Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET PINKSTERWONDER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET PINKSTERWONDER

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

“En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest.” — Handelingen 2 vers 4a.

PINKSTEREN was een van de drie groote feesten in Israel. Het was een oogstfeest. Het feest der eerstelingen, ook het feest der weken genoemd. (Exodus 34)

Pinksteren beteekent: “vijftigste” en het Pinksterfeest werd den 50sten dag gehouden na Paschen. Maar Israel gedacht dan ook de wetgeving op Sinai, dat was toch de plaats waar het volk zich legerde den 50sten dag na de uittocht uit Egypte.

En zoo viel ook de uitstorting van den Heilige Geest samen, met het Oud Testamentisch Pinksterfeest. En in deze opmerking ligt menige schoone leering verbonden. Deze leiding der Goddelijke voorzienigheid wijst op de eenheid van Gods Kerk, in het oude, en de nieuwe bedeeling.

De vruchten des velds waren ingezameld, nu werd geacht het gebruik, het genot van de voedzame vruchten te beginnen. Tot teeken hiervan moest Israel den Heere naar Leviticus 23 op het Pinksterfeest twee eerstelingsbrooden wijden, die in strijd met den gewonen regel in Israels offerdienst, naar het uitdrukkelijk bevel van God, gedeesemd, gezuurd, moesten gebakken worden en die, om daarmede nog duidelijker te doen uitkomen, dat het dagelijksch gebruik van den oogst door Israel in de twee brooden den Heere werd toegewijd, onmiddelijk uit Israels woningen den Heere moesten worden toegebracht Zoo was het Pinksterfeest het feest der eerstelingen, waarop de volle oogst verwacht werd.

Och hoe groot zal deze dag ons worden, indien ook wij van de Heere geoogst mochten worden. Doch het schijnt wel of de Geest van Gods kerk geweken is. Over de kerk is uitgegoten een geest des diepen slaaps, en daar is geen plaats voor het Pinksterfeest, of de Heere moet zelf plaats komen te maken.

En toch Pinksterfeest brengt ons bij de dag van Gods eeuwige vrijmachtige bediening: “En zij werden allen vervuld met den Heilige Geest.” Maar dat is niet voor alle menschen, het is alleen voor de uitverkorenen. Wij zijn in Adamsval verloren, wij hebben de geest der hel in ons, zonder God in de wereld, en verstaan niets van dat heilgeheim. Maar wonder voor de uitverkorenen van eeuwigheid, ja voor dat volk, de Derde persoon in het aanbiddelijk, volzalig Wezen Gods, is neder gekomen. Hij heeft Zijn volk gemaakt een tempel des levende Gods.

Van eeuwigheid ligt dat voor Gods volk vast in Christus. Daar Hij zich in de sluiting van het Verbond der genade Zich bij den Vader voor haar ten Borg stelde en Zich verbond met de heerlijke verbintenis, om al haar schuld te betalen, maar ook den Vader weer te geven. Daarom mocht Gols volk eens wonderen over de zaligheid, en de verzegeling van die zaligheid, die vastligt van eeuwigheid. Neen uw grond ligt niet in onze gestalten, in onze beschouwingen over het Pinksterfeest, maar het ligt in het eeuwig welbehagen, tot verheerlijking van de deugden des Vaders.

O, wat vernemen wij toch weinig van die grond der zaligheid in deze dagen van groot verval. Ze roemen wel, en getuigen, en kunnen zoo mooi praten over die Pinksterdag, en gemoedelijke eendracht wordt Pinksterzegen genoemd, maar ach van de ware grond is men vijandig. En waarom? Omdat wij er dan met al onze godsdienst aan moeten, met al dat zelfgemaakte Pinkstervuur zonder de ware grond.

De grond ligt in het welbehagen des Vaders, en dat Verbond, dat het Verbondshoofd Christus voor Gods volk met den Vader kwam te sluiten.

En alleen op deze grond kan het waarlijk feest worden voor de ziel. En Gods Zoon is nedergekomen op de aarde, die geen zonde gekend noch gedaan heeft. Wonder van Gods eeuwige liefde, Hij betaalde de schuld volkomen. En de kerk die ook verdoemelijk voor God lag, zijn met God verzoend en in de gemeenschap Gods teruggebracht. En gelijkerwijs nu Christus uit de dooden opgewekt is, is Gods volk opgewekt. Hij opgenomen in den hemel, en zij met Hem in den hemel gezet. Het is alles in Christus volk van God. Het plaatsbekledende werk van de Heere Jezus was noodzakelijk, anders kon het nooit geen Pinksterfeest worden. O mocht gij het verstaan, het is noodzakelijk dat wij Christuskennes hebben, om het heilgeheim van Pinksteren te verstaan. Eerst moest Christus in wien al Gods volk gerekend werden, onze menschelijke natuur vrij van schuld en zonde in den hemel brengen, eer dat de Heilige Geest uit den hemel kon nederdalen, om in de harten van de uitverkorenen te wonen.

Wie zal dat wonder kunnen vatten? Doemschuldigen is de zaligheid vermaakt. God maakt Zich het hart van den gevallen mensch tot Zijn woning.

Neen, de mensch kan geen Pinksteren maken. Wij zullen eerst in het paradijs moeten komen. Wij zullen zondaar voor God moeten worden. Gelukkig de mensch, die een oogenblik krijgt op de aarde, dat hij niet meer verder kan, hij is God kwijt. Dan wordt hij het gewaar, vervuld met zonde en schuld en doemwaardigheid.

De Heilige Geest overtuig van zonde, gerechtigheid en oordeel. De mensch krijgt met Gods recht te doen. O, wat wordt de zonde dan groot, en wat wordt het dan bang op de aarde. Vraag het die arme zuchters, als gij ze nog kan vinden in deze donkere dagen van Pinksteren 1953, en gij zult het vernemen, dat de aarde en de hemel alles tegen hun getuigt. Voor de kinderen Gods op de Pinksterdag was het mogelijk dat ze vervuld waren met de Heilige Geest, maar voor hen is het onmogelijk. Alles moet er aan, het wordt gansch verloren, en geen uitzicht. Zeker ze willen zich wel verbeteren, maar het wordt steeds slechter, en ze moeten sterven, en kunnen niet sterven. En daar is de kreet, is er dan nog een weg der ontkoming? Dat is het kenmerk van het waarachtige Gods werk. Maar toch zelf kunnen deze zielen niet komen tot de grond van het Pinksterfeest. Nooit lezers, verlaat toch niet de grondslag van Gods Woord. O, de bedriegelijke leeraars in deze dagen, die de zielen met een historisch geloof dwingen om tot Jezus te gaan, en te gaan roemen in het Pinksterwonder. Ik vraag u, hoe zal een arme zondaar tot Christus komen, hoe zal een ellendige zondaar tot de weldaad van Pinksteren komen? Het moet hem gegeven worden, het is een vrije Gods daad. Bedrieg u toch niet, en bedrogen volk, dat uw oogen toch eens open mochten gaan. Het zal toch wat wezen voor mij als ik in deze Meditatie, die de naam heeft van “Banier der Waarheid,” een valsche grond zal voorhouden.

Maar wat is nu een kenmerk van het ware leven? Als het recht Gods op hun zielen wordt gebonden, ze kunnen niet terug, o die honger naar Christus.

En nu heeft Gods kerk de bediening des Heilige Geestes van noode, anders komen ze niet tot de vrijheid van de Pinkster zegen. Laten wij dat niet vergeten, dat er standen zijn in de genade. Velen roemen van de vrijheid der vulling des Geestes, maar de gronden worden gemist. Wat leven wij in dagen van doorvloeingen, zonder waarlijk Gods werk. Hoe velen van Gods kerk blijven onder de wet verbonden. Och dat gij staan mocht naar de zekerheid van Gods Kerk in Christus.

De Heilige Geest maakt vrij van de wet; de wet is in den dood van Christus van haar vloek ontwapend en de uitverkorenen zijn in Hem opgewekt uit de dood, ja met Hem gezet in den hemel. En wat ze n in Christus hebben, moet worden toegepast. Dus voor het Pinksterwonder moet plaats gemaakt worden, ook voor Gods Kerk, en dat gaat in een weg van afsnijding, in de weg van omkomen. En de Heilige Geest vervult in de harten al de beloften, die in Christus Jezus ja en amen zijn.

Maar zoo hoor ik een zuchtende ziel zeggen, hoe kan ik daar nu komen?

Kom laten wij eens nagaan hoe de dicipelen dat kregen. Dat ging maar niet van zelf hoor. In deze dagen zijn de menschen in eens bekeerd, en even later hoor je ze zijn ook reeds in het Vader hart teruggebracht. O, laten wij toch voorzichtig wezen, wat is er veel gemoedelijk, en geestelijke dieven in deze dagen. De dicipelen waren eendrachtig volhardende in het bidden en smeeken. Dus die menschen moeten er om roepen. O, zuchtende zielen geboden onder de wet, dat gij om die vervulling nog eens zuchten mocht. Zij hadden de belofte van de uitstorting des Heilige Geestes ontvangen, en waren nu met de belofte werkzaam aan de troon der genade. Ze kwamen op de grond hoor met alles dat ze hadden. Wat zal het een weldaad wezen dat wij eens allen op de grond mochten komen, roepende om de vrijheid in Christus. O dan moet er waarlijk gemis komen, dan wordt het een aanhouden aan de troon der genade. Wat kunnen wij toch met de belofte groot worden in ons zelf, bekeerde menschen, en springen over de stukken heen.

En juist dat uit het gemis roepen tot God, dat gaf de eendracht van de kerk. De eendracht onder Gods volk is verzoek, wat een hoogheden, wat een grootheden. Maar in de weg van vernedering worden wij vervuld met de Heilige Geest.

En dan is de liefde er van zelf, en dan kan de Kerk elkander niet missen. Maar wanneer is dat voor het laatst geweest kinderen Gods? Moet gij het niet klagen met de kerk uit de oude rijm: “Uwes volks dat Gij hebt verworven rein, Gedenk toch eens, en Uw erfdeel bevrijdet. Gedenk den berg Sion, die nu met angst lijdet. Dien Gij verlost en gekocht hebt alleen.”

En zij werden vervuld met den Heiligen Geest. Daar was een weg aan verbonden voor de Kerk op de eerste Pinksterdag, en daar moet een weg voor gemaakt worden, voor een ieder, als het wel met ons is. Waar een mensch vervuld is, met wijsheid en kracht en vromigheid des vleesches, daar is geen plaats voor dat Pinkster wonder. De vervulling van dat wonder, gaat altijd door het onmogelijke heen. Hoe dikwijls moeten ze niet uitroepen, zal mijn werk wel oprecht zijn? O, wat een droefheid, ziende op hun zonden, dan is het in de strijd, of het allemaal bedrog is. Het kan geen Pinksteren worden, het is alles schuld. Maar zie, door het onmogelijke heen heeft de Heere Zijn beloften vervuld. O, verslagen volk die zelfde God is er nog hoor, en de Heere mocht schenken die weldaad aan Zijn zuchtende Kerk. En toch hoe weinigen van Gods volk kan in de bewustheid Pinksteren vieren. Zeker er kan een toevallen wezen voor het recht, en het is een weldaad. Enkelen van Gods volk mogen het weten, van een verloren gaan onder het recht, en het is een groote weldaad. Maar nu is er nog een weldaad, n.l. de aanneming tot kinderen. Deze weldaad is van de rechtvaardigmaking onderscheiden, daar het een Vaderlijke daad is, hoewel geheel op de rechtvaardigmaking rustend. Dat is nu de werking van God den Heilige Geest, het vervuld worden van de Pinksterbediening.

Wat vernemen wij dat toch weinig in waarheid, die het doorleefden, dat de Geest hen geschonken werd, die hen in Christus leven doet, en een vrijmoedige toegang geeft tot den Vader. Met hun bekeering en rechtvaardigmaking, kunnen ze het niet doen, als het Pinksterfeest wordt. Doch de schenking van de Heilige Geest stelt hun in staat om de grond en openbaring van het Pinksterfeest te beleven. Hoe donker dat de tijden dan ook zijn, ondanks de grootheid van de breuk in Gods kerk, de Heere is de Machtige. Dan wordt God den Vader en den Zoon, maar ook de Heilige Geest gekend, en de zalige rust in Gods drieëenig verkregen.

Mijn onbekeerden medereizigers wat beleven wij bange tijden. De toestand is zoo bang. Zal de Heere ook de gemeenten in Amerika gaan verlaten?

O, dat gij onbekeerden eens weenende gevonden mocht worden, zuchtende tot den Heere. Weet het toch, de genade deur staat nog open. Dat de Heere nog eens wonderen mocht doen ook onder jongens onder de wapenen. Jong en oud, zeer ernstige is de waarschuwing: Onderzoek u zelven nauw, ja zeer nauw.

Onverzoend God te ontmoeten, vervult met vijandschap tegen de leer van vrije genade. Dan zult gij hooren: “Toen Ik geroepen heb, hebt gijlieden geweigerd. Nu zal Ik spotten in uw verderf en lachen als uw vreeze komt.” Het is nog het heden der genade, wie weet God mocht het wenden.

Houdt moed zuchtende zielen, de tijd is nabij. Pinksteren heeft een aparte boodschap voor de zuchtende zielen, en brengt ons de heilmare, dat de Helige Geest uitgestort is in de harten van Gods Kerk, om in eeuwigheid bij haar te blijven. Dus is het mogelijk, dat de schijndoode weer opstaat, en dat zij aangegord wordt met nieuwe krachten. Dus dan is het mogelijk, dat Gods Kerk weer een strijdbaar held wordt, die kloeke daden doet in de mogenheid des Heeren. Och dat wij nog eens zuchten mochten kinderen Gods in Oost en West van Amerika. Dat de Heere het nog eens waar mocht maken, dan zal de eendracht komen. Anders is het er niet, dan is het namaak. Och dat de schuld nog eens waarlijk ons in de diepte en laagte mocht brengen, dan is er plaats voor Gods Geest. En dan zal het wonder gezien worden: en zij werden allen vervuld met den Heilige Geest. En de vrucht des Geestes is: liefde, blijdschap en vrede.

O, dat zijn liefste tot zijnen hof kwame, en ate zijne edele vruchten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1953

The Banner of Truth | 16 Pagina's

HET PINKSTERWONDER

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1953

The Banner of Truth | 16 Pagina's