Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BRIEF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BRIEF

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geliefde Broeder in de hope des eeuwigen levens! De Heere zij met u!

Welk een kracht—en machteloos volk zijn wij in onszelven. Dat zegt niet alleen de H. Schrift op zoovele plaatsen, maar zoo leeren ’s Heeren kinderen zich ook kennen door de onderwijzingen van Gods Geest en zullen ze dan ook van harte bekennen dat Gods Woord de waarheid is. Ze komen ook tot die ware zelfkennis wanneer ze meenen dat ze sterk zijn, maar dan struikelen en vallen en dan in hun onmacht en ellende nederliggen. Zoo ging het Petrus. Hij meende, zichzelf verheffende, sterk te zijn in eigen kracht. Hij zou voor zijn Meester strijden en kon met Hem in den dood gaan. Toen hij echter in de verzoekingen beproefd werd, was het een geheel andere Petrus. Toen werd het gezien wie Simon waarlijk was en wat hij slechts doen kon van zichzelf:—zondigen, zwaar zondigen en zichzelf verwoesten. Had de Heere niet voor hem gebeden dat zijn geloof niet zou ophouden en was Hij als de Alvermogende niet te hulp gekomen om op te richten, wat ware er van een nietige en zwakke Petrus geworden?

Ik denk thans om het getuigenis van Abraham. Hij beleed voor het aangezicht des Heeren, dat hij stof en asch was. De man had zelfkennis en was in de ware gestalte der ziel. Wat is stof en asch? Hoe nietig en krachteloos! Dat we steeds, door de genade Gods, met zulk een oprechte belijdenis voor Gods aangezicht mogen verschijnen en wandelen. Dan zullen we in nederigheid en ootmoed wandelen op den hemelweg en ziende op onzen Koning van Israëls God gegeven, daarop wel eens met blijdschap aanheffen:

Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht;
Uw vrije gunst alleen wordt d’ eere toegebracht;
Wij steken ’t hoofd omhoog, en zullen d’ eerkroon dragen,
Door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen;
Want God is ons ten schild in ’t strijdperk van dit leven,
En onze Koning is van Israël’s God gegeven.

Schreef ik u in mijnen laatsten brief over de eeuwigheid Gods, hoe heerlijk is het te weten en van harte te gelooven, dat die eeuwige God ook de machtige, ja de almachtige is. Zoo is niemand Hem gelijk, noch in den hemel noch op aarde. Zoo is Hij boven alle schepsel verheven. Zoo kan Hij alles doen wat niet in strijd is met Zijne andere deugden. De dichter zegt: “Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt.”

Maria, de moeder van Christus, mag voor on mogelijkheden staan, maar de Engel sprak tot haar: “Geen ding zal bij God onmogelijk zijn.” O neen! er zijn geen onmogelijkheden bij een almachtig God. Christus sprak eens: “Wat bij de menschen onmogelijk is, is mogelijk bij God.”

Hoe groot kan de nood uitwendig zijn, ja, hoe groot inwendig, hoe donker en verlossing onmogelijk schijnen, maar zou voor den Heere iets te wonderlijk zijn? Op het noodgeschrei- van Zijn volk deed Hij wel groote wonderen ter verlossing. Onze Verlosser is sterk, HEERE der heirscharen is Zijn Naam. Bij de Roode Zee gelegerd scheen Israël niet te kunnen ontkomen, alle wegen waren toegesloten. Alleen de weg waardoor tot God te vluchten bleef open, en God uit den hemel baande een weg ter verlossing en mocht toen dat verloste volk zingen: “O HEERE, Uwe rechterhand is verheerlijkt geworden in macht; Uwe rechterhand, O HEERE, heeft den vijand verbroken.” Later mocht de dichter er van zingen:

God baande door de woeste baren
En breede stroomen ons een pad;
Daar rees Zijn lof op stem en snaren,
Nadat Hij ons beveiligd had.

Ik betwijfel het niet, Broeder, of ge hebt ook wel eens voor gesloten wegen gestaan, hetzij op uitwendig of inwendig gebied, en dat ge geen uitkomst zaagt; maar waar uw oog geslagen was op een almachtig God en alle verwachting van Hem, zijt ge in die verwachting niet teleurgesteld geworden. O, het volk des Heeren mag, ziende en hopende op een almachtig en getrouw God, voor gesloten wegen staande, met David wel eens aanheffen:

Maar de HEER zal uitkomst geven,
Hij, Die ’s daags Zijn gunst gebiedt;
’k Zal in dit vertrouwen leven,
En dat melden in mijn lied;
’k Zal Zijn lof zelfs in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht;
En mijn hart, wat mij moog’ treffen,
Tot den God mijns levens heffen.

Volgens de H. Schrift moet de almacht toegekend worden aan de Drie Goddelijke Personen in de Drie-eenheid. Daar hetzelfde Goddelijke Wezen alle Drie deze heerlijke Personen toebehoort, zoo is de Vader almachtig, de Zoon almachtig, en de Heilige Geest almachtig. Deze almacht der Drie-eenheid ontdekken wij in het Rijk der Schepping, maar ook in het Rijk der Herschepping. Hier is een ruim veld voor heilige en nuttige meditatie. O heerlijke Schepping! wonderlijk en onbegrijpelijk werk Gods. Wie kon ooit zulk een werk voortbrengen, dan alleen een almachtig en algenoegzaam God? Wie kan ooit zulk een groote Schepping in stand houden en besturen, dan alleen een almachtig God? Zijn vele schepselen niet vreeselijk blind, die in dat alles niets ontdekken van de almacht Gods? Zijn ze niet uitermate goddeloos waar ze die almacht loochenen en bestrijden? Waarlijk, al het geschapene vertoont de heerlijkheid van Gods almacht. Onze heerlijke Schepper is almachtig! Ik zal er van blijven getuigen, ik zal ze bewonderen en mij er in verblijden! Ja, ook over de almacht Gods zoo heerlijk geopenbaard in het Rijk der Genade. Dat gansche Rijk ligt gegrond en staat eeuwig vast in de almacht van God Drie-eenig. Daarom zullen de poorten der hel Christus’ Gemeente in der eeuwigheid niet overweldigen. Geen macht zal er tegen bestaan. Heerlijke troost voor een volk dat stof en asch is in zichzelf, een kracht- en machteloos konijnenvolk. In zichzelf kunnen ze geen oogenblik bestaan, maar in en door Gods eeuwige almacht zullen ze eeuwig bestaan, en die met psalmen loven.

In dat Rijk der Genade, zie ik overal en steeds de opgerichte toonbeelden van Gods almacht. Vele worden in onzen dierbaren Bijbel met name genoemd. Vooral wil ik bezien een Abraham uit Ur der Chaldeen, Rachab de hoer uit Jericho, een Manasse de bloedvergieter, de moordenaar aan het kruis, en een Saul van Tarsen de vervolger van Jezus’ kudde. Niet lang geleden viel mijn oog alhier op vier mannen, in hun eertijds diep gezonken in goddeloosheid, door niemand onder de menschen te stuiten, nu op het gezelschap van ’s Heeren volk en door een almachtig God verlost. O Broeder! dat we ook onszelven eens mogen bezien als een opgericht teeken van Gods wonderdoende en genadige hand, en dat we onzen machtigen Koning mogen verheerlijken. Aan allen in dat Rijk der Genade zien we vervuld: “Voor eenen doorn zal een denneboom opgaan, voor eene distel zal een mirteboom opgaan; en het zal Den HEERE wezen tot eenen Naam, tot een eeuwig teeken dat niet uitgeroeid zal worden.”

Hoe geheel anders is het met duizenden die ook zeker gelooven dat ze op den hemelweg zijn. Er is nooit een wonder van Gods almacht aan hen geschied. Ze zijn christelijk opgevoed, onderwezen in Gods Woord, hebben belijdenis gedaan dat Christus hun Zaligmaker is, gaan getrouw ten Avondmaal, en gelooven vast dat het wel met hen is voor de eeuwigheid. Ze worden steeds in zulk een bedrog opgebouwd en versterkt door letterknechten en blinde leidslieden. Hoe gekant en vijandig staan zulke menschen tegen het bevindelijk werk des Heiligen Geestes in de harten van Gods uitverkorenen. Geen wonder dat ze niet samen kunnen gaan. Hoe duidelijk beschrijft Bunjan dat ook in de Christenreize.

Mijn hart gaat er echter nog naar uit om het oog te slaan op Christus Jezus onzen Heere. Als Zone Gods is Hij met den Vader en den Heiligen Geest almachtig. Hij bezit hetzelfde Goddelijke Wezen. Als de heerlijke Middelaar Gods en der menschen is Hem gegeven alie macht in hemel en op aarde. Hij heeft een onuitsprekelijke heerlijkheid en majesteit van Zijnen Vader ontvangen, als loon op Zijnen bloedigen Middelaars-arbeid.

In Openb. 1:8 roept onze heerlijke Immanuel uit: “Ik ben de Alpha en de Omega, het begin en het einde, zegt de Heere, Die is, en Die was en Die komen zal, de almachtige.”

Onuitsprekelijke macht en sterkte openbaarde Hij toen Hij in eeuwige liefde de zaligheid onzer zielen verwierf. Hij getuigde: “En Ik zag toe, en daar was niemand die hielp; en Ik ontzette Mij, en daar was niemand die ondersteunde: daarom heeft Mijn arm Mij heil beschikt, en Mijne grimmigheid die heeft Mij ondersteund,” enz. Hij heeft aan het kruis ever hel en dood getriomfeerd, en drong het hart van den moordenaar binnen om satan te binden en er uit te werpen, en hem als een smeekeling aan Zijn voeten te voeren. Hoe blind waren de arme vijanden daarvoor.

Met Zijn opstanding riep Hij uit: “En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods.” Ziende op Zijn hemelvaart en zitten aan Gods rechterhand, zong de Kerk reeds van ouds: “Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te dee-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1939

The Banner of Truth | 12 Pagina's

EEN BRIEF

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1939

The Banner of Truth | 12 Pagina's