Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BRIEF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BRIEF

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(vervolg)

Hoe heerlijk toonde God heilig te zijn, de heiligheid te beminnen en tot heiligheid te willen brengen, in het zenden van Zijnen Zoon in deze wereld. Wie zal Zijn wijsheid en macht kunnen doorgronden, door Jezus als Borg en Plaatsvervanger volmaakt heilig uit de zondige maagd Maria te doen voortkomen. De engel Gabriël doelde er op, zeggende: “Dat Heilige dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden.” Zoo heeft de Vader Zich een heilig Altaar en Offer bereid—Zone Gods en Zoon des menschen. Als Borg en Plaatsvervanger is dit offer Christus echter niet rein gebleven. Een heilig en rechtvaardig God heeft al de onreinheden en gruwelen van de gansche Bruidkerk op Hem geworpen en Hem die toegerekend. Ge zegt: Liet Die reine Jezus dat toe, wilde Hij dat? Ja, dat wilde Hij in liefde tot de wil en heerlijkheid van Gods volmaaktheden, en in liefde tot het behoud van Gods uitverkorenen. Zoo is Hij met de misdadigers gerekend en is geschied wat Paulus zegt in 2 Kor. 5: “Dien Die geene zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.” Dit zijn heerlijke en veelzeggende woorden. Zoo is het geschied en geschiedt het nog in de dadelijke zaliging van zondaren.

Toen de offerende Hoogepriester de zonde en de straf der zonde in Zijn lichaam aan het kruis had gedragen en “Het is volbracht” deed hooren en zien dat er een eeuwige verzoening door volkomene voldoening was geschied, zoo is Hij na Zijne opstanding en hemelvaart gezeten aan de rechterhand Zijns Vaders, en is met Hem en in Hem begrepen de gansche Kerk volkomen rechtvaardig en heilig met Hem gezet in den hemel. Heeft Hij al hunne onreinigheden gedragen en die verzoend, zoo is Hij dan de heerlijke Verlosser Israëls. Op dat alles ziende, schreef ook Paulus aan de gemeente van Christus: “In Hem zijt ge volmaakt, Die het Hoofd is Zijner gemeente.” Zoo is er geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn; die niet wandelen naar het vleesch maar naar den Geest.”

Is de gansche uitverkoren Kerk in het lijden en sterven van Christus volmaakt voor het aangezicht des Vaders, zoo zal in de toepassing der zaligheid vervuld worden: “Die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heft Hij ook gerchtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft dezen heeft Hij ook verheerlijkt.” Hoe duidelijk ook in 1 Kor. 1:30: “Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing.”

In deze plaatsen ligt duidelijk verklaart wat onreine en walgelijke zondaren moeten ervaren en doorleven zullen ze weer de gemeenschap van een heilig God genieten en eenmaal den reinen hemel binnengaan. Christus, Die voor de zonde Zijns volks heeft geboet, is het Die hen in wedergeboorte, rechtvaardigmaking, heiligmaking en heerlijkmaking verlost van alle ongerechtigheid. Hij verlost van schuld en smet der zonde.

Het zal u bekend zijn, dat we in de Ceremonieele wetten van Israël veel lezen over bloed en water. Schuld moest geboet worden door bloed, onreinigheid moest weggenomen worden door water. Toen Jezus zijde en hart doorstoken werd aan het kruis en uit de wonde bloed en water vloeide, werd hetzelfde beteekend; en ons daardoor geleerd dat rechtvaardigmaking en heiligmaking beide uit Christus vloeien. In de rechtvaardigmaking door het geloof ontvangt een schuldig zondaar kwijtschelding van schuld en vergeving der zonde om het bloed van Christus; in de heiligmaking, die in de wedergeboorte een aanvang neemt en voortgezet wordt tot het einde des levens op aarde, wordt een zondaar geheiligd en gereinigd door de reine wateren of heiligende werkingen van Christus Geest. Als Paulus eenige gruwelijke zonden heeft voorgesteld, zegt hij daarna tot de Korinthiërs: “En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewasschen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd in den Naam des Heeren en door den Geest onzes Gods.”

O Broeder! wat een vreeselijk gemis, ziende er op dat wij met een heilig en rechtvaardig God te doen hebben, voor Wien ieder mensch eenmaal moet verschijnen, daar geen kennis aan te hebben; maar welgelukzalig toch allen die daar eenige kennis aan verkregen en die steeds sterk verlangen om in- en uitwendig meer geheiligd te worden, ten einde Christus gelijkvormig te worden en Hem welbehagelijk te zijn. Dit wordt toch in elke wedergeborene ziel gevonden. O, hoe gaarne zou ze hier al volmaakt heilig zijn! Ik weet het is ook uwe bede, de toevlucht nemende tot de Fontein geopend voor het huis van David en de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en de onreinigheid:

Wasch mij geheel, zoo zal ik witter wezen,
Dan sneeuw die versch op ‘t aardrijk nederviel.

Daar menige ziel onkundig is omtrent heiligmaking en waarin zich die al openbaart, dacht ik het nuttig het volgende over te nemen uit de geschriften van een onzer voorvaderen:

“Vele geloovigen twijfelen aan hunne rechtvaardigmaking, omdat zij niet vernemen, dat ze geheiligd worden; doch ‘t scheelt hun aan licht om te weten, wat heiligmaking is, zij stellen zich zelven zulke trap van heiligheid voor, en als ze tot dien trap niet komen, dan verwerpen ze de zaak zelve, die toch in alle ware geloovigen is. Deze hebben te weten, dat de heiligmaking zich in deze zaken openbaart. Namelijk: (a) Hoe een geloovige nader bij God is, en meer verzekerd wordt van zijne rechtvaardigmaking, hoe de begeerten naar eene zuivere gestalte des harten, naar vertooning van het beeld Gods, naar nederigheid, wijsheid, goedaardigheid en teederen wandel, in alles sterker en levendiger worden; hij kent of bemint geene heiligheid, dan die vloeit uit de verzoende vereeniging met God, en daardoor uit liefde tot, en vreeze voor God. (b) Zij vertoont zich in den haat en weerzin van het zondig hart, in den angst en vreeze voor te zondigen, in de smart, als hij gezondigd heeft, in de onrust des gemoeds, totdat men wederom afgewasschen is in Christus’ bloed. (c) Zij vertoont zich in veelvuldig zich te herstellen, en voor te nemen zich voor zonden te wachten; men bidt om kracht, en tracht zoo af te hangen van de leiding des H. Geestes. (d) In den afkeer van het wereldsch gezelschap; men kan het hart met die niet vereenigen; maar de uitgangen des harten zijn naaide godzaligen, die acht men hoog, heerlijk, die bemint men. (e) Zij vertoont zich in de algemeenheid; men geeft zich in de eene zonde geen meer vrijheid dan in de andere, zonde is hun zonde, groote of kleine neemt bij hen de natuur van zonde niet weg, zij zijn in ‘t hoofdzakelijke, ‘t welk is het doen tegen den wil Gods, gelijk; hoewel men in de eene zonde wel meer valt dan in de andere. (f) Zij vertoont zich in de sterke begeerte naar meer, en kan zich niet tevreden houden met dat weinigje, dat men heeft. ‘t welk is de honger en dorst naar gerechtigheid. (g) Zij vertoont zich in de dadelijke overwinning van vele zonden, in welke men tevoren leefde, ook zoo verre dat men ze zoo ras kan wegwerpen als ze opkomen; ja zelfs heeft men nu geene aanvechtingen tot vele van die. En die zonden, die meerder kracht hebben, die laat men niet vredig begaan, maar men bestrijdt ze( en in dezelve gevallen zijnde, zoo staat men weer op, ‘t zij rasser, ‘t zij langzamer, en men hervat den strijd. Uit deze allen zal een kleine kunnen zien, dat hij, om het missen van den bij zich zelven voorgestelden trap van heiligmaking, zijne rechtvaardigmaking niet heeft te verwerpen.”

Zoo blijkt het dat zij die versiert werden met het Beeld Gods, staan naar heiligheid zoo in- als uitwendig. Hoe hoogen trap ze in de heiligmaking ook bereiken, ze kunnen nooit met zichzelf voldaan zijn. Paulus had het ver gebracht, maar hij moest tot het einde over zichzelf klagen, maar mocht roemen in den Heere. We zullen met de heiligmaking nooit verder komen dan in de kreupelstraat. Jacobus moest getuigen: “Wij struikelen dagelijks in velen,” en David bad: “Schraag op dat spoor mijn wankelende gangen.”

Is een Drie-eenig God eeuwig volmaakt heilig, Hij zal ook al Zijn volk tot de volmaakte en eeuwige heiligheid brengen en dat naar ziel en lichaam beide. De teekenen der tijden leeren ons, dat Christus’ komst in heerlijkheid nadert, en allen uit de graven zullen opstaan. Dan zal Zijn Bruikerk gansch rein zijn en zal Hij ze den Vader voorstellen als een reine maagd, zonder vlek en rimpel. Hoe blijde zal dat volk dan zijn. Ze kunnen zich dan niet meer verontreinigen. Zoo kunnen ze eeuwig bij Dien heiligen en volzaligen God wonen. Een hemel en aarde beërven zonder zonde, smetteloos rein. Hoe gansch anders zal het dan zijn, dan thans op aarde en in de wereld. Wat een onreinheid en gruwelijkheid. Hoe vreeselijk openbaart de mensch der zonde zich. Een onreine zondevloed gaat over de aarde, die eenmaal zoo rein was. Wat kan dat een ziel bedroeven, die een heilig God en de heiligheid bemint. Maar hun droefheid zal tot eeuwige blijdschap worden. De Heere heeft beloofd, Broeder, ook onze tranen voor eeuwig te drogen.

Dat vele zondaren, die nog de onreinheid beminnen en een heilig God niet kennen en liefhebben, geheiligd mogen worden door den Geest onzes Gods; en dat de kinderen Sions, nu zoo den aarden flesschen gelijk geworden, meer in godzaligheid mogen uitblinken, totdat zij hun wensch verkrijgen. Mocht het ons tot troost en blijdschap zijn, dat van ons en al dat lieve volk van God zal getuigd worden: “Zij hebben hunne lange kleederen gewasschen en hebben hunne lange kleederen wit gemaakt in het bloed des Lams. Daarom zijn zij voor den troon Gods en dienen Hem dag en nacht in Zijnen Tempel; en Die op den troon zit, zal hen overschaduwen.”

Zijt gegroet en Gode bevolen.
Uw metgezel op den smallen hemelweg,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1940

The Banner of Truth | 16 Pagina's

EEN BRIEF

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1940

The Banner of Truth | 16 Pagina's