Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZALIG ZIJN DE ZACHTMOEDIGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZALIG ZIJN DE ZACHTMOEDIGEN

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mattheus 5:5: “Zalig zijn de zachtmoedigen; want zj zullen het aardrijk beerven.”

ZACHTMOEDIGHEID is een sierlijke deugd, die inzonderheid een Christenmensch versiert. Zou ongetemde drift, toornigheid en onverdraagzaamheid een Christen, die een volgeling van den zachtmoedigen Jezus is, niet vreeselijk ontsieren? Wandelt hij in het kleed van kwaadheid en boosheid, twistgierigheid en onverdraagzaamheid, mag dan niet terecht gevraagd worden: Waarin vertoont hij het beeld van zijn Meester? Is hij wel waarlijk met den Geest van Christus gedoopt, om in den geest van Christus te wandelen ? Moet een Christen niet min of meer het beeld van Christus vertoonen ?

Dit mogen we vaststellen: Die niets van de inwendige en uitwendige zachtmoedigheid openbaart, mist den Geest van Christus en is zijn Beelddrager niet. Die geloofsvereeniging met Christus als het verheerlijkte Hoofd heeft en één met Hem is, zal Zijn beeld vertoonen in nederigheid en zachtmoedigheid. Die een leerling en volgeling is van het zachtmoedige Lam Gods, wordt door Hem geleerd zachtmoedig en nederig te zijn, en rust te vinden voor zijne ziel. De vrucht van kwaadheid en onstuimigheid is beroering; de vrucht van zachtmoedigheid is vrede en zielerust. Christus heeft gesproken, en een zegen voor ons en anderen als we Zijn les ter harte nemen en door genade betrachten: “Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult ruste vinden voor uwe zielen.” De volgelingen van Jezus moeten in dit opzicht ook nog veel van hun Meester leeren; die overwinning en inwinnend zijn toegeroepen door den grooten Meester: “Volg Mij.”

Christus, als het zachtmoedige Lam Gods, mocht ons steeds en meer ten voorbeeld zijn. Heeft Hij ons in de Heilige Bladeren niet een heerlijk voorbeeld nagelaten? Paulus had als zoodanig steeds het oog op Hem, en kon door genade getuigen: “Weest dan mijne navolgers, gelijk ik van Christus.” Dat Christus zeer zachtmoedig en nederig zou zijn, was voorspeld in Jesaja 53. We halen slechts aan vers 6 en 7: “Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijnen weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheden op Hem doen aanloopen. Als dezelve geeischt werd, toen werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijnen mond niet open! als een lam is Hij ter slachting geleid, en als een schaap dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzóó deed Hij Zijnen mond niet open.” Welgelukzalig allen die Zijne voetstappen mogen drukken. Wonderlijk heeft Hij Zijne verdrukte en vervolgde schapen bediend met de genade van zachtmoedigheid en lijdzaamheid. We denken om zoovele martelaren, de “slachtschaapkens” van Christus. We zagen eens in een slachterij hoe schapen gedood en geslacht werden. Hoe geduldig en stil ondergingen ze den dood. Niet het minste geluid werd gehoord. Zoo stonden vele martelaren tegenover hunne rechters, beulen en moordenaars: Geen gerucht van misbaar, toornigheid of murmureering werd gehoord. In alle zachtmoedigheid en stilheid ondergingen ze de grootste mishandelingen en stierven in de vertooning van het beeld huns Meesters.

Zachtmoedigheid is die gesteldheid des harten waardoor we verongelijkingen en ergernissen ons aangedaan met kalmte en stilheid dragen en verdragen, zonder dat we in drift en toorn ontsteken, of op wraak belust zijn. Om hen die ons verongelijken, schande en schade aandoen, in alle hartelijkheid en vriendelijkheid te behandelen en zelfs onze vijanden wel te doen, zooals Jezus vermaande, zeggende: “Hebt uwe vijanden lief, zegent ze die u geweld doen en u vervolgen; opdat gij moogt kinderen zijns uws Vaders Die in de hemelen is.”

Het kan niet ontkend worden, dat er in sommige menschen een natuurlijke zachtmoedigheid of zachtaardigheid zich bevindt, die in deszelfs openbaring wel beschamend kan zijn voor menig kind des Heeren met moeilijk karakter. Toch is die natuurlijke zachtmoedigheid onderscheiden van de inwendige zachtmoedigheid des harten van het kind des Heeren, die een vrucht des Geestes is: “Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid.”

Het kind des Heeren er aan ontdekt wordende, dat het deze genadedeugd in alle verdrukkingen en bleedigingen, niet van zichzelf bezit, zal den Heere er om bidden om daartoe Zijne genade te schenken. Ze moeten met Paulus belijden: “Ik vermag alle dingen, door Christus Die mij kracht geeft.” O, bange worsteling en strijd bij tijden tegen alles wat zich van binnen stelt tegen zachtmoedigheid en nederigheid. Een visschersvrouw moest gedurig bidden: “Heere, laat de vlammen er niet uitslaan.”

Heerlijke zachtmoedigheid, heerlijke stilte en kalmte des gemoeds onder alle verdrukkingen en onrechtvaardige behandelingen, het alles geloovig overgevende in de hand van Hem Die rechtvaardiglijk oordeelt en een ieder zal vergelden naar Zijn doen. Dan niet eigen rechter willen zijn, en te vergelden kwaad voor kwaad.

Heerlijke zachtmoedigheid tegenover den naaste! In liefde zich tegenover hem zich gedragend, zooals Christus ons een voorbeeld gegeven heeft.

De zachtmoedigheid mogen we beschouwen als een dochter van de liefde tot God en den naaste. Zoo doet Paulus het voorkomen als hij schreef: “De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen;” enz. Door de liefde verloochent de Christen zichzelf, om Gods wil te volbrengen. Veel zelfverloochening is noodig in de beoefening van zachtmoedigheid. Een blik in Jesus’ leven doet ons dat duidelijk zien. Hoort Dien dierbaren Borg in de vreeselijkste mishandelingen eens bidden aan het kruis voor Zijne vijanden: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.”

Volk des Heeren, hebt ge al in dezen gelijkvormigheid aan uw verheerlijkt Hoofd gekregen? Is dat uwe bede gedurig? Zullen niet allen die godzalig willen leven, vervolgd worden? Des Heeren oprechte kinderen en knechten zullen oprechte vrienden hebben, maar zullen ook bittere en listige vijanden hebben, die ontbloot zijn van alle ware liefde en mededoogen.

We moeten de zachtmoedigheid ook beschouwen als een vrucht of gevolg van nederigheid en ootmoedigheid des harten. Zachtmoedig en nederig te zijn worden saamgevoegd in de H. Schrift. Die hooge gedachten van zichzelf heeft en in trotschheid wandelt, is vlug geneigd tot toorn en wraak; die in nederigheid voor God wandelt, die gedurig zich met Job moet verfoeien en berouw hebben in stof en asch, die denkt laag of gering van zichzelf en neemt de beleedigingen niet hoog op. Kan het overgeven in de handen van den Hoogsten Rechter. Van een dienstknecht des Heeren die tot zekere plaats zou komen, werd eens verachtelijk gzegd: “Wat moet deze doode hond hier doen.” Hij dit hoorende, was niet beleedigd, maar mocht er een goed gebruik van maken, en was het zulk een groot wonder dat de Heere met hem, als met een kreupele Mefiboseth, zulke groote bemoeienissen wilde maken.

Het voornoemde zien we bevestigd in het leven van Mozes, van wien we lezen Numeri 12:3: “Doch de man Mozes was zeer zachtmoedig, meer dan alle menschen die op den aardbodem waren.” Vooral achter de schapen van zijn schoonvader, had hij de les van zachtmoedigheid geleerd. Wonderlijke lessen geeft de Meester aan de Zijnen om ze van dwaas wijs te maken. Hij leidt ze menigmaal in kruislijden, opdat ze geoefend zullen worden in zachtmoedigheid en lijdzaamheid. In hunne verdrukkingen, angsten en pijnen, wordt de lijdende en opofferende Borg wel voor den geest gebracht zooals Hij zich gedroeg in Gethsemane, in Jeruzalem en op Golgotha, en krijgen ze een beschamende maar ook opwekkende les. O, dat Gods kinderen veel aan de voeten van Christus mogen nederzitten en biddend op Hem staren, om van Hem de les van zachtmoedigheid te leeren. Zijne genade alleen is daartoe genoeg; Zijn kracht wordt in zwakheid volbracht.

De zachtmoedige is in staat om met alle geduld en liefde anderen te onderwijzen, te vermanen en terecht te wijzen. Wordt de zachtmoedigheid gemist dan gaat dit alles wel in hardheid, onverschilligheid en bitterheid. Wat was de nederige Monica zachtmoedig en liefderijk, oprecht en getrouw, tegenover haren verafgeweken en dwalenden zoon Augustinus.

Met de zachtmoedigheid is niet in strijd heilige ernst en scherpheid in het vermanen en bestraffen, van hen die in snoode onboetvaardigheid voortgaan, zich verharden en verstokken, huichelachtig zich gedragen, de arme zielen der menschen pleisteren met looze kalk, hen doen dwalen in de leer der zaligheid, met geweld of op listige wijze en om vuil gewins wil de kerk meer en meer verbrokkelen.

Om dit te staven willen we wijzen naar de Profeten des Ouden Verbonds, de Voorlooper van Christus, Johannes den Dooper, en op de volmaakt zachtmoedige Jezus, Die het niet ontzag om de listige verleiders onder het Jodendom met ernst en scherpheid te bestraffen en het het oordeel Gods aan te zeggen. In navolging van zijn Meester handelde ook Paulus zoo, gelijk zijne brieven getuigen.

Terecht wijst zeker schrijver op een aangewende zachtmoedigheid en liefde, waarbij alle oprechtheid en getrouwheid gemist wordt. Hoe noodzakelijk een nauw onderzoek volgens de H. Schrift en de gevaarlijke geesten onzer dagen te beproeven of ze uit God zijn.

Voor de zachtmoedigen zijn heerlijke beloften in de H. Schrift. Die vinden we ook in het Oude Testament. Psalm 22:27: “De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden.” Psalm 22:27: “Hij zal de zachtmoedigen leiden in het recht, en Hij zal den zachtmoedigen Zijnen weg leeren.” Psalm 147:6: “De HEERE houdt de zachtmoedigen staande.” Psalm 37:11: “De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde erfelijk bezitten, en zich verlustigen in grooten vrede.”

Christus spreekt de zachtmoedigen zalig, en geeft hen de belofte: “Zij zullen het aardrijk beërven.”

Heerlijke zaligspreking voor de zachtmoedigen. Christus wijst op hun geluk. In alle verdrukkingen en wederwaardigheden, in al hunne beproevingen, wil Hij ze bemoedigen. O, Christus als de machtige Leermeester, mocht ook deze zaligspreking tot het hart brengen van het zachtmoedige volk, dat menigmaal moet belijden bij schulden zondeontdekking, geen plaats op deze zondige aarde waardig te zijn; moeten belijden dat ze alleen de hel verdiend hebben, en die nog steeds zich waardiger maken.

Zijn de zachtmoedigen volgelingen van Christus, ze zullen het aardrijk beërven. Ze zijn erfgenamen Gods en mede-erfgenamen met Christus. Niet alleen tijdelijke, maar ook eeuwige rijkdommen zijn hen vermaakt in het eeuwige Testament der genade. Wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft ‘gehoord, en in het hart des menschen niet is opgeklommen, dat heeft God bereid in Christus Jezus voor hen die Hem liefhebben.

Ze zullen het aardrijk beërven. Het is niet misschien, het is zeker. We zien die belofte nu nog niet vervult. De zachtmoedigen hebben menigwerf maar weinig van het aardrijk door God geschapen; worden menigwerf niet geduld op het aardrijk; velen zijn lichamelijk van de aarde weggedaan door den marteldood. Ze zullen echter het aardrijk beërven, en gelukkig niet zooals het nu is. Hoe bedorven door de zondige menschen, doornen en distelen voortbrengende, overal sporen van de vreeselijke oordeelen Gods om der zonde wil. Toch zal het aardrijk, maar dan verborgen voor het oog der menschen, een rustplaats zijn voor hun bezweken tabernakel en stof. De grafkuil in het aardrijk is wel eens aantrekkelijk voor den zachtmoedige, zijnde als een slaapstede tot den jongsten dag. We lezen in Jes. 57:2: “Hij zal ingaan in den vrede; zij zullen rusten op hunne slaapsteden, een iegelijk die in zijne oprechtheid gewandeld heeft.”

De zachtmoedigen zullen het aardrijk beërven zooals Johannes op Patmos er een gezicht van ontving, en was het hem niet tot groote troost en blijdschap? Ja, Johannes, verbannen door zijne vijanden, die eerst getracht hadden hem in kokenden olie te dooden en van de aarde weg te doen! Hij getuigt Openbaring 21:1: “En ik zag een nieuwen hemel en eene nieuwe aarde; want de eerste hemel en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer.”

Vele vragen zouden hier gedaan kunnen worden in betrekking dat nieuwe aardrijk: Hoe de zachtmoedigen het zullen bewonen, enz. We zullen echter niet trachten die te beantwoorden. We zouden zoo kunnen mistasten in die eeuwige dingen, die niet volkomen om onze nieuwsgierigheid te bevredigen, in alle opzichten beschreven zijn. Ze zullen echter een nieuw, rein en onuitsprekelijk heerlijk aardrijk ontvangen, en dat alles uit genade om de verdiensten van Christus. Onuitsprekelijk veel heeft die dierbare Borg voor dat zachtmoedige volk verworven. Hier ontvangen ze er de eerstelingen maar van.

Wat zal dat een eeuwig wonder zijn voor dat in zichzelf onwaardige volk, dat menigwerf geen zachtmoedigheid bij zich kan ontdekken, als ze tot in eeuwigheid een rein en heerlijk aardrijk zullen beërven. Als ze dat in rust en vrede, zonder verstoring en moeite, mogen bewonen. Hoe moeten ze die aarde nu menigmaal bewonen en betreden? Met vele tranen en verzuchtingen; door hunnen vijanden geen plaats er op gegund; overal vluchtende om er ergens een schuilplaats op te vinden; aangevallen en in angst gedreven door satan. David moest getuigen:

Gij weet, hoe ‘k zwerven moet op aard’;
Mijn tranen hebt G’ in Uwe flesch vergaard;
Is hun getal niet in Uw boek bewaard,

Niet op Uw rol geschreven?

Bezitten nu vele aardsche grooten de schoonste plaatsten der aarde, met de komst van Christus zal het anders zijn. De goddeloozen en trotschen zullen hun plaats vinden in den poel des verderfs, maar biddende bedelaren aan den troon der genade, armen van geest, zij die geplaagd en vervolgd werden; zullen dan het heerlijke aardrijk beërven en eeuwig zingen van de goedertierenheden des Heeren. Dit geloovende en ziende op de gansche erfenis zooals Christus die voor hen verwierf, mogen ze hier al eens in blijdschap aanheffen:

De schoonste plaats mat Gij met ruime snoeren; O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren!

Wat zijn die zachtmoedigen rijk en gelukkig, en dan … het zal alles alles eeuwig duren!

O, dat de ware zachtmoedigen in deze donkere dagen werden vermenigvuldigd. Ze zijn dun geworden. De zachtmoedige Zaligmaker mocht eens in vele harten nederdalen als de Opstanding en het Leven. Hoe meer Hij een gestalte in de ziel verkrijgt, te meer de Christen in zachtmoedigheid zal toenemen. Immers verdwijnt dan het onze dat niet goed is, en zal het Christus-leven zich openbaren.

Werd u duidelijk dat ge tot dat zachtmoedige volk behoort, er zal veel zijn om u over te schamen en uzelven te veroordeelen. O, die ongelijkvormigheid aan den zachtmoedigen Jezus. Hij zij uw Leermeester ook in het stuk van zachtmoedigheid en nederigheid, kleinheid en geringheid. Dat is heiligmaking. Christus zij uw toevlucht om meerdere genade. Zijne volheid voor u wordt nooit verminderd, en is Hij niet mild in het geven? De Apostel wekt u op om versierd te zijn “met de verborgen mensch des harten, in het onverderfelijk versiersel van eenen zachtmoedigen en stillen geest, die kostelijk is voor God,” 1 Petrus 3:4.

Moet ge treuren over al uw gebrek en ongelijkvormigheid aan Christus in het stuk van zachtmoedigheid, heeft de booze natuur nog al eens de overhand; weet, dat ge volmaakt zijt in het Hoofd Zijner gemeente en Hij u op Zijn tijd voor goed verlossen zal van alle kwellende zonden en gebrek.

Laat het u tot troost zijn in alle moeiten en ellenden hier op aarde, dat Christus u zalig spreekt omdat ge straks het heerlijk aardrijk met al Gods lieve volk zult beërven en u dan verlustigen in grooten vrede. Dan zal er geen booze natuur meer zijn om te beroeren, nog vijanden die haten en kwellen. Dan zult ge vreugd hebben, en hupelen van zielevreugd.

We eindigen deze meditatie met de woorden van Salomo: “Het is beter nederig te zijn met de zachtmoedigen, dan roof te deelen met de hoovaardigen,” Spreuken 16:19.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1946

The Banner of Truth | 16 Pagina's

ZALIG ZIJN DE ZACHTMOEDIGEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1946

The Banner of Truth | 16 Pagina's