Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CHRISTUS TOT WIJSHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CHRISTUS TOT WIJSHEID

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Cor. 1:30, 31: “Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God,” enz.

TOEN Paulus zonder Christus zijn weg voortzette naar de eewigheid, wandelde hij als een Farizeër in zelfverheffing. Zijn beeld wordt geteekend in den Farizeër van de gelijkenis, Lukas 18:10. Toen het Gode behaagde hem staande te houden in zijne vrome wandeling naar het eeuwig verderf, en Zijn Zoon in hem te openbaren, toen kwam hij in zelfverfoeiing en mocht hij Christus alom verheffen als de gegevene des Vaders, vol van genade en waarheid.

Op Christus doelende in bovengenoemde woorden, verheft hij Hem als de Fontein der wijsheid. Zoo is Hij van den Vader geworden, zoo heeft de Vader Christus bereid. Het heeft Gode behaagd, dat alle de volheid der Godheid in Hem lichamelijk zou wonen. Eeuwige liefde en ontferming des Vaders, om Christus te geven als een Fontein van oneindige wijsheid voor dwaze en blinde schepselen. Hierin ligt de eeuwigheid, opdat zij behouden zouden worden.

Zoo alleen kon de Vader Zijne uitverkorenen behouden en tot zaligheid brengen. Hebben ze niet alle wijsheid en kennis verloren in de bondbreuk Adams, zoodat ze nu in hun dwaasheid en blindheid beneden het redelooze dier staan? De Heere getuigde van Israël: “Een os kent zijnen bezitter, en een ezel de kribbe zijns Heeren; maar Israël heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet,” Jes. 1:3. Zou het ook noodig zijn om met deze heerlijke Fontein in aanraking te komen en daaruit bediend te worden? Dan wordt de grootste dwaas wijs; dan wordt hij van zijn dwaasheid genezen; dan wordt hij wijs om zichzelf te kennen en met den wijzen Agur te getuigen: “Voorwaar, ik ben onvernuftiger dan iemand, en ik heb geen menschenverstand.” Zulke men-schen zijn leerlingen op de school van Christus den grooten Leermeester, en zullen, hoeveel en hoelang ze ook door Hem zijn onderwezen, nog gedurig tot Hem opziende, bidden: “Heere, leer mij!” Mozes bad: “Leer ons alzoo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.” David bad: “HEERE, leer mij den weg Uwer inzettingen, en ik zal hen houden ten einde toe. Geeft mij het verstand, en ik zal Uwe wet houden, ja ik zal ze onderhouden met ganscher harte.” enz.

Christus is de Fontein van alle natuurlijke wijsheid en kennis. Hij deelt die mede ten goede aan de menschen, in die mate zooals Hij verkiest. Het misbruik daarvan is uit den bedorven mensch; en is hij niet verantwoordelijk? In dat opzicht maakt hij de menschen ook geleerder dan de beesten der aarde, en wijzer dan het gevogelte des hemels, Job. 35:11.

Christus is van God gesteld en gegeven als de Fontein van alle geestelijke wijsheid en kennis. Die wijsheid en kennis is noodig tot zaligheid. Die wordt zeer hoog in waarde verheven door Job, als hij vragend en onderwijzend getuigd: “De mensch weet hare waarde niet, en zij wordt niet gevonden in het land der levenden. De afgrond zegt: Zij is in mij niet; en de zee zegt: Zij is niet bij mij. Het gesloten goud kan voor haar niet gegeven worden, en met zilver kan haar prijs niet worden opgewogen. Zij kan niet geschat worden tegen fijn goud van Ofir, tegen den kostelijken Scholam, of den Saffier. De wijsheid dan, van waar komt zij? en waar is de plaats des verstands?” Job 28.

Vraagt Job: “Maar de wijsheid, van waar zal zij gevonden worden? en waar is de plaats des verstands?” Paulus wijst heen naar de rechte plaats in de woorden onder behandeling; wijst heen naar de bron der oneindige wijsheid en kennis. Naar Hem, die van ouds getuigde, opdat blinden en dwazen het naar Hem zouden heenwenden: “Roept de Wijsheid niet en verheft niet de verstandigheid Hare stem? Op de spits der hooge plaatsen aan den weg ter plaatse, waar paden zijn staat Zij; aan de zijde der poorten, vooraan de stad, aan den ingang der deuren roept Zij overluid: Tot u, o mannen! roep Ik, en Mijne stem is tot der menschen kinderen. Gij slechten verstaat kloekzinnigheid, en gij zotten! verstaat met het hart.” enz.

“Die ons geworden is wijsheid van God.”

In deze woorden zien we Christus als den grootsten Profeet en Leeraar ter gerechtigheid. Wie is een Leeraar als Hij? Die niet leert als Farizeën en Schriftgeleerden, maar als macht-hebbende. Aan Wiens voeten Maria gaarne mocht nederzitten. Gij ook? Als een dwaze en blinde in uzelven? Dan zijt ge in beginsel al wijs geworden ter zaligheid. Het is al groote wijsheid om tot Hem te komen en als een leergierige aan Zijne voeten te zitten, met de bede: Heere, leer Gij mij!

Hij is tot wijsheid geworden voor al de Zijnen, Hem van den Vader gegeven. Al Zijne kinderen zullen van den Heere geleerd zijn. Allen zullen door Hem bij aan- en voortgang verlost worden van hunne groote dwaasheid, en bediend worden met geestelijke en hemelsche wijsheid. Zoo is Hij als een dienende Jezus in hun midden. Was Hij zoo niet in het midden van Zijne discipelen? Was het niet noodig om ze steeds te bedienen? Hoe dwaas was en deed een Petrus nog, toen hij al drie jaar op de school van Jezus was geweest. Hoe is het met u, volk des Heeren? Blik eens achteruit. De Heere geve u licht. Zult ge dan een steen op Petrus werpen? Moet ge uzelven dan niet ver-oordeelen vanwege al uwe dwaasheid na ontvangene genade?

Christus geworden tot wijsheid. Laten we het nader bezien hoe Christus dat volk tot wijsheid wordt, en de heerlijke vrucht daarvan.

Heeft ieder mensch in het verzondigde Paradijs alle wijsheid, kennis en recht verstand verloren, zoodat hij met recht een verstandelooze is geworden; zoodra Christus als de Fontein dei-wijsheid door Woord en Geest in hem nederdaalt, komt hij tot ware wijsheid en verstand. Een goddeloos man zeide eens, toen God zijn vrouw krachtdadig bekeerde: “Mijn vrouw heeft haar verstand verloren.” Zij sprak: “Man, nu heb ik pas recht mijn verstand gekregen.” Is het u ook al zoo gegaan? Ach! dat het menig zondaar zoo ging wiens vermaak in de wereld is; maar ook menig zondaar die zijn vermaak heeft in godsdienstige inbeelding en meening, in op-pervlakkigheid en dwaling.

Hoe was het de Corinthiërs gegaan? Leefden zij niet in afgodendienst en vreeselijke dwaling? Toen het Gode behaagde Zijn knecht Paulus onder hen te zenden, toen kwam onder zijn prediking Christus als de Fontein der wijsheid door Woord en Geest in hun hart, en ze werden wijs ter zaligheid. Hoe Christus hen tot wijsheid is geworden, zal neder blijken uit het volgende:

In de wedergeboorte wordt Christus een zondaar tot wijsheid. Dan komen er geestelijke en hemelsche onderwijzingen, ontdekkingen en verlichtingen. Er komt een groote innerlijke verandering. In de levendmaking begint God inwendig te werken. Dat is noodig zal er inwendig ooit iets goeds tot stand komen. Als Hellen-broek in zijn vraagboek vraagt: “Is er dan in den mensch iets te veranderen?” is het antwoord: “Ja; verstand, wil, hartstochten en wandel.” En verder: “Hoe zijn die van nature?” “Het verstand is verduisterd, de wil is verkeerd, de hartstochten zijn ongeregeld, de wandel is zondig.” “Hoe worden die dan door de inwendige roeping?” “Het verstand wordt verlicht, om God te kennen in Zijne algenoegzaamheid. Jezus in Zijne dierbaarheid, en zichzelven in zijne vloekwaardigheid. De wil om God te dienen en te verheerlijken. De hartstochten gezuiverd, om de zonde te haten, daarentegen God te beminnen als het hoogste goed, en een lust tot alle heiligheid.”

Is Christus een zondaar tot wijsheid geworden van God, Die lust heeft in zijne behoudenis; dan verlaat hij de wegen der zonde en des verderfs en keert tot God weder gelijk de verloren zoon tot zijnen vader wederkeerde. Hij betreurt het, dat hij ooit God heeft verlaten en zoo zwaar tegen Hem gezondigd met gedachten, met woorden en werken. Hij beweent niet alleen zijne zonden, maar belijdt ze in oprechtheid voor Dien God tegen Wien hij heeft misdaan. Het is de taal van het verbrijzelde gemoed:

’k Wil mijn misdaan, die U tergen,
Niet verbergen;
Ik bedek voor U die niet;
’k Ben vanwege al mijn zonden,
Die mij wonden,
Vol van kommer en verdriet.

Is het ook niet wijsheid, dat hij de zonde gaat haten, laten en bestrijden? hoewel hij al spoedig bemerkt tot zijne groote spijt, dat hij daarin niet volmaakt is, noch worden zal op aarde.

Het is ook een daad van wijsheid en goed verstand, dat hij nu den Heere in oprechtheid des harten kiest, om voor Hem te leven, te leven tot Zijne eer en heerlijkheid, en tot stichting van den naasten. Het zal ook nooit berouwen dat hij in een verbond kwam met den God Israëls, en als Mozes de zijde van het verdrukte volk koos. En dat alles onvoorwaardelijk: Al was er geen hel tot straf en geen hemel tot belooning. Hij wil, onder beding van genade, nu steeds den hoo-gen God kinderlijk vreezen, want God gesproken heeft: “Zie, de vreeze des Heeren is de wijsheid, en van het kwade te wijken is het verstand,” Job 28:28.

Gevoelende de liefdebanden, die aan Gods volk binden, getuigt hij:

Onuitsprekelijke banden,
Een van geest en een van zin;
Al was ’t volk van verre landen,
’t Harte smolt toch samen in.
Elk verhaalt zijn weg en zaken;
Hoe hem Jezus is ontmoet:
Ondertusschen ziet gij blaken,
Hunne ziel in liefde zoet.

Ook daarin openbaart de geschonken wijsheid zich, dat hij sterk begeert met God verzoend te worden, smartelijk gevoelende dat hij door de zonde in een onverzoende betrekking staat en den toorn Gods heeft ontstoken. Nu kan het zijn, dat hij daarin zijn dwaasheid openbaart voor zekeren tijd, om de verzoening en de bevrediging met God te willen bewerken en verkrijgen, door tranen, beweegoffers, het onderhouden der geboden, enz.; maar gaat de Opperste Wijsheid hem nader onderwijzen, zoo wordt dat alles hem tot groote dwaasheid en smart. De wet wordt een tuchtmeestes tot Christus, opdat hij door het geloof zal gerechtvaardigd worden. Dan in dezen verlicht, gaat hij als een “vredemaker” vrede met God maken door Christus, als de Middelaar Gods en der menschen. Er komt een hongeren en dorsten naar Christus en Zijne gerechtigheid. Geloovig vlucht hij bij tijden tot Christus, met verloochening van alles buiten Hem. Hij kan niet rusten voor dat hij door Christus de verzoening met God verkregen heeft, en door Christus en Zijne gerechtigheid een vrijen toegang tot Vader heeft met vertrouwen.

Het is ook de wijsheid uit Christus, dat hij Hem niet alleen noodig heeft als zijn Jezus, maar ook als zijn Christus: Tot Profeet, Priester en Koning. Het wordt hem duidelijk, hoe noodig steeds ambtelijk door Christus bediend te worden, tot welzijn van de ziel. O, God, Drie-eenig te kennen, te bezitten en te genieten! Om in de liefde te wandelen, gelijk Christus een voorbeeld heeft nagelaten!

Hoe meer dat Christus Zijne wijsheid in de ziel doet vloeien, te meer zal deze bevoorrechte zondaar toenemen in de kennis van God Drie-eenig, maar ook in zelfkennis, tot diepe vernedering en verootmoediging voor het aangezicht des Heeren. Dan getuigt Paulus, dat hij “niets” is. Wat wordt hij ontdekt aan de vreeselijke dwaasheid van zelfverheffing en deszelfs wrange vruchten! Hij wordt bang van zichzelf en gaat bidden:

Weerhoudt, o HEER, Uw knecht,
Dat hij zijn hart niet hecht
Aan dwaze hoovaardij;
Heerscht die in mij niet meer,
Dan leef ik tot Uw eer,
Van groote zonden vrij.

Het is ook wijsheid, dat hij gedurig van zichzelf afziende het naar Gods genadetroon wendt met gebed en smeeking. Dat hij een bidder is ten goede voor land en volk, voor jong en oud, voor overheid en onderdaan. Hij houdt er een bidvertrek op na, en zijn wierookaltaar reist overal met hem mede. In afzondering vermengt hij zich in alle bestendige wijsheid, Spreuk. 18:1.

Het Boek der boeken is hem dierbaar, en het biddend onderzoekende wordt hij wel eens ingeleid in de verborgenheden van Gods Woord en Koninkrijk. Zoo neemt hij toe in wijsheid, kennis en verstand, met de belijdenis dat hij nog zeer weinig weet en kent. Dat hij nog zoo blind is in ’s hemels wegen.

In Vaderlijke kastijdingen en smartelijke beproevingen, deelt Christus hem ook wijsheid mede. O, wat werd een David en Job in zulke wegen en handelingen Gods, aan veel dwaasheid ontdekt en van veel dwaasheid genezen. De Naam van de Opperste Wijsheid is wonderlijk.

Wijsheid zonder eind noch paal,
Zijn Gods wegen al te maal.

In het voornoemde is slechts een weinig aangetoond, hoe Christus Zijn volk van Gode tot wijsheid is geworden, en wat er geschiedt als Christus als de Wijsheid Zich in het hart van een dwaas en blind zondaar openbaart. Dan wordt de onvruchtbare boom, vruchtbaar ten goede. Uit het voornoemde bleek ook, dat in dit leven het maar alles ten deele is. Na dit leven komt echter de volmaaktheid. Hoe heerlijk zal dan Christus al de Zijnen tot wijsheid zijn! Dan zal er geen dwaasheid en onkunde meer over zijn. Dan geen verschil van opvatting meer. Dan vol, eeuwig vol, van de ware wijsheid uit Christus. Dan eeuwig den Drie-eenigen God kennen, gelijk zij gekend zijn. Dan zal geen kastijdende roede en vurige oven meer noodig zijn, om van dwaasheid te genezen en door lijden te heiligen. Heerlijke toekomst voor Gods volk in eeuwige heerlijkheid!

O, dat vele dwaze en blinde zondaren met deze Fontein der wijsheid in verbinding kwamen! Hoe groot is de blindheid en onkunde onder openbare wereldlingen en godsdienstige menschen! Hoe groot de blindheid en dwaasheid onder overheden en leiders der kerk! Hoe groot is de breuk, wie zal ze heelen?

O wereldling, gaat niet door in uw blindheid en vervreemding van den alwijzen God. Wee uwer, als ge daarin eeuwig zult omkomen! Ach! dat ge intijds wijs mocht worden ter zaligheid. De Heere zij u genadig. Verlaat de slechtighe-den en leef!

Jeugd en jongelingschap mocht ook bediend worden uit de heerlijke Fontein der wijsheid. O, hoe ontzettend de onkunde en blindheid! Hoe ontzettend de dwaling, de leugen geloovende. Hoe vreeselijk zal het zijn als de oogen zullen opengaan voor dwaasheid en bedrog, als de dood zal overvallen. Ach, dat men vroeg mocht lee-ren vluchten tot de Fontein Christus Jezus. De Opperste Wijsheid roept alom om tot Hem te komen.

Is Christus nooit op voornoemde wijze min of meer u van God tot wijsheid geworden, en meent ge toch dat het wel is met u op weg naar de eeuwigheid; o, gaat niet door in zelfbedrog. Denk met ernst om de dwaze maagden en den dwazen bouwer uit het Evangelie. Denk aan hun noodlottig einde. Het zal u tot wijsheid zijn om steeds met David ernstig te bidden: “Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijne gedachten; en zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg.”

Zeer bevoorrecht en gelukkig zijt gij, indien ge uit de Fontein der wijsheid Christus Jezus, steeds bediend wordt. Zoo Deze u van God tot wijsheid is geworden. Uw hart zij vervult met verwondering en ware dank erkentenis. Met behoefte dat Christus Zich steeds meer als de Opperste Wijsheid in uw binnenste openbare. Zoo gaat meer en meer verdwijnen wat gij in een gevallene Adam zijt deelachtig geworden. Zoo zult ge gaan van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest. Zoo zult ge meer schijnen als een lichtende ster in een duistere wereld. Dan wandelen in alle nederigheid en kinderlijke kleinheid, gevende Gode alleen de eer. Dan zult ge uw verlustigen in den Allerhoogste en in de werken Zijner handen. Dan zult ge strijden in Christus’ kracht tegen satan, wereld en zonde, totdat uw sterfdag uw kroon-dag zal zijn.

De Heere doe ons allen Hem kinderlijk vreezen in deze booze tijden. De vreeze des Heeren is het beginsel der wijsheid.

Des HEEREN vrees is rein;
Zij opent een fontein
Van heil, dat nooit vergaat.
Zijn dierb’re leer verspreidt
Een straal van billijkheid,
Daar z’ alle onwaarheid haat
Z’ is ’t menschdom meerder waard,
Dan ’t fijnste goud op aard;
Niets kan haar glans verdooven:
Zij streeft in heilzaam zoet,
Tot streeling van ’t gemoed,
Den honing ver te boven.
Wordt vervolgd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1944

The Banner of Truth | 16 Pagina's

CHRISTUS TOT WIJSHEID

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1944

The Banner of Truth | 16 Pagina's