieten zij het hoofd op de borst zinken; hunne ziel ontvlood het lichaam. Zij hadden den goeden strijd gestreden en het geloof behouden en juichten voor Gods troon.

Wordt vervolgd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 1938

The Banner of Truth | 6 Pagina's

DIE VOLHARDEN ZAL TOT HET EINDE, DIE ZAL ZALIG WORDEN

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 1938

The Banner of Truth | 6 Pagina's