Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

THOMAS WAS NIET BIJ DE DISCIPELEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

THOMAS WAS NIET BIJ DE DISCIPELEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“En Thomas, een van de twaalven, gezegd Didymus, was met hen niet, toen Jezus daar kwam.” —Joh. 20:24.

THOMAS, de discipel van Jezus, die maar niet kon gelooven dat de Heere Jezus uit het graf verrezen was, is wel een van de meest bekende van Jezus discipelen.

Wij kennen hem ook onder de naam Didymus, waarschijnlijk een Grieksche vertaling van den naam Thomas. En de naam heeft de beteekenis van tweeling broeder. Wie de tweeling broeder van Thomas was, is ons niet bekend.

Maar mijn waarde lezer, wat zal het toch een weldaad van den Hemel wezen, zoo wij geeste-lijk eens een tweeling broeder van dezen discipel waren.

Want al schimpen velen op de ongeloovige Thomas, en al is het juichende Christendom van deze dagen vol van geloof inplaats van de bestrijdingen des ongeloofs, vergeet niet, Thomas was een kind van God. Thomas was van eeuwig-heid gekend, hij was een voorwerp van het eeuwig welbehagen Gods.

Thomas was een discipel des Heeren, die met innige liefde aan den Heere verbonden was. En ook de discipelen, de broeders des geloofs, had hij lief.

Maar nu op het oogenblik, waar onze tekst van spreekt, gevoelt hij zich niet thuis in den kring van de discipelen. Hij was liever alleen. Jezus was weg, gestorven aan het kruis, en nu is hij tot in het diepst van zijn ziel bedroefd. Twijfel had zich van hem meester gemaakt. Bange twijfel.

Weet gij wat er gaande is met dezen discipel? Hij zit in de strikken van het ongeloof. Hij heeft het reeds vernomen van de andere discipelen dat de Heere Jezus zich aan hen had ge-openbaard, maar Thomas kon het niet gelooven.

Hoor hem spreken tot hen: “Indien ik in Zijne handen niet zie het teeken der nagelen, en mij-nen vinger steek in het teeken der nagelen, en steek mijne hand in Zijne zijde, ik zal geenszins gelooven.” Thomas moet zien en tasten eer hij gelooven kan. Mogelijk zult gij zeggen, wat is die Thomas voorzichtig; zeker hij is voorzichtig, maar, het is ongeloof.

Toch mogen wij met vrijmoedigheid schrijven, dat deze discipel niet in den »taat des ongeloofs was. In den staat des ongeloofs liggen wij alien van nature, in ons verbondshoofd Adam. Uit dien staat worden Gods kinderen verlost, en uit dien staat des ongeloofs was ook Thomas verlost.

Ja, in de levendmaking van den zondaar, plant de Heere het geloof in het hart van Zijn volk. En wat een zaligheid, dat geloof sterft nimmer; maar het ongeloof bindt toch den strijd aan in het harte van Gods kinderen. En in den stand van het genadeleven heeft Gods volk veel strijd, door de aanvallen van het ongeloof.

Gods volk kan het niet altijd gelooven. Met een Thomas gaan ze veel in het duister, ze kun-nen het niet vasthouden, het wordt zoo bestre-den.

Neen, ze kunnen het niet ontkennen, dat ze wel eens op den weg des levens mochten geloo-ven. Dat het voor hen werd een onmogelijke zaak van zaligworden, en dat Christus aan hun ziel werd geopenbaard. Ze hebben het toen blij-moedig uitgeroepen: “Ik zal nooit meer twijfe-len.” Maar dan ontmoeten wij ze weer zuchtende: “Ik kom als een huichelaar openbaar,” ze kunnen met de anderen niet mee, die daar zoo kunnen spreken van heerlijke ontmoetingen van Jezus.

Och, bij tijden komt alles in twijfel, zullen ze alles niet gestolen hebben? Zie ze daar gaan in de eenzaamheid, ze hebben de discipelen ver-laten.

Wonderlijk volk, anderen zoo een heerlijk Paaschfeest gehad, heerlijke Avondmaalstijd, maar zij zijn als een gevangene.

Sla nog een blik op de bestreden ziel, door Gods genade hebben ze het ervaren dat de ziel zondaar voor God geworden is, ze hebben het ge-zien dat ze buiten God liggen, dood in zonden en misdaden. En door ontdekkende genade plaats gemaakt voor den Heere Jezus, en te ervaren Zijn Profetische bediening, en geen oog te hebben voor Zijn Priesterlijke bediening. Dan komt het ongeloof met al zijn kracht op de ziel aan, en ze gaan de discipelen van Jezus verlaten.

Thomas was niet bij de discipelen, zij kunnen hem toch niet troosten. Zijn hoop is weg. Be-droefd en bestreden zit Thomas daar, moedeloos in de eenzaamheid. Hij had de weg zoo anders voorgesteld. Nooit had hij kunnen denken, dat Christus den dood in zal gaan. Is dat nu Gods weg, den dood in?

Zijn er ook nog onder de lezers, die daar be-vindelijk kennis aanhebben?

Het Paaschfeest is voorbij, en het is u als Thomas, in moedeloosheid zit gij ter neder. Er zijn kinderen Gods die rijk hebben mogen getui-gen, maar voor u is het twijfel en ongeloof. De benauwdheid is zoo groot, de duivel loert op hen.

Maar toch was Thomas niet op zijn plaats, hij hoorde bij de discipelen. Het was ongeloovig handelen van Thomas. Hij hoorde niet in de eenzaamheid.

Zie daar, Jezus kwam tot Zijn discipelen, en ze waren bij een, alleen Thomas had hen verlaten. Ook zij hadden geen licht in het werk van den Heere Jezus. Ze zaten met gesloten deuren om de vreeze der Joden. En zie, daar kwam Jezus en stond in hun midden, en zeide tot hen: “Vrede zij ulieden.” De gesloten deuren konden Hem niet tegenhouden. Met hun oogen hebben ze Hem gezien, en door het geloof hebben zij Hem omhelsd.

O Thomas, wat hebt gij u schade berokkend door deze moedwillige onttrekking, was hij toch gebleven bij de discipelen; dan had hij ook den Heere Jezus gezien.

Treurende Sionskinderen, wat kan de droef-heid groot wezen, wat kan de lust soms groot wezen te midden van den strijd van ongeloof, om als een kluizenaar te gaan leven. Maar ik roep u toe, geef het satan. niet gewonnen, maar voeg u bij Gods lieve volk. Begeef u onder het woord Gods, en zoek toch ondanks al de ellende Gods volk op.

Ongeloof is zoo een groot kwaad voor Gods kinderen. En nu moest Thomas eerst weer tot de Kerk terug, om de Christus te ontmoeten. Acht dagen lang heeft Thomas het volgehouden, en bedrukte lezer hoelang hebt gij het reeds volgehouden? Hij is nog niet verlost van zijn ongeloof, maar toch heeft Thomas zich in den weg der middelen, bij de discipelen geplaatst. Thomas had de Kerk verlaten, maar de Heere hield hem vast, in Zijn onveranderlijke liefde.

Daar staat de Heere Jezus weer in hun midden, wat zal dat voor de jongeren een blijdschap geweest zijn. Dan komt het Woord Gods tot Thomas: “Wees niet ongeloovig, maar geloovig.” Was dit een bestraffing van het ongeloof? Zeker lezers, Thomas komt er schuldig uit. Maar wonder van genade, de Heere had ook tot Thomas gesproken: “Vrede zij ulieden.” Wat een heerlijk woord, vrede van eeuwigheid voor Zijn volk. En die vredegroet ging voor de bestraffing, de Heere had voor hem gebeden. Het was gegrond op de eeuwige liefde, dat de Heere Jezus hem opzocht, en betoonde de Alwetende te zijn, daar Hij zeide: “Breng uw vinger hier, en zie Mijne handen, en breng uwe hand en steek ze in mijne zijde.”

Maar nog meer geliefde lezers, de Heere wilde Thomas brengen tot de voile erkenning en de bevestiging des geloofs. Daar gaat Thomas jube-len: “Mijn Heere en Mijn God.”

Zalige bediening, hoe klaar mag Thomas daar uitkomen in het mijnen des geloofs. Vrije genade alleen, heerlijke wetenschap, deel te hebben aan Christus. Hoe velen moeten het missen, het mijnen des geloofs, van Gods Kerk. Ach, velen mijnen wel, maar hebben niet den waren grond; het is gegrond op gemoedstoestanden. Maar Thomas mocht het doen op ware gronden; och, dat wij eens jaloersch mochten zijn op de wetenschap die Thomas mocht kennen. En toch kreeg Thomas nog een Goddelijke les. Jezus sprak tot hem: “Omdat gij Mij gezien hebt Thomas hebt gij geloofd”: zalig zijn zij de niet zullen gezien hebben en nochthans zullen geloof hebben.” Groot de weldaad voor Thomas, en toch moet hij in de diepte . . .

Volk van God, zet uw hart niet op uwe er-varingen, maar dat het zijn mocht Christus alleen. Wat worden er vele groote Christenen met hun ervaring, maar genade brengt Gods volk in de diepte. En de Heere mocht geven dat door de verkondiging van het Woord Gods, ook in onze gemeenten, velen mogen gelooven, zonder het lichaamlijk zien van den Heere Jezus. Zuchtende zielen geef de moed niet op. Nogmaals, voeg u onder het Woord van God. De Heere verwerpt Zijn volk niet, ondanks de droeve gestalten van ongeloof. Houd moed in al uw zielsverdriet, uw heilzon is aan het dagen.

Onbekeerde medereizigers, de Heere trekt de groote scheidslijn door het leven. En nu staan wij of aan de eene of aan de andere kant van die scheidslijn. Het is voor of tegen Jezus, bin-nen of buiten, een tusschen weg is er niet.

Jong en oud, vraag toch veel om door genade Christus te mogen zien door het geloof. Maar daarvoor is noodig dat ge zondaar voor God wordt, het geloof is een gave Gods.

Onderzoeken wij ons dan toch nauw, ja zeer nauw.

Haast u, o zondaar, eer het eeuwig verderf u overkome! Amen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1950

The Banner of Truth | 16 Pagina's

THOMAS WAS NIET BIJ DE DISCIPELEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1950

The Banner of Truth | 16 Pagina's