Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKGESCHIEDENIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKGESCHIEDENIS

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg)

Markus

Velen houden het er voor, dat Markus zijn Evangelie te Rome schreef en het daarna medenam naar Egypte.

Daar hij Petrus vergezelde op zijne Apostolische reizen, heeft hij in Italië en vooral in de stad Rome, het Evangelie verkondigd.

Door Petrus gezonden naar Egypte heeft hij in dat land en voornamelijk te Alexandrië, vuriglijk gearbeid tot bekeering van vele zondaren. Na ook in aangrenzende landen de kruisbanier opgericht te hebben is hij daarna wedergekeerd naar Alexandrië, alwaar zijn arbeid met rijken zegen werd bekroond.

Te Alexandrië stierf Markus den marteldood. Satan en zijne instrumenten konden het niet langer dulden, dat het Koninkrijk van Christus zoo gezegend werd opgebouwd onder de heidenen. De vijanden van de zielen der menschen hadden geen rust.

Het was gedurende een Paaschdag, wanneer ook de groote plechtigheden van den god Serapus door de heidenen gevierd werden, dat ze de oneer hun god aangedaan niet langer konden dulden. Terwijl Markus in den dienst des Heeren bezig was vielen de vijanden verwoed op hem aan, en hem aan handen en voeten gebonden hebbende, sleepten ze zijn lichaam voor langen tijd door de straten van hun stad en wierpen het ten laatste bloedig gekneusd en verwond in de gevangenis, alwaar de Heere Zijn dienstknecht moed in sprak. Hun boosheid was echter nog niet ten einde. Den volgenden morgen herhaalden zij die wreedheid, totdat zijn bloed uitgestort hij bezwijkend den geest gaf. Het leven van Markus was Christus, zijn sterven gewin.

Dit was het einde zonder einde van een man wiens leven en arbeid, afgezien van zijn Evangelie, zoo weinig bekendheid heeft.

De Verwoesting van Jeruzalem

Een beschrijving van den dood der Apostelen en eenige Evangelisten is beëindigd. “Zalig zijn de dooden, die in den Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hunnen arbeid; en hunne werken volgen met hen.”

Volgens de geschiedenis heeft slechts één Apostel de verwoesting van Jeruzalem overleefd, en dat was Johannes die op ongeveer 100-jarigen leeftijd te Efeze is ontslapen. Jezus heeft dat zeker voorspeld, toen Hij tot Petrus sprak: “Indien Ik wil, dat hij blijve, totdat Ik kome, wat gaat het u aan? volgt gij Mij?” Joh. 21:22.

Dat de koninklijke stad Jeruzalem zou verwoest worden, het is op bijzondere wijze door Christus ook voorspeld, en Die Profeet maakt nooit geen abuizen. We lezen in Mattheus 24:1 en 2: “En Jezus ging uit en vertrok van den tempel; en Zijne discipelen kwamen bij Hem, om Hem de gebouwen des tempels te toonen. En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik: Hier zal niet één steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.” Ook sprak Hij Mattheus 23:38: “Ziet, uw huis wordt u woest gelaten.” Letterlijk is het alles op Gods tijd vervuld. Zeer lankmoedig was Israëls God, maar ten laatste nam Zijn lankmoedigheid een einde. Hoe zwaar gezondigd in de Christus-verwerping, maar ook in het vervolgen en ombrengen van Gods knechten en volgelingen. Daarbij kwam, dat zij het Evangelie van een vernederde en verhoogde Christus bleven verwerpen, en doorgingen met de Oud Testamentische ceremoniën; geheel opgingen in vorm en eigengerechtigheid. Neen, dat kan den Heere niet behagen. Werd het ook in deze dagen ter harte genomen. Gods Geest mocht bekwamen, om God te aanbidden in geest en in waarheid. De ware godsdienst is uit en door God, en zoo wordt God uit en door God gediend. Wee onzer, zoo een dienende Jezus in onze godsdienst en levensgeschiedenis gemist wordt. Hij is in het midden van Zijn volk als ééne die dient. Zoo was Hij in het midden van het Jodendom, maar zij hebben Hem niet gewild. Johannes zegt: “Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.”

Het verstokte Jodendom was met blindheid geslagen. Het werkte eigen ondergang en verderf uit. Ieder mensch staat met hen gelijk, zooals hij uit Adam is voortgekomen.

De Romeinsche landvoogden handelden bij tijden zeer wreed met het ontevreden en hoogmoedige Jodendom, aan waarschuwingen en dreigementen ontbrak het niet; maar als een dood beeld merkten ze het niet op. In het jaar 66 stonden ze op tegen de Romeinen ten gevolge van een twist over het burgerrecht. Spoedig kwamen er al 20,000 Joden om het leven. Vele Joden werden gegeeseld en gekruisigd. Toen werd de opstand in het Joodsche land weldra algemeen. Er ontstond zelfs twist tusschen de zoogenaamde Zeloten (ijveraars) en de meer gematigde partij.

Toen Cestius Gallus, de stadhouder van Syrië, met een groot leger tegen de opstandige Joden optrok, behaalden zij in een bergengte een groote overwinning. Ongeveer 5000 Romeinen sneuvelden in dien strijd, en de stadhouder ontkwam ternauwernood. Dat gaf moed en prikkelde hun trotschheid niet weinig. Toch zouden ze het onderspit delven in den strijd tegen de Romeinsche legerscharen. Het woord van Christus moest worden bevestigd.

Vóór de verwoesting van het Joodsche land en hun hoofdstad Jeruzalem, gaf de Heere vele wonderteekenen gelijk de historie-schrijver Flavius Josefus ons mededeelt. We kunnen ze wel als geloofwaardig vermelden.

1. Een groote komeet of staartster, die de gedaante had van een zwaard, heeft een geheel jaar boven de stad Jeruzalem gestaan. Beelde het niet af het zwaard der Goddelijke gerechtigheid, dat spoedig op het verstokte Jodendom zou nederdalen ter verwoesting?

2. In het begin van den oorlog, wanneer het volk was saamgekomen op het feest van de ongezuurde brooden, heeft men om negen uur in den nacht bij het altaar des tempels zulk een helder licht gezien, alsof het klaar dag was. Dit duurde een half uur lang. Onervarende lieden achtten dit een nuttig teeken, maar zij die ervaren waren in de woorden Gods en gedachtig waren aan de voorspelling van Christus, dachten er anders over. Niets is verborgen voor Hem Wiens oogen zijn als vuurvlammen, en die wraak zal doen over alle openbare en verborgene goddeloosheid.

3. Op denzelfden dag heeft een koe die ten offer werd gebracht, een lam in het midden des tempels ter wereld gebracht. Dit ging ook onopmerkzaam voorbij.

4. Ook had er iets wonderlijks plaats met de Oostpoort van den binnensten tempel. Deze was van koper en zeer zwaar, werd des avonds door twintig man gesloten en met sloten en schuiven verzekerd. Nu gebeurde het dat ze des avonds om zes uur van zelf werd geopend. De bewaarders gaven het de Overheid te kennen. Nauwelijks was men in staat om deze poort weer te sluiten.

Onkundige Joden meenden daarin een teeken ten goede te zien, namelijk dat God hen de poort van alle goed had geopend. De verstandigen onder het volk zagen daarin echter een oordeel Gods, dat de veiligheid en zekerheid des tempels zou vernietigd worden. Dat de poorten voor den vijand zouden open gaan, waarop verwoesting zou volgen.

5. Een ander teeken dat we nu gaan beschrijven, was wel één van de bijzonderste teekenen die God uit den hemel gaf, en was een bevestiging van Jezus’ woord dat Jeruzalem door heirlegers zou omsingeld en verwoest worden.

Het was de 21ste dag van de maand Mei. Voor dat de zon des avonds onderging, zag men in het gansche land heirwagens en groote heirlegers door de lucht over de stad Jeruzalem heentrekken. Wel wordt beweerd, dat zelfs het gekletter der wapenen werd gehoord. Dat dit voor de vijanden van Christus onvoorziens voorbij ging, is te begrijpen. Het was echter een aanwijzend teeken voor de Christenen om de bloedstad te verlaten.

6. Zoo geschiedde het ook dat de priesters, op den dag van Pinksteren, in den binnensten tempel waren gegaan om hun godsdienstige plechtigheden te verrichten, dat God duidelijk met hoorbare stem sprak.

Terwijl ze bezig waren hun werk te verrichten werd eenig geruisch en gekraak, en daarna schielijk een stem gehoord: “Laat Ons van hier gaan.” De Heere sprak reeds door Jesaja: “Wee hunner, als Ik van hen geweken zal zijn.”

7. Zeer wonderlijk was ook het volgende: Een zeker landbouwer, bij den naam van Jezus, zoon van Ananus, was ook met het Loofhuttenfeest in de stad Jeruzalem. Het was vier jaren voor den oorlog en de stad was nog in rust. Onverwachts begon deze landbouwer echter zeer beroerd te worden en begon in den tempel met luidde stem te roepen: “Een stem uit het Oosten, een stem uit het Westen, een stem van de vier winden; een stem tegen Jeruzalem en den tempel, een stem tegen de nieuwgetrouwde mannen en vrouwen, een stem tegen dit geheele volk!” Aldus dag en nacht roepende, ging hij al de straten en wijken der stad op en neer.

Eenige voorname mannen, dit niet gaarne hoorende, hebben hem toen zeer pijnlijk doen geeselen. Met geduld onderging hij deze geeseling en dreigde hen niet; maar ging daarna steeds voort met roepen.

De Romeinen hebben hem ook met roeden tot op het gebeente geslagen. Zonder om verlossing te bidden en eenige traan te storten, onderging hij dat alles, met klagelijke stem roepende: “Wee! wee u Jeruzalem!”

Op de vragen, waarom hij zoo riep, gaf hij geen antwoord. Zoo ging hij voort om enkele jaren het wee over Jeruzalem uit te roepen.

Ten laatste werd Jeruzalem belegerd. Toen is het gebeurd dat deze ellendige rondom de muren van de stad ging en nogmaals het wee over land en stad uitriep. Ten laatste riep hij: “Wee, ook over mij!” Dit zeggende werd hij door een steen uit een schietgevaarte geraakt, en werd zijn ziel van het lichaam gescheiden door den dood.

Ziende op hetgeen hun Heere had voorspeld en acht gevende op zoovele teekenen die heenwezen op de vervulling van Jezus woorden, zoo verlieten de ware Christenen de bloedstad Jeruzalem die onder het oordeel Gods voor de tweede maal besloten lag, en tot verwoesting zou worden overgegeven.

Waar gingen die Christenen dan heen? Ze waren uitgeweken naar het stadje Pella, gelegen in het Overjordaansche. Volgens het zeggen van Plinius was deze plaats gelegen aan een zeer “waterrijken oord, slechts zes Roomsche mijlen van Jabes in Gilead.” Ook zegt de geschiedenis, dat de Christenen een bijzondere aanwijzing hadden van hun Heere om derwaarts te gaan. Hoe groot de onderscheiding! Dat naar Gods eeuwig welbehagen, om Jezus wil. De verheerlijkte Immanuël wilde Zijn dierbare volgelingen niet door het rechterlijke oordeel Gods getroffen hebben. Dat was voor de verstokte Joden. In rust en aangename vrede mocht de gemeente van Jeruzalem te Pella verkeeren, terwijl het oorlogszwaard op vreeselijke wijze rondging in het Joodsche land. God werd daar grootgemaakt en Zijn lof bezongen.

Pella was ook de naam van de nederzetting die Ds. Scholte in 1847 met ongeveer 350 Afgescheidenen in de prairiën van Iowa, Noord-Amerika, stichtte.

Het was onder de regeering van den wreeden keizer Nero, dat de strijd in het Joodsche laad begon. Gedurende dien oorlog stierf deze vorst en werd opgevolgd door Vespasianus. Deze Vespasianus was met een geducht leger het Joodsche land binnengerukt, maar nu tot keizer uitgeroepen, liet hij de voortzetting van dien oorlog over aan zijn zoon Titus. Niet lang duurde het meer of de stad Jeruzalem was omsingeld.

De verdeeldheid in de stad was groot en de grootste gruwelen werden daarin bedreven. Het lust ons niet alles breedvoerig te vermelden. Toch een en ander er van: De lijken lagen overal onbegraven op de straten en werden door de honden gegeten. Honderde Joden werden aan kruisen buiten de stad opgehangen. Het was een vreeselijk gezicht! Titus wilde de stad tot overgave dwingen, maar daar dachten de Joden niet aan. Ze werden geheel aan blindheid en verharding overgegeven. Dat was een oordeel bij het oordeel. De ellende steeg met den dag.

Zeker schrijver zegt het volgende: “Alle liefde week: ouders rukten hunne kinderen en deze hunnen ouders de spijs uit den mond. Men at schoenen, gordels en de meest onnatuurlijke dingen. Eene aanzienlijke vrouw slachtte in den waanzin des hongers haar eigen kind, braadde het en verslond het half. Door den reuk uitgelokt, dringen de overal roovende oproerlingen het huis binnen en dreigen de vrouw terstond te dooden, indien zij hun de spijze niet overgeeft. Daar wijst zij hun de overblijfsels van haar kind en zegt tot de van schrik bevangen roovers: “Eet nu! het is mijn zoon en mijn bedrijf. Eet, ik heb er ook van gegeten. Weest niet weekelijker dan eene vrouw, niet barmhartiger dan eene moeder.” Vol ontzetting gingen zij heen, en toen deze gruweldaad in het leger van Titus bekend werd, riep hij de goden tot getuigen, dat hij aan zulk een gruwel onschuldig was en tevergeefs herhaalde keeren den vrede aangeboden had.”

Ontzettend werd de toestand in de stad. “Duizenden stierven van honger, de straten waren met lijken gevuld, en reeds in den eersten tijd der belegering waren er ééne poort 150,000 lijken uitgedragen; later wierp men ze vanwege den stank over den muur in de dalen naar beneden.”

Eindelijk kwamen de Romeinen de stad binnen, en hoewel eerst teruggedreven door de woedende Joden, kregen ze echter daarna in bloedige gevechten de overhand. De Romeinsche horden waren niet meer te keeren.

Titus wilde den tempel sparen en gaf daartoe zijn bevelen. Jezus’ woord zou echter bestaan, en niet dat van Titus. De geschiedenis zegt, dat hij streng bevel had gegeven, dit kostbaar gebouw als een sieraad des rijks te sparen. Toen de vechtende Romeinen, woedend door den bitteren tegenstand der Joden, den tempel verder binnendrongen, neemt een soldaat een brandend stuk hout uit de voorhoven en slingert het door het gouden tempelvenster. Niet lang duurt het of het tempelgebouw staat in lichte laai. Overal breken de vlammen uit. Titus wil den brand gebluscht hebben, maar de woedende krijgers hooren zijn bevelen niet meer. Vele Joden hadden een schuilplaats gezocht in den tempel als hun heiligdom en meenden daarin veilig te zijn. Toen de vlammen er uitsloegen meenden ze dat hun verwachtte Messias zou komen om hen te verlossen. Teleurgestelde inbeelding! Ze hadden hun ware Messias verworpen en nu verheerlijkt in den hemel, nam Hij vreeselijk wraak. De tijd der genade was voorbij. Het oordeel Gods was volkomen. Titus sprak ook tot smeekende priesters: “De tijd der genade is voorbij!” Duizenden kwamen om in de vlammen. “Alleen op der omringende gaanderijen waren 6,000 vrouwen en kinderen gevlucht, welke allen in de vlammen jammerlijk omkwamen.”

Velen vluchten in onderaardsche gangen, waarin ze een bitteren dood stierven maar waarvan enkelen de verwoesting der stad overleefden.

In de eenmaal zoo schoone stad was het een zee van vuur over een zee van bloed. Toen het vuur was uitgewoed, werd de stad met den grond gelijk gemaakt. Joesphus schrijft over een getal van 97,000 gevangenen die als slaven werden verkocht of voor de wilde dieren geworpen. Meer dan 1,100,000 kwamen er bij de belegering om.

Titus keerde toen als overwinnaar naar Rome terug, waar hem een feestelijke ontvangst wachtte. Ter zijner eere werd een triomfboog opgericht. Deze veldheer werd door God gebruikt om het oordeel Gods over de bloedstad te voltrekken. Zeer lankmoedig handelde hij echter met de oproerlingen, en staat hij bekend als een barmhartig en goedig man.

Met de verwoesting van Jeruzalem was deiJoden kerk- en burgerstaat gesloopt geworden. Reeds vele eeuwen zwerven de Joden als ballingen over de aarde. Nog altijd vervolgt hen de vloek en wordt vervuld: “Zijn bloed kome over ons en onze kinderen!” Het woord van Paulus zal echter vervulling verkrijgen: “Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, tot de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzoo zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jacob,” Rom. 11:25 en 26.

Het oordeel Gods, dat op vreeselijke wijze, over de bloedstad Jeruzalem werd voltrokken, wijst heen naar het oordeel Gods aan het eind der eeuwen.

Volgens de H. Schrift zullen aan dat eindoordeel ook bijzondere teekenen voorafgaan. De inwoners der aarde zullen het niet ongewaarschuwd tegemoet gaan. God zal wonderen en teekenen geven in den hemel en op de aarde. Er zal verharding en ontzettende goddeloosheid zijn onder het menschdom. De vijanden zullen trachten de Heilige Stad te omsingelen en Gods Kerk uit te roeien. Dan zal Jezus’ woord in vervulling gaan Matth. 24:29, 30 en 31: “En terstond na de verdrukking dier dagen, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden. En alsdan zal in den hemel verschijnen het teeken van den Zoon des menschen; en dan zullen al de geslachten der aarde weenen, en zullen den Zoon des menschen zien, komende op de wolken des hemels, met groote kracht en heerlijkheid. En Hij zal Zijne engelen uitzenden met eene bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijne uitverkorenen bijeen vergaderen uit de vier winden, van het eene uiterste deihemelen tot het andere uiterste derzelve.”

Dat wij verwaardigd mogen worden met ernst acht te geven op het woord van Christus: “Daarom, zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des menschen komen.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1949

The Banner of Truth | 16 Pagina's

KERKGESCHIEDENIS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1949

The Banner of Truth | 16 Pagina's