Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE WARE BLIJDSCHAP, VREDE EN RUST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE WARE BLIJDSCHAP, VREDE EN RUST

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 97:1a: “De HEERE regeert, de aarde verheuge zich.”

WIJ lezen in Jes. 29:19: “De zachtmoedigen zullen vreugd op vreugd hebben in den HEERE.” Dit is een verborgenheid voor ons van nature, doch een zalige ervaring van de Kerk des Heeren hier op aarde. Een stille en zachtmoedige geest is kostelijk voor God; heeft gemeenschap met God en verblijdt zich in God. Het is geen vrucht van onzen akker, maar van het bitter lijden en sterven des Heeren, door de Heilige Geest in onze harten gewerkt. Het is het goede werk, door God Zelf begonnen in Zijne uitverkorenen hier in der tijd, naar het eeuwig welbehagen des Vaders; en heeft ten doel om al de van eeuwigheid gekenden te formeeren tot Zijn lof en eere.

Alleen dat volk leert door genade God erkennen en liefhebben in alle Zijne wegen; proeven en smaken daarin dat de Heere goedertieren is en recht in al Zijne werken. Dit is geheel onmogelijk voor den natuurlijken mensch, maar een vanzelfsheid voor het kind Gods dat het leven Gods leert uitleven, daar de liefde Gods in het hart is uitgestort.

Ook wordt het dan de Mozes-keuze, om liever met Gods volk kwalijk behandeld te worden, dan voor een tijd de genietingen der wereld te hebben, ziende op de vergelding des genadeloons.

Wij dachten het goed, met ’s Heeren hulp, daarover nog iets te schrijven naar aanleiding van voornoemden tekst.

De Godsregeering de vreugde der Kerk.

God schiep den mensch naar Zijn beeld, goed en oprecht. In dien staat der rechtheid, leefde dat eerste menschenpaar niet zichzelf, maar Gode. Zij leefden dadelijk uit, de Godverheerlijkende waarheid: God het al en ’t schepsel het niet. Dit was des menschen hoogste zaligheid, God recht te kennen, te dienen en te verheerlijken om Zijns Zelfswil.

Maar helaas! in dien staat zijn zij niet staande gebleven. Door moedwilligen afval van God en gehoor te geven aan satan, heeft de mensch zich van al die gaven beroofd, en zijn wij in Adam ons Verbondshoofd allen gestort in een onuitsprekelijke ellende. De ellende van dezen jammerstaat is dat wij vol zijn van meeningen iets te zijn, daar we toch niets zijn dan enkel zonde en ongerechtigheid en alzoo vijandschap tegen God en Zijne hooge regeering. Nu zegt vader Ledeboer zoo terecht, dat het onze grootste ellende is onze ellende niet te kennen.

De Godsregeering is ons nu tot last en niet tot een lust. Nu willen wij zelf regeeren. Wij keerden ons een iegelijk naar zijnen weg, Jes. 53:6. Voorspoed en blijdschap in dezen rampzaligen weg, kan niets anders baren dan smart op smart, voor tijd en eeuwigheid. Komt het niet openbaar in onze dagen van grooten afval in kerk en maatschappij? Het zal echter het ’t beste zijn maar bij onszelven te beginnen, en door ontdekkende genade des Geestes, zullen wij de breuk in eigen hart vinden. O, wat gaat het om het meesterschap in onze dagen. Landen en volken worden er door verteerd. Doch het oordeel begint van het huis Gods. Dieper en dieper werkt Gods Kerk zich in verharding en verblinding. Wij dwingen Gods oordeelen van den hemel af. De Heere moge ons de schuld nog geven te aanvaarden, te erkennen en te belijden, en dat met een hartelijk leedwezen en evangelisch berouw, in verbrokenheid des harten.

De Heere werkt niet over de zonde heen en geeft Zijn eer niet aan schepselen. Hij haat alle werken der ongeloofs, inhoudende alles waar den mensch buiten God zijn vertrouwen in stelt. Vervloekt is de man die vleesch tot zijnen arm stelt. Hij zal zijn als een dorre heide in de wildernis. In dezen staat is God onze verschrikking en niet onze vreugde. Dan blijdschap te hebben dat er een God is, zooals Hij Zich in Zijn Woord aan ons geopenbaard heeft, is nu van ’s menschen zijde een onmogelijkheid geworden, daar we allen rechtvaardig onder de zonde liggen besloten, Gal. 3:22. Wat echter onmogelijk is bij den mensch, is mogelijk bij God.

De eerste beweegoorzaak van dat genadewonder in de ziel van Gods uitverkoren- doch in zichzelf verloren volk, is de eeuwige vrije souvereine verkiezing. Hij wordt gevonden van hen die naar Hem niet vraagden. De Kerk zingt: “Door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen.”

De verdienende oorzaak vinden we in het volbrachte werk van Jezus Christus. In Hem zijn wij volmaakt. Hij heeft met eene offerande in eeuwigheid volmaakt degenen die geheiligd worden. In geloofsvereeniging met Hem zijn ’s Heeren kinderen alleen bekwaam om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht. Door Hem alleen vrede en blijdschap in God. Verzoening en vrede met God in en door Jezus Christus, kan alleen onze grond zijn van de hope der zaligheid, van vrede en de hemelsche vreugde in den Heere.

Dit kan niemand deelachtig worden dan door den Heiligen Geest, Die ons heiligt en vertroosten kan. Het is God Die in ons werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen. De Heere bewerke ons door Zijnen Geest om een Drie-eenig God noodig te krijgen, om voor- en toebereid en bekwaam te maken voor een zaligheid die zal leiden tot de verheerlijking van een Drie-eenig God.

Dat God een verteerend vuur en enkel verschrikking is voor den van God vervreemden mensch, werd dadelijk gezien in Adam na den zondeval. Zij werden beide gewaar dat zij naakt waren, vluchtten van God weg en bedekten zich met vijgeboombladeren. Elke, door God ontdekte ziel, weet er iets van bij bevinding. De dichter van Psalm 77 getuigde: “Dacht ik aan God, zoo maakte ik misbaar.” Ook wij zoeken dan wel onszelven te bedekken door een wettische gehoorzaamheid, of steunen op gestalten, gebeden en tranen. Wij zullen dat alles van onszelven ook nooit loslaten, want wij kunnen niet naakt voor God verschijnen. Wat een voorrecht als de Heere het ons maar ontneemt en ons doet zien, dat het al zelfbehoud en zelfbedoeling is; ja, vijandschap tegen God en Zijn weg, en alzoo ook tegen onze eigene zaligheid. Dan mogen wij wel met den strop om den hals voor God geraken, en door het geloof in den Heere van leven en heerlijkheid schuilen en geborgen raken; in Wien alleen gerechtigheden en sterkte zijn en alzoo onze eeuwige dekking en versiering voor God in de zalige vrucht van gemeenschap, vrede en blijdschap in God. O, goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid, maar gerechtigheid redt van den dood. Indien ons hart ons niet veroordeelt zoo hebben wij vrijmoedigheid tot God, en mogen wij ons verblijden in Hem en Zijn regeering; ja, zelfs met Juda’s dochteren ons verheugen in Zijne oordeelen. Ons hart veroordeelt ons niet indien wij als veroordeelden in onszelven, des Heeren doen in alles goed en recht mogen keuren, ook Zijne oordeelen en de straffen onzer ongerechtigheden; maar dan daarbij ook mogen zien op Hem, onzen oversten Leidsman en Voleinder des geloofs Jezus, Dewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand van den troon Gods. De HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning.

O, wat zijn toch alle dwaze zelfbedekkingen en God te willen ontvluchten Egyptische rietstaven, die de handen doorboren. Mocht het Gods volk nog eens geschonken worden om zich eenparig voor God te verootmoedigen, en in hun binnenkamer te geraken met belijdenis van schuld, en om in heilige schaamte God gerechtigheid toe te kennen. Wij mochten nog eens bidders worden voor land, volk en overheid.

Gewis, de zonden van land, kerk, huis en persoon zijn groot, en het tergen van God roept om wraak. Doch het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt van alle zonden, en geeft ware vrede, ja zelfs onder de oordeelen Gods. Dan zingt de Kerk wel:

In de grootste smarten
Blijven onze harten
In den Heer gerust.

Zouden wij in den weg van Gods-miskenning en bespotting van Zijn hooge regeering, vrede en rust houden en nog vrij blijven van de verschrikkingen die aanstaande zijn? Het zou dan maar zijn tot meerdere verharding en een rijp maken voor zwaardere oordeelen. Zal nietig stof, Mij ’t hoogst gezag ontwringen?

O, alle koningen, dictators en machten der aarde, zijn minder dan een droppel aan den emmer en een stofje aan de weegschaal. Wie heeft zich ooit tegen God verhard en vrede gehad? Vernedert u dan onder de krachtige hand des Heeren, en Hij zal u verhoogen te Zijner tijd. Al des Heeren wegen zijn recht. De rechtvaardigen

zullen daarin wandelen, maar de overtreders zullen daarin vallen.

Wie wijs is, merk’ die dingen,
En geev’ verstandig acht
Op ’s Heeren handelingen,
Zoo vol van gunst als macht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1939

The Banner of Truth | 12 Pagina's

DE WARE BLIJDSCHAP, VREDE EN RUST

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1939

The Banner of Truth | 12 Pagina's