Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BRIEF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BRIEF

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Grand Rapids, Februari, 1936 Geachte Broeder met Vrouw en Kinderen::

Ik was verrast met uw brief te ontvangen. Het deed mij groot genoegeri, dat wij elkaar toch niet vergeten.

Zoo mocht ik ook uit uw schrijven vernemen, dat de Heere u alien ook nog een goede gezond-heid geeft. Wat een zegen!

Het is des Heeren goedertierenheid in Christus Jezus, Gods geliefde Zone, dat we nog zijn. Zoo-als u schreef, we zijn het alles onwaardig.

Ja Broeder, als we er door Gods lieve Geest ingeleid worden en onszelven bekend gemaakt en krijgen te zien wat voor menschen wij geworden zijn door moed- en vrijwillige afval van God en in de bondbreuk van Adam, dan is er geen ellen-diger mensch op de aarde. Als de mensch dat bij ondervinding leert kennen, blijft het daar niet bij. Als dat zoo was, dan was hij wel de onge-lukkigste der schepselen. De Heere ondekt ellen-de bij Zijn volk, maar ontdekt ook Hem aan hunne ziel Die alleen hen uit en van ellende kan ver-lossen.

Nu wil ik u iets mededeelen dat ik ervaren heb, maar ik heb daar niet meer genoeg aan; mijne ziel gaat uit naar meerdere genade.

Het is al vele jaren geleden, dat God de Vader een weg voor mijne schuldige ziel, voor mij arm en doemwaardig mensch, ontsloot in Christus Jezus. Daar lag ik lang uit op den grond. Alle grond uit mij weg. O, eeuwig wonder van vrije genade in Zijn geliefde Zone! Daar kwam God de Vader door Zijn lieve Geest mij onwaardig mensch te onderwijzen, bij het lezen van Zijn dierbaar Woord, hoe dat God uit de wolk deze woorden sprak: “Deze is Mijn geliefde Zoon in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb: hoort Hem!” Het kwam met zooveel kracht tot mijn ziel. Het was of ik van de wereld af was, toen het plaats greep.

O Broeder! toen werd er een deur der hope ont-sloten in het dal van Achor. Daar werd ik zoo bij bepaald. Ge zult zeggen, hoe ging dat toen? Daar kreeg ik een toevlucht tot den Heere Jezus en Die openbaarde Zichzelf zoo heerlijk en sprak tot mij. Hoe duidelijk sprak Hij tot mij, dat Hij voor arme en verlorene zondaren, die geen raad meer weten in en met zichzelven, gekomen was. Hij zeide, dat Hij voor. de zulken op deze lage aarde was gekomen, om daarvoor te lijden en sterven.

Ik zeide: Och, lieve Heere Jezus, hier hebt U nu zoo een die geen leven meer buiten U vinden kan; zijt mij genadig. Hij sprak tot mij: “Al wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen, en alien die tot Mij komen zal ik geenszins uitwer-pen.” Dat heeft Hij tot mijn ziel gesproken over-eenkomstig Zijn dierbaar Woord.

Zoo heb ik nu vele jaren geleefd, in uitzien en verlangen. Hij sprak tot mij en ik sprak tot Hem. Het was wel zoet. Maar dat raakte langzamer-hand alles opgeteerd, en ik gevoelde meer en meer dat ik wat miste. Ik wordt nog steeds armer en ellendiger in mijzelven. Dat moet ik ondervinden. Nu verbergt de Heere Zijn liefderijk aangezicht voor mij, en dan is het zoo duister. Nu krijg ik nu en dan nog wel een vertroosting op den weg; maar het is niet meer zooals vroeger.

Nu weet ik niet, geliefde Broeder, wat de Heere met mij voorheeft. Hij heeft mij verleden zomer gezegd: “Ik zal de blinden leiden door den weg dien zij niet geweten hebben. Ik zal ze doen treden door de paden die zij niet geweten hebben.” Dan zeg ik wel eens: Lieve Heere, wat zijn het toch donkere wegen. Geef mij toch licht.

Ik was verleden zomer zoo naar gesteld, zoo benauwd dat ik geen raad wist. Het was wel zoo erg, dat ik het zoo niet schrijven kan gelijk ik het ondervond. Er staat geschreven: “Wederstaat den duivel en hij zal van u vlieden.” Maar ach, hoe zwak en nietig zijn wij. Dan moet Die Sterkere dan wij en den duivel, er aan te pas komen. Als Hij dien sterkgewapende overvalt dan moet hij vallen en er aan. Voor Hem en de kracht des geloofs kan hij niet bestaan. In die uiterste benauwdheid dacht ik een prooi van hem te zijn, maar het is gelukkig niet geschied. Neen, Broe-der! hij kon en mocht mij niet vernielen. In Zijne eeuwige goedheid en ontferming in Christus Jezus, verbrak Hij de banden toen ik zoo in angst was, en de Heere zeide: Die voor u is, is meerder dan die tegen u is. Wat was ik verblijd dat ik weer een oogenblik van den bestrijder en de banden verlost was. Neen, wij zullen van onze zijde niet zoo makkelijk zalig worden. De Heere zegt in Zijn Woord, dat de rechtvaardige nauwe-lijks zal zalig worden. Vele menschen praten er zoo licht over. Ze zeggen: Je moet maar geloo-ven. Ja, dan is alles klaar. Maar het zal hier een strijd blijven om in te gaan. Mocht ik nu maar meer verwaardigd worden op Hem te zien, name-lijk op Dien Heiland Die toch voor dat arme en ellendige volkje den kruisdood is ingegaan, Die alles verdiend heeft en aan het kruishout heeft uitgeroepen: “Het is volbracht!”

Als ik dan, Broeder, die werkzaamheden weer eens in mijne ziel mag hebben, dan smeek ik weer wel eens: O lieve Heere, Gij hebt toch Zelf dien weg ontsloten om naar Uwen lieven Zoon te gaan. Dan zeg ik ook wel eens tot den Heere Jezus: Ach Heere Jezus, Gij hebt toch gesproken, dat alien die tot U komen, die zult Gij niet uitwerpen. O Heere Jezus, mocht Ge nog eens mijn Borg wezen voor tijd en eeuwigheid! Uw beloften zijn toch ja en amen; dat staat toch vast. Dan moet ik ook wel zeggen: Mocht Ge, o Heere, al mijn zonden nog eens vergeven in Christus Jezus Uwen ge-liefden Zone. Gij zijt toch in Christus de wereld met U verzoenende. Ik weet, buiten Christus kan de Heere geen bemoeienissen met ons hebben, want buiten Christus is God een verteerend vuur en eeuwige gloed voor den zondaar.

Zoo heb ik dan iets van mijzelven u medege-deeld. Het was in zwakheid; ik ben een onge-letterd man. De Heere echter is de kenner der harten en de proever der nieren. Hij weet alle dingen.

Wij hopen dat de Heere uwe bediening moge zegenen; u moge sterken en schragen. Dat we maar veel voor elkander mogen vragende wezen aan den troon der genade. Dat de Heere ons dat maar leeren moge, uit genade.

Uw Broeder,

Bouterse was vele jaren ouderling in de ge-meente Division Avenue, Grand Rapids. Eenige jaren mocht ik met hem dienen. Hij was een zeer kinderlijke man; wandelde in kinderlijke klein-heid en niet in hoogmoed des harten. Hij open-baarde veel liefde tot den Heere en Zijne dienst, Zijn volk, klein en groot. Kinderen hidden zelfs veel van hem. Hoewel hij niet veel letterkennis bezat, de genade vervulde zijn hart. Reeds juicht hij enkele jaren voor den troon Gods Boven.—Red.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1947

The Banner of Truth | 16 Pagina's

EEN BRIEF

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1947

The Banner of Truth | 16 Pagina's