Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN ONBEVREESDE BIDDER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN ONBEVREESDE BIDDER

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daniel 6:11: “Toen nu Daniël verstond, dat dit schrift geteekend was, ging hij in zijn huis (hij nu had in zijne opperzaal opene vensters tegen Jeruzalem aan), en hij knielde drie tijden ‘s daags op zijne knieën, en hij bad, en deed belijdenis voor zijn God, ganschelijk gelijk hij vóór dezen gedaan had.”

DE Heere leert Zijn volk bidden; niet één uitgezonderd. Zoo staan ze bekend in de Heilige Schrift. Allen mogen ze gaarne het hart in het vorborgene voor den Heere uitstorten en al hun nood en behoeften Hem bekend maken. Allen wordt den weg naar Boven, naar Gods genadetroon, duidelijk gemaakt. Ze mogen in- en uitwendig voor gesloten wegen staan, zoodat ze niet kunnen voorltrekken; dan mogen ze wel ondervinden dat de weg naar Boven bijzonder geopend wordt. Dan mogen ze wel op bijzondere wijze hun nood aan Hem klagen, Die machtig is te helpen en hen redde keer op keer. In zulke tijden heeft de Heere wel wonderlijk verhoord, ja, wonderen gedaan. Dat leert ons ook de Heilige Schrift. In dat Boek lezen we van vele en krachtige bidders. Bidders die geloovig den Heere achteraan kleefden en Hem niet konden loslaten, totdat Hij uitkomst gaf. Daarop ziende mag ook in dezen donkeren tijd, het biddende Sion bemoedigd worden. Ach, werd dat Sion meer in de binnenkamer gevonden! Was er meer behoefte aan. Het achteruitslaan in deze dingen is van droevige gevolgen. Dan gaat dat volk steeds verder van den Heere leven; dan wordt het zout meer smakeloos. Dan wordt dat volk steeds meer onvruchtbaar en nutteloos; dan gaat er niet veel kracht uit van Efraim. Wat een groote breuk ligt er in de binnenkamer van Gods volk. Er mocht verandering komen. De Apostel Paulus vermaant om te bidden zonder ophouden.

In de bovengenoemde woorden vinden we een onbevreesden en waren bidder. Hij moge ons tot voorbeeld strekken, nu er zooveel zou kunnen genoemd worden dat het biddende volk uit de binnenkamer of bidkamer tracht te houden. Niets en niemand kan echter Daniël uit zijn bidvertrek houden. Moet hij er om in den leeuwenkuil, in zijn bidvertrek zal hij kracht van Boven afsmeeken om staande te blijven, om Goddelijke en wonderlijke bewaring, dat zijn almachtige God en Koning zal vervullen: “Alle instrument, dat tegen u bereid wordt, zal niet gelukken, en alle tong, die in het gericht tegen u opstaat, zult gij verdoemen; dit is de erve der knechten des HEEREN, en hunne gerechtigheid is uit Mij, spreekt de HEERE.” Ja, dat zijn gebedgevend en gebedverhoorend God in het heidenland zal toonen te zijn, Koning der Koningen en Heere der Heeren.

Machtige en listige vijanden had Daniël. Dat blijkt uit de geschiedenis. Die heeft elke ware bidder, al is er onderscheid. Daniël was door de natuurlijke vijanden en hun listen niet uit zijn bidvertrek te houden; maar heeft niet menig vijand daarin geslaagd bij u biddend volk? Vooral dan wanneer het hart zoo lusteloos en doodig gesteld was. Dan zoo spoedig geluisterd naar influisteringen en aftrekkingen. Moet schaamte niet het aangezicht bedekken? Elk bidder kan ook verwachten dat de machtige vijanden van satan, wereld en zonde, hem zullen aanvallen in zijn bidvertrek en in zijn bidwerk. Hoe krachtig zijn wel die aanvallen! Hoe vreeselijk de listen! Dan moest menig bidder tot zijn schaamte ontdekken, dat, al sprak de mond en al lag hij geknield voor het Opperwezen, hij bad niet meer. Hoe ver het hart en de gedachten van God afgevoerd. De bidder moet belijden met een oude van dagen: Mijn bidden en alle geestelijk werk, is maar stuken brokwerk.

Zeker kende Daniël ook de vijanden juist genoemd, maar er waren andere vijanden die echter ook bij die genoemde legers behooren, die op den bidder Daniël aanvallen en hem zullen trachten te verdoen van de aarde. Ze zullen een put voor hem graven in haat en vijandschap, maar .... er zelf invallen. Dat alles onder het wonderijke bestuur van Daniels God. Daniel is een “zeer gewenscht man” in den hemel, aan Gods genadetroon, bij Zijn God en Koning. Die Daniel aanraakt, die raakt des Heeren oogappel aan. De vijanden zijn in groot gevaar om in Gods verbolgenheid om te komen; maar ze zijn er blind voor. Ze hebben er alleen oog en hart voor om een bidder, een godzalige, van de aarde uit te roeien.

O wee, als een liefderijk, getrouw en almachtig God het opneemt voor een ware bidder en smeekeling, tegen de vijanden. In hun bidden en zuchten, in hun roepen en pleiten kunnen ze den Almachtige niet loslaten als de vijanden de overhand denken te verkrijgen; kunnen Hem niet loslaten totdat Hij uitkomst geeft.

Ze liepen als een stroom Hem aan,
Hij liet hen nimmer schaamrood staan.

Neen, die ware bidders zijn niet in gevaar al zien ze veel gevaren; ze zijn veilig onder de bedekkende vleugelen van Hem Die hoort naar het geroep Zijner ellendigen. We zullen eens luisteren naar de bede van zulk een bidder:

Twist met mijn twisters, Hemelheer;
Ga mijn bestrijd’ren toch te keer;
Wil spies, rondas and schild gebruiken,
Om hun gevreesd geweld te fnuiken;
Belet hun d’ optocht, treed vooruit;
Zoo worden z’ in hun loop gestuit.
Vertroost mijn ziel in haar geween,
En zeg haar: ‘k Ben uw heil alleen.

Zou Daniel ook zoo gebeden hebben toen hem de listen der vijanden en de gemaakte wet bekend was geworden? We gelooven het. Hij weet het, als hij voortgaat met bidden en te vragen in het Hof des Hemels om de zegeningen van Israels God en de vijanden ontdekken hem; zijn vonnis om voor de leeuwen geworpen te worden ligt verzegeld in het bevestigde gebod en het geteekende geschrift, dat, naar de wet der Meden en Perzen, niet mag herroepen noch veranderd worden.

Wat zal Daniel doen? Zal hij het bidden voor dertig dagen nalaten, of zal hij van bidvertrek veranderen waar de vijanden hem niet kunnen ontdekken? Wat zoud gij gedaan hebben, lezer? Of zijt gij geen bidder met Daniel, en houdt ge er geen bidvertrek op na? O, hoe noodzakelijk en nuttig! De Heilige Geest leere en doe bidden; schenke een heldhaftige geest des geloofs om de vijand niet te vreezen maar den Heere kinderlijk te vreezen. Om vrijmoedig voor vriend en vijand uit te komen. De belofte is: “Die Mij eert, zal Ik eeren.” Daniel heeft het op bijzondere wijze ondervonden.

Als op vorige tijden vinden we Daniel in zijn bidvertrek aan het bidden; niet eens, maar drie maal des daags gaat hij voort tot Zijn God te bidden. Hij laat zich niet door de vijanden en het gemaakte verbod, uit zijn binnenkamer verdrijven. Dat acht Daniel voor lafheid. Meer dan anders heeft hij behoefte aan gebed en zijn hart uit te storten voor Zijn getrouwen en liefderijken Vader. We kunnen het indenken waarom dat kind bidt en smeekt aan Gods genadetroon. Zwak in zichzelf, ziet en gevoelt hij zich in Gods kracht sterk. Hij weet ook, dat zijn Heere boven alle vijanden en hunne listen ver verheven is.

Daniel ligt op zijn knieën voor het aangezicht des Heeren, “ganschelijk gelijk hij vóór dezen gedaan had.” “Hij nu had in zijne opperzaal open vensters tegen Jeruzalem aan.” Dit doet ons denken om hetgeen we lezen in I Koningen 4:48, waarin Salomo biddend spreekt: “En zij zich tot U bekeeren met hun gansche hart en met hunne gansche ziel in het land hunner vijanden die ze gevankelijk weggevoerd zullen hebben, en zij tot U bidden zullen naar den weg huns lands hetwelk Gij hunnen vaderen gegeven hebt, naar deze stad die Gij verkoren hebt, en naar dit Huis dat ik Uwen Naam gebouwd heb, hoor dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, hun gebed en hunne smeeking, en voer hun recht uit.” In deze woorden ligt het voorgaande verklaart. Israels God zal dezen bidder hooren en verhooren, want hij heeft ook open vensters naar het hemelsche Jeruzalem heen. Daar woont en troont Hij, Die alleen kan helpen en verlossen; van Hem is Daniels verwachting. Door het verlichte oog des verstands en door het heldere oog des geloofs blikt hij omhoog en ziet van alles af beneden dat hem niet helpen kan.

Gelukkige bidders, ontbloote bidders, geloovige bidders, die de geestelijke opene vensters kennen naar het hemelsche Jeruzalem. Door Gods Geest verlicht en geleidt nemen ze gedurig een hemelvlucht; daar Boven zien ze zooveel dat in heilige verrukking brengt; neen, hun getrouwe Immanuël zal hen niet in den steek laten; hen niet overgeven in ‘s vijands begeerte. Ze roepen eens uit met David:

Hoop op God, sla ‘t oog naar Boven;
Want ik zal Zijn Naam nog loven.

De bidder van Psalm 123 had een helder gezicht door de open vensters, en sprak:

Ik hef tot U, die in den hemel zit,
Mijn oogen op, en bid;

Gelijk een knecht ziet op de hand zijns heeren,
Om nooddruft te begeeren,

En ‘t oog der maagd is op haar vrouw geslagen,
Om hulp of gunst te vragen;

Zoo slaan wij ‘t oog op onzen HEER’, tot Hij
Ook ons genadig zij.

Daniel mocht op zijne kniën den Heere zijne wegen vertellen, en Hij heeft hem verhoord, wonderlijk verhoord. De Heere wordt Zijn volk gelukkig nooit ontrouw, al hebben ze het ook veelvoudig verdiend. Zijn dierbare trouw is groot. Hij is wonderlijk van daad. Het zal in Babel bekend worden.

De vijanden willen zorgen dat Daniel niet meer in zijn bidvertrek zal gevonden worden, maar zijn God wil hem er in hebben. Daniel moet daar nog meer zijn stem doen hooren en zijn gedaante vertoonen.

Spoedig vinden we Daniel in den leeuwenkuil; maar Daniel gaat er biddend en geloovig in. Door het geloof en in Godes kracht worden de muilen der leeuwen toegesloten, Hebr. 11. Jacobs God is Daniel ter hulpe. Hij zendt Zijnen Engel om Zijn biddende kind te beschermen en te verlossen. Hoort, wat hij des morgens den Koning toeroept uit den geopenden leeuwenkuil: “O Koning, leef in eeuwigheid! Mijn God heeft Zijnen Engel gezonden, en Hij heeft den muil der leeuwen toegesloten, dat zij mij niet beschadigd hebben, omdat voor Hem onschuld in mij gevonden is; ook heb ik, o Koning! tegen u geen misdaad gedaan.”

Maar Daniels God doet meer. Hij doet wonderen om Daniel te verlossen, maar doet het donderen over zijne vijanden. Zijne vijanden komen in den leeuwenkuil, maar niet als geloovige bidders en smeekelingen. Wat was het gevolg? “En zij kwamen niet op den grond des kuils, of de leeuwen heerschten over hen, zij vermorzelden ook alle hunne beenderen,” vers 25. De Koning maakt alom bekend, ziende op Daniels God: “Hij verlost en redt, en Hij doet teekenen en wonderen in den hemel en op de aarde: Die heeft Daniel uit het geweld der leeuwen verlost.”

Tot roem van genade gezegd, er zijn nog van die bidders en smeekelingen op aarde hier en daar vespreid, die er een bidvertrek op na houden als Daniel. Ze zijn echter dun geworden. O, dat een almachtig en genadig Heere ze mocht vermeerderen. Onder ons en onze kinderen. Hij mocht Zijnen Geest schenken als een Geest der genade en der gebeden. Die ze bezitten worden ware bidders, al moeten ze soms ook bidden om te bidden.

Behoort ge niet bij die ware bidders, die zoo gaarne in het bidvertrek hun gansche ziel uitstorten voor het aangezicht des Heeren? Kent gij nog geen open vensters naar Jeruzalem heen? Drijven de vijanden uwer ziel u nooit uit tot Daniels God en Heere? Deden ze u nooit uit den nood tot Hem roepen? Kent gij niets van de wonderen der verlossing op het gebed en smeeken van een macht- en krachteloos volk? De Heere zij u genadig! Gij zijt in groot gevaar om door het wild gedierte verslonden te worden. O, wat zijn de gevaren voor u groot en vreeselijk! De Heere make u een ware ziener. Doe u zien de geopende kaken van dood en hel om u aan te grijpen en te verslinden. Ziet het dagelijks gebeuren. O wee hunner! Ge moet nog leeren vluchten tot Christus om den toekomenden toorn te ontgaan. O, dat ge nog moogt leeren zien de opene en uitgestrekte handen van den grooten en liefderijken Verlosser aan het kruis op Golgotha. O heerlijk Evangelie-gezicht! Het was voor menig ellendig en bevreesd bidder een gezicht dat zooveel troost bevat, wanneer ze de geopende kaken van dood en hel zagen om hen te verslinden.

Biddend en smeekend Sion! De Heere brenge u als Daniel veel en gedurig in het bidvertrek. Leere u bidden en doe u bidden. Zou het niet noodig zijn in deze donkere dagen? Het zijn booze tijden. De grauwigheid ligt zelfs op Sion verspreid. Donker ziet de toekomst.

Is het niet goed en zoet voor u geweest in uw bidvertrek bij tijden? Gaf de Heere niet eens wonderlijk open vensters naar Jeruzalem heen? Was uw wandel dan wel niet eens Boven, waar Jezus is zittend aan de rechterhand des Vaders, u ten goede? Daar is het Koningrijk aan de armen van geest beloofd. Matth. 5. Christus zij u steeds een dienende Jezus; uw Helper en Verlosser. Hij zij steeds uw Toevlucht en Sterkte; uw hoop en verwachting.

Vergeet niet, dat ge in uw bidvertrek met Daniel de grootste overwinningen op uwe vijanden behaalt. Op de gevaarlijke vijand die van binnen huisvest; die u het liefst nooit biddend in uw bidvertrek ziet. Zoo alleen kunt ge de eindoverwinning behalen, en .... die overwint, zal alles beërven. “Die overwint, die zal bekleed worden met witte kleederen; en Ik zal zijnen naam geenszins uitdoen uit het Boek des levens, en Ik zal zijnen naam belijden voor Mijnen Vader en voor Zijne Engelen. Die ooren heeft, die hoore wat de Geest tot de gemeenten zegt.”—Openb. 3:5, 6.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1947

The Banner of Truth | 16 Pagina's

EEN ONBEVREESDE BIDDER

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1947

The Banner of Truth | 16 Pagina's