Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BRIEF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BRIEF

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Vriend:

Gedrongen voel ik mij om u eenige letteren te schrijven, hoe de Heere mij heeft geleid uit mijn vaderland naar Amerika. Ik heb gehoord dat het bij u dwaasheid is, maar ach geliefde! onze gedachten zijn niet ‘s Heeren gedachten, en onze wegen niet ‘s Heeren wegen; die zijn wat hooger gelegen. Wie kan Gods wijs beleid doorgronden? Ik voor mij kan het nog niet verstaan, waartoe, waarvoor hier in dat vreemde land, van alles verlaten, maar het is mij sterkte in Gods weg te zijn, dat ik gelooven mag en op de reis tot hiertoe, door Gods vrije liefde, mag ondervinden.

Van September, 1862 af, kreeg ik werkzaamheden met de weg en de Heere schonk mij toen al die beloften, waar ik zou henen spoeden, Ik zal eeuwig u behoeden. Toen was ik al in dat vreemde land en geloofde ook daar heen te moeten, maar mijn vaderland te moeten verlaten en lieve betrekkingen was mij zwaar en kon niet. Maar de Heere kwam mij voor, zoo ik willig was en hoorde, zou ik het goede van het land eten; dat was de vrede Gods, en toen deelde Hij liefelijke vrede zelfs aan de verste grenzen mede. O, die vrede in dat land; er was een pad in den oceaan, en toen lag het tijd lang stil en was blijde.

O! mijns vaders huis, en het volk en het land te verlaten was mij onmogelijk, Bethels en een Phniël van Gods ontmoeting en wonderbare redding, dat kon en mocht niet, dacht ik; maar Gods wegen zijn hooger als onze wegen. Hij trekt door met Zijn volk, daar het verstand tegen aan ziet.

Wij zaten zonder uitzicht voor ons brood, zoo gij weet, mijn vriend; maar de Heere schonk de beloften, Die zou redden, zooals gebeurd is; en het ging gezegend op die woning, maar vond er al geen rust. De zaak naar Amerika werd mij opgelegd. Nooden, zware nooden omringden mij, nu kon ik nog minder weg. Smarten grepen mij aan, Sions breuk lag mij zwaar, de uitbrekende zonde van Gods volk lag mij op het hart, en nam een voornemen om alleen te leven. Maar de Heere bracht mij bij den rijken jongeling en rijke vrek. De eerste wilde zijn goed niet kwijt, de andere wilde leven van zijn goederen. Schaamte bedekte mij, ik moest uit, it wilde alles voor mij houden en alleen leven. Maar de Heere sprak: Ga uit! en wilde niet, en kon niet. De Heere leidde mij bij Elisa, die de runderen slachte en Elia toen volgde. De discipelen volgden den Heere, ze verlieten de netten. Die alles verlaten en Mij volgen, die zou zevenvoudig wedervinden. O, dat heil in den Heere was mij groot!

De Heere nam alles in handen, en ik ruste in Gods weg; maar mijn bedenkingen stonden weer op, en de Heere kwam mij voor: “Die zijn hand aan de ploeg slaat, en ziet achterwaarts, is niet bekwaam tot het koninkrijk Gods.” Ik stond beschaamd en vroeg om kracht, licht en genade. O, mijn ouders en broeder met 22 koeien te laten zitten was mij als onmogelijk, maar de Heere drong mij; en ik vroeg weer of ik trekken moest, en de Heere kwam mij voor: Ga uit en zie niet achter om. Ik vroeg: wanneer? En ‘t was: Uw tijd is altijd bereid. Ik was verschrikt, en wist niet uit of in te gaan; maar de Heere kwam mij voor:

Hij heeft door wonderen ons bevrijd,
Dies juichen wij en zijn verblijd.

Ik zag weer over de baren heen, en den anderen dag stond ik in het land weer moedeloos. Alles te verlaten, mijn ouders en broeders en zusters, en volk en land, dat krenkte mij; en geen geld, maar de Heere wekte mij op uit Psalm 105:20:

God deed Zijn volk met wisse treden,
Daar niemand struikeld in zijn schreden;
Met zilver en met goud belaan,
Blijmoedig uit Egypte gaan.

En vers 23:

Dus toog ‘t verkoren volk des Heeren,
Al juichend uit op Gods begeeren.

O, vrienden! wij zongen al op de groote wateren. Ik kon nog mijn ouders zonder volk niet laten zitten, maar de Heere stuurde mijn zuster en mijn zwager als meid en knecht, en toen viel mij dat vers te binnen uit Psalm 107:

Hij doet den storm bedaren;
De golven zwijgen stil;
Nu rijst de vreugd; de baren
Zijn effen op Gods wil.

Toen was de weg effen, maar ik had nog geen geld, en de vromen op Ouderkerk zeiden tegen mijn moeder, om het niet te geven. Dat was mij bezwaar. Toen viel mij die waarheid in: “Weest in geen ding bezorgd, maar laat in alles uw begeerten met bidden en smeeking en dankzegging bekend worden bij God.” En de Heere nam alles in handen en mijn ziel juichte in mijn Koning. Toen mocht ik gaan, als ziende den Onzienlijke. O, die trouwe God zou mij leiden naar Zijn raad, en schonk mij:

Dat Israël op den HEER’ vertrouw’,
Zijn hoop op Gods bescherming bouw’,
En stil berust’ in Zijn beleid,
Van nu tot in all’ eeuwigheid.

Ik ben ook heengegaan om u plaats te bereiden. Toen trok de Heere vooruit over zee. Zoo zijn we dan vertrokken naar Rotterdam met zilver en met goud belaan, en des avonds de Noordzee, Hal in Engeland, en des Maandags door Engeland met het spoor naar Liverpool. Na twee dagen met 1200 man, en de boot in de groote Atlantische Oceaan, en alles onder geleide Gods. Na 15 dagen op zee vertoefd te hebben te New York aangekomen. O, die bewaring van den Almachtige! Een kindje is er op zee gestorven en in zee geworpen. Na vijf dagen met spoor gereisd te hebben, zijn we met onze kisten te Chicago aangekomen. Met Gods hulp kwamen we na zeven uren met mijn vriends broeders wagen gereden te hebben, te Kalmet, een dorp, bij zijn vrouw en familie aan.

O, de vrede omringde ons! Tot hiertoe hebben we dag aan dag in de gunst des Heeren mogen deelen. Wonderlijk is het hier; het is of ik er altijd geweest ben; zoo eigen in alles. Ik wenschte dat mijn familie hier was. O, de Heere ondersteunt mij wonderlijk met Zijn genade en lieve tegenwoordigheid, en ook mijn vriend. O, die zalige vertroosting, dat toevloeien en opnemen tot den troon, en de zoete belofte van Dien getrouwen God en Koning.

Ik vind hier ook doodigheid onder het volk des Heeren; armoede is hier niet, geen bedelaar wordt gezien. Zij hebben allen hun brood. Groote weelde in de steden, groote koopsteden; eenvoudig onder den boerenstand, een ruim leven in alles. Geen druk zooals in Nederland, maar ook zondig volk, en oordeelen Gods.

Nu, mijn ziel vindt hier rust, en wenscht hier te leven en te sterven, en dat mijn betrekkingen allen hier waren. Met Gods zegen is hier ruim brood te vinden. De Heere besture hunne gangen, ook u en uw huisgezin, om toebereid te worden voor die groote eeuwigheid. De Heere zal doortrekken om Sion te dorschen als de tarwe. O, dat gij uwe ziel als een buit moogt uitdragen als de dood komt, en de wereld omvalt met al haar schoon en glans. O vriend! en dan voor God te staan in dat gericht zonder Borg, naakt zonder kleed voor het vlekkeloos Wezen. Och, haast en spoed u om uws levens wil! Wat zal het wezen voor een hand vol stof Dien God te moeten missen, Die Rots des heils, dat Drie-eenige Zalige Wezen, Vader, Zoon en Heiligen Geest; Die God van alle vleesch, Israels Koning. Die God, Die Zijn Zoon zond tot een Zaligmaker om verlorenen te zoeken, vijanden te verzoenen door Zijn bloed. Jaag naar den prijs, en leert strijden den goeden strijd des geloofs en te grijpen naar het eeuwige leven, om niet met de menigte verloren te gaan. In het graf is er geen verzinning meer. Die wil die kome, en neme het water des levens om niet. De Heere make u gewillig. Nog is het de zoeken en vindenstijd. Om te koopen zonder prijs, wijn en melk. Straks komt de dood, en hoe zal de arme mensch verstommen voor den rechterstoel om rekenschap te geven! Nu, de Heere worde uw schat en deel voor tijd en eeuwigheid. Groet het volk des Heeren. Dat zij mij ten kwade gedacht hadden, zal de Heere ten goede gedenken. Die God, Die mij geleid heeft van mijne jeugd aan, zal mij geleiden tot den dood toe en opnemen in heerlijkheid. Als de strijd gestreden is zal ik de kroon der heerlijkheid ontvangen die voor allen is weggelegd die den Heere vreezen. En ik zal aanzitten aan de bruiloft des Lams en de kroon werpen aan de voeten van Jezus, en zal den Heere zien gelijk Hij is.

O, dat geve de Heere ook u mijn vriend met uw gezin, door genade om Christus wil, door den Heiligen Geest. De hartelijke groetenis van mij, uw vriend W. S. en van mijn vriend L. Van der Aa. Groet ook uw broeder en zijn huisgezin. Verder allen die den Heere vreezen, ook L. en zijn vrouw. De Heere geve dat ge uwe ziel samen als een buit moogt uitdragen, daar de Heere met Zijn bezoeking in uw midden is. Dat ge bukken moogt voor de roede Gods, en den Rechter recht en gerechtigheid toeschrijven. Het zij zoo!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1948

The Banner of Truth | 16 Pagina's

EEN BRIEF

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1948

The Banner of Truth | 16 Pagina's